Het portaal van de sociale zekerheid gebruikt cookies om de site gebruiksvriendelijker te maken.

Meer weten × Doorgaan

Vers le contenu de cette page

Tussentijdse instructies - 2024/1

Inhoud

Flexi-jobs - opt-in en opt-out

(26/04/2024)

Voor de sectoren die in de programmawet van 22 december 2023 het voorwerp hebben uitgemaakt van een uitbreiding van het systeem, kunnen de sociale partners er later voor opteren om de flexi-jobs volledig of gedeeltelijk niet meer toe te staan (opt-out).

In alle andere sectoren die vandaag niet onder het toepassingsgebied van de wet vallen en die onder de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en paritaire comités ressorteren, kunnen de sociale partners overeenkomen om de flexi-jobs alsnog geheel of gedeeltelijk toe te staan (opt-in) en deze vervolgens opnieuw geheel of gedeeltelijk niet meer toe te staan (opt-out).

De programmawet voorziet eveneens dat de toepassing van de flexiregeling kan worden toegelaten of uitgesloten voor:
   1° werknemers en werkgevers die ressorteren onder het PC voor de Vlaamse welzijns- en gezondheidssector (PC 331) met als hoofdactiviteit kinderopvang (NACE 88.91), evenals de openbare sector voor de werkgevers met als hoofdactiviteit kinderopvang (NACE 88.91);
   2° het officieel onderwijs en het gesubsidieerd personeel van het door de gemeenschap gesubsidieerd vrij onderwijs;
   3° de werknemers en de werkgevers uit de sport- en cultuursector, voor zover de werkgevers niet onder de wet van 5 december 1968 ressorteren en hun hoofdactiviteit beantwoordt aan de omschrijving van één van de NACE-codes onder categorie 93.1 of 90.

Vanaf 1 april 2024 hebben volgende sectoren gebruik gemaakt van de mogelijkheid om de flexi-job regeling toepasselijk te maken voor hun sector (opt-in):

  • Vlaamse welzijns- en gezondheidssector (PC 331) met als hoofdactiviteit kinderopvang (NACE 88.91)
    • het jaarlijks toegelaten totaal arbeidsvolume aan flexi-jobtewerkstelling bedraagt eveneens maximaal 20% van het totaal arbeidsvolume gepresteerd door alle werknemers bij de werkgever (beperking vanaf 1 juli 2024)
  • werkgevers die niet onder de wet van 5 december 1968 vallen met als hoofdactiviteit kinderopvang (NACE 88.91), gevestigd in Vlaanderen of afhangend van de Vlaamse gemeenschap en gevestigd in het Brussels Hoofdstedelijke Gewest
    • het jaarlijks toegelaten totaal arbeidsvolume aan flexi-jobtewerkstelling bedraagt eveneens maximaal 20% van het totaal arbeidsvolume gepresteerd door alle werknemers bij de werkgever (beperking vanaf 1 juli 2024)
  • het Departement Onderwijs en Vorming van de Vlaamse Gemeenschap, voor een tewerkstelling in
    • het officieel onderwijs ingericht of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap waarvan de hoofdactiviteit beantwoordt aan de omschrijving van één van volgende NACE-codes:

      NACE-codes

      • 85.101 - Gewoon kleuteronderwijs ingericht door de Gemeenschappen
      • 85.102 - Provinciaal gesubsidieerd gewoon kleuteronderwijs
      • 85.103 - Gemeentelijk gesubsidieerd gewoon kleuteronderwijs
      • 85.105 - Buitengewoon officieel kleuteronderwijs
      • 85.201 - Gewoon lager onderwijs ingericht door de Gemeenschappen
      • 85.202 - Provinciaal gesubsidieerd gewoon lager onderwijs
      • 85.203 - Gemeentelijk gesubsidieerd gewoon lager onderwijs
      • 85.205 - Buitengewoon officieel lager onderwijs
      • 85.311 - Gewoon algemeen secundair onderwijs ingericht door de Gemeenschappen
      • 85.312 - Provinciaal gesubsidieerd gewoon algemeen secundair onderwijs
      • 85.313 - Gemeentelijk gesubsidieerd gewoon algemeen secundair onderwijs
      • 85.321 - Gewoon technisch en beroepssecundair onderwijs ingericht door de Gemeenschappen
      • 85.322 - Provinciaal gesubsidieerd gewoon technisch en beroepssecundair onderwijs
      • 85.323 - Gemeentelijk gesubsidieerd gewoon technisch en beroepssecundair onderwijs
      • 85.325 - Buitengewoon officieel secundair onderwijs
      • 85.410 - Post-secundair niet-hoger onderwijs
      • 85.421 - Officieel hoger onderwijs
      • 85.591 - Onderwijs voor sociale promotie
      • 85.601 - Activiteiten van Centra voor Leerlingbegeleiding (C.L.B.) 
      • 85.609 - Overige onderwijsondersteunende dienstverlening (enkel de centrale, ondersteunende diensten van een onderwijsnet, -koepel of scholengroep)
    • het door de Vlaamse Gemeenschap gesubsidieerd vrij onderwijs, voor zover het functies betreft waarvoor gewoonlijk gesubsidieerd personeel, dat niet onder de wet van 5 december 1968 ressorteert, wordt ingezet en waarvan de hoofdactiviteit van de gesubsidieerde inrichting beantwoordt aan de omschrijving van één van volgende NACE-codes:

      NACE-codes

      • 85.104 - Vrij gesubsidieerd gewoon kleuteronderwijs
      • 85.106 - Vrij gesubsidieerd buitengewoon kleuteronderwijs
      • 85.204 - Vrij gesubsidieerd gewoon lager onderwijs
      • 85.206 - Vrij gesubsidieerd buitengewoon lager onderwijs
      • 85.314 - Vrij gesubsidieerd gewoon algemeen secundair onderwijs
      • 85.324 - Vrij gesubsidieerd gewoon technisch en beroepssecundair onderwijs
      • 85.326 - Vrij gesubsidieerd buitengewoon secundair onderwijs
      • 85.410 - Post-secundair niet-hoger onderwijs
      • 85.422 - Vrij gesubsidieerd hoger onderwijs
      • 85.591 - Onderwijs voor sociale promotie
      • 85.601 - Activiteiten van Centra voor Leerlingbegeleiding (C.L.B.) 
      • 85.609 - Overige onderwijsondersteunende dienstverlening (enkel de centrale, ondersteunende diensten van een onderwijsnet, -koepel of scholengroep)
  • de werknemers en de werkgevers uit de sport- en cultuursector, voor zover de werkgevers niet onder de wet van 5 december 1968 ressorteren en hun hoofdactiviteit beantwoordt aan de omschrijving van één van de NACE-codes 93.1 (sport) of 90 (Creatieve activiteiten, kunst en amusement), en gevestigd zijn in het Vlaams Gewest of afhangen van de Vlaamse Gemeenschap in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Vanaf 1 april 2024 hebben volgende sectoren gebruik gemaakt van de mogelijkheid om de flexi-job regeling geheel of gedeeltelijk op te schorten voor hun sector (opt-out):

  • het paritair comité voor de landbouw (PC 144)
  • het paritair comité voor het tuinbouwbedrijf (PC 145), met uitzondering van de subsector
    • aanleggen en onderhouden van parken en tuinen
    • aanleggen en onderhouden van parken en tuinen in eigen beheer wanneer de werklieden hoofdzakelijk tewerkgesteld zijn aan deze activiteiten
  • het paritair comité voor het beheer van gebouwen, de vastgoedmakelaars en de dienstboden (PC 323) voor wat betreft de dienstboden.

Een aangepast bestand ‘Toepassingsgebied flexi-jobs’ zal op het portaal gepubliceerd worden voor het 2de kwartaal 2024.

Prijzengeld betaalde sportbeoefenaars

(26/04/2024)

Prijzen die organisatoren toekennen aan betaalde sportbeoefenaars wegens het behalen van bepaalde individuele resultaten, worden uitgesloten uit het loonbegrip als aan volgende voorwaarden wordt voldaan (koninklijk besluit van 9 april 2024 - BS 19 april 2024):

  • het recht op de prijzen wordt uitsluitend door de organisator van de sportwedstrijd toegekend
  • de organisator draagt de volledige financiële last van de prijzen
  • de verdeling in functie van de individuele prestaties wordt vóór de aanvang van de wedstrijd door de organisator vastgelegd
  • de prijs wordt rechtstreeks aan de individuele sportbeoefenaar betaald door de organisator of
    • door een vereniging zonder winstuitkeringsdoel die de organisatie, de promotie en/of de verspreiding van sport tot doel heeft en enkel als tussenpersoon optreedt tussen de organisator en de sporter.

Het staat de individuele sporter vrij de prijzen nadien te delen met ploeggenoten of medewerkers van de ploeg.

De uitsluiting geldt enkel als de prijs niet verleend werd ter vervanging of ter omzetting van loon, premies, voordelen in natura of enig ander voordeel of een aanvulling hierbij, al dan niet bijdrageplichtig voor de sociale zekerheid.

 

Pilootproject flexi eGov 3.0

(10/04/2024)

eGov 3.0

De manier waarop de overheid vandaag gegevens verzamelt voor de sociale zekerheid, werd meer dan 20 jaar geleden geregeld om tegemoet te komen aan de noden van toen. Vandaag ziet onze maatschappij er anders uit, en dat vraagt om nieuwe oplossingen. In dit kader heeft de RSZ in samenwerking met andere socialezekerheidsinstellingen het project 'eGov 3.0' opgestart.

Het project formuleert antwoorden op:

  • de vraag om meer gebruiksvriendelijke en snellere systemen,
  • de veranderingen in traditionele begrippen waarmee de sociale zekerheid werkt – inkomen, statuut, arbeidstijd, gezinsvormen en huishoudens, ten laste zijn, en meer,
  • de sterke verhoging van de internationale mobiliteit van burgers,
  • de groeiende digitale kloof, en
  • de snelle technologische evolutie van de laatste jaren.

Een 'centrale datalaag' biedt een antwoord op veel van de noden die hierboven vermeld staan. Concreet streven we naar een digitale dienstverlening die gebaseerd is op de gegevens die nodig zijn om de socialezekerheidsrechten van een burger te regelen.

De datalaag wordt gevoed door werkgevers, hun dienstverleners en instellingen op alle niveaus

Pilootproject Flexi-jobs

Vanaf 1 januari 2024 zijn bezoldigingen van niet-gepensioneerde flexi-jobbers fiscaal vrijgesteld tot een plafondbedrag van 12.000,00 EUR per jaar. De flexi-jobber zal via mycareer.be een teller van zijn flexi-jobinkomsten kunnen consulteren om te checken of hij/zij het grensbedrag overschrijdt.

Die teller zal in 2024 worden gebaseerd op DmfA-gegevens. De driemaandelijkse DmfA wordt ingediend na afloop van het kwartaal in kwestie en loopt dus relatief ver achter op de feiten. Een flexiloon uitbetaald in januari wordt pas in april aangegeven in de DmfA.

Teneinde de teller sneller te laten aansluiten bij de realiteit zal de teller vanaf 1 januari 2025 worden gebaseerd op een nieuwe aangifte: de flexiloonaangifte. Deze flexiloonaangifte bevat (beperkte) informatie over de loonbrieven van de flexi-jobbers.

Deze nieuwe aangifte vormt een pilootproject van het grotere eGov 3.0-project. Het pilootproject vormt voorlopig het enige onderwerp van deze manier van aangeven.

De flexiloon-aangifte vervangt de bestaande Dimona- en DmfA-aangiftecircuits niet.

Er moet nog steeds een Dimona en DmfA worden ingediend voor de flexi-jobbers. De verdere evolutie van de DmfA zal worden onderzocht in de verdere uitwerking van het project 'eGov 3.0'.

Praktische modaliteiten

De flexiloon-aangifte betreft de loonbrieven van de gepensioneerde en de niet-gepensioneerde flexi-jobbers met betrekking tot het jaar 2025 en eventuele loonbrieven met regularisaties van vorige jaren die behoren tot het fiscale jaar 2025.

De aangifte wordt in principe verzonden uiterlijk 5 dagen na de creatie van elke loonbriefIndien in de loop van een kalendermaand meerdere loonbrieven worden gegenereerd, dan mogen deze loonbrieven worden verzonden op het einde van de maand. In de pilootfase moet er een afzonderlijk aangiftebestand per loonbrief worden verzonden.  Ze moeten worden aangegeven uiterlijk 5 dagen na de creatie van de laatste loonbrief die betrekking heeft op de kalendermaand in kwestie.

  • Bijvoorbeeld, voor een uitzendkracht wordt elke week een loonbrief gegenereerd. In de maand februari wordt een loonbrief gecreëerd op 7, 14, 21 en 28 februari 2025. De 4 loonbrieven voor de maand februari mogen worden verzonden op uiterlijk 5 maart 2025.

De gegevens kunnen worden verzonden via

  • een batchkanaal of
  • een webtoepassing op de portaalsite van de sociale zekerheid.

Het batchkanaal is eerder gericht op gebruik door grote verzenders, zoals sociale secretariaten, dienstverleners en grote werkgevers. De webtoepassing is eerder gericht op gebruik door kleine werkgevers.

Er bestaan drie types aangiften:

  • een originele aangifte waarmee een loonbrief voor de eerste keer wordt aangegeven bij de RSZ;
  • een wijzigende aangifte waarmee een eerder ingediende aangifte wordt aangepast;
  • een annulerende aangifte waarmee een eerder ingediende aangifte wordt verwijderd.

De wijzigende aangiften gebeuren volgens het principe 'annuleren en vervangen'.  Als een situatie wijzigt dan moet de volledige nieuwe situatie (inclusief de eventuele ongewijzigde elementen) worden aangegeven en niet enkel het verschil tussen de oude en de nieuwe situatie.

Een werkgever kan een mandataris aanstellen voor het indienen van de flexi-loonaangifte. Het mandaat voor de nieuwe aangifte wordt in Mahis gecombineerd met het mandaat voor de DmfA . Er moeten geen nieuwe procuraties voor bestaande mandaten worden opgesteld.


Begrippen en opbouw van de aangifte

De aangifte bestaat uit een aantal gegevensblokken met een aantal zones per blok. Bij de verdere uitbouw van de 'centrale datalaag' in het kader van het eGov 3.0-project, zullen de blokken bijkomende gegevens bevatten en zullen er extra blokken worden toegevoegd.

De 'Debiteur'

Zowel werkgevers als derde betalers zijn 'debiteuren'.

Een werkgever wordt steeds geïdentificeerd via zijn 'ondernemingsnummer' (KBO-nummer). Het RSZ-nummer mag niet meer worden gebruikt voor een werkgever. Echter, werkgevers met een voorlopig RSZ-nummer kunnen geen flexiloonaangifte indienen. Zodra ze definitief ingeschreven zijn in het RSZ-werkgeversrepertorium en dus definitief als werkgever gekend zijn bij de RSZ, dienen ze de eventuele loonbrieven gecreëerd in de periode vóór de definitieve inschrijving aan te geven via hun ondernemingsnummer.

Een derde betaler, zoals bijvoorbeeld een fonds voor bestaanszekerheid, wordt steeds geïdentificeerd door zijn 'RSZ-nummer'. Er mag geen ondernemingsnummer worden aangegeven voor een derde betaler (dat is voorbehouden voor de aangifte van het eigen personeel van de derde betaler). In de pilootfase zal het aantal derde betalers zeer beperkt zijn.

De 'Begunstigde'

Dit gegevensblok bevat het 'identificatienummer bij de sociale zekerheid' (INSZ) van de flexi-jobber. Dit INSZ is ofwel een Rijksregisternummer ofwel een bisnummer voor de personen die niet opgenomen zijn in het Rijksregister.

De 'Relatie'

Dit gegevensblok bevat het gegeven 'type relatie' waarop de gegevens betrekking hebben.

In de pilootfase bevat deze zone steeds de waarde '1' (arbeidsovereenkomst). Bij de verdere realisatie van de 'centrale datalaag' zullen andere types relaties worden aangeduid met een andere waarde in deze zone.

Dit blok laat de verzender toe om de gegevens op te splitsen op een manier die nauw aansluit bij zijn eigen werking.

  • Bijvoorbeeld, een werknemer heeft twee raamcontracten met eenzelfde werkgever. Voor elk raamcontract kan een apart blok 'relatie' (en onderliggende blokken) gecreëerd worden.

De 'Berekening'

Dit gegevensblok bevat de volgende gegevens:

  • de 'datum waarop de berekeningsperiode begint'
  • de 'datum waarop de berekeningsperiode eindigt'
  • de 'datum van de berekening'

Deze gegevens hebben betrekking op één loonbrief. Elk blok 'berekening' correspondeert met een loonbrief.

De velden 'datum waarop de berekeningsperiode begint' en 'datum waarop de berekeningsperiode eindigt' bakenen de periode af waarop de loonbrief betrekking heeft.

Als die berekeningsperiode het kalenderjaar overschrijdt dan moet de loonbrief in twee zendingen worden gesplitst: één aangifte met de bezoldigingen die betrekking hebben op de periode tot en met 31 december van jaar X en een tweede aangifte met de bezoldigingen die betrekking hebben op de periode vanaf 1 januari van jaar X+1.

Het veld 'datum van berekening' is de datum waarop de gegevens in kwestie berekend zijn geweest. In de praktijk stemt dit overeen met de datum waarop de loonbrief werd gegenereerd.

De 'Kenmerken'

Dit gegevensblok bevat de volgende gegevens:

  • de 'datum waarop de geldigheidsperiode begint'
  • de 'datum waarop de geldigheidsperiode eindigt'
  • de 'werkgeverscategorie'
  • het 'werknemerskengetal'

De velden 'datum waarop de geldigheidsperiode begint' en 'datum waarop de geldigheidsperiode eindigt' bakenen de periode af waarop de werkgeverscategorie en het werknemerskengetal betrekking hebben. Deze periode situeert zich steeds binnen de periode afgebakend door de velden 'datum waarop de berekeningsperiode begint' en 'datum waarop de berekeningsperiode eindigt' in het blok 'berekening':

  • de 'datum waarop de berekeningsperiode begint'
    - de 'datum waarop de geldigheidsperiode begint'
           > de 'werkgeverscategorie'
           > het 'werknemerskengetal'
    - de 'datum waarop de geldigheidsperiode eindigt'
  • de 'datum waarop de berekeningsperiode eindigt'

De werkgeverscategorie en het werknemerskengetal zijn concepten gekend uit de bestaande, driemaandelijkse aangifte DmfA.

  • De werkgeverscategorie wordt toegekend door de RSZ, en laat toe een onderscheid te maken tussen de werkgevers naargelang hun verplichtingen in functie van de bijzondere kenmerken die eigen zijn aan de uitgeoefende activiteit.
  • Het werknemerskengetal is een aanduiding van het type werknemer.
    • In de pilootfase zijn slechts twee codes toegelaten: 050 voor de flexi-arbeiders en 450 voor de flexi-bedienden.

Het 'Financieel element'

Dit gegevensblok bevat de volgende gegevens:

  • 'type financieel element'
  • 'code financieel element'
  • 'bedrag'
  • 'frequentie in maanden van de betaling van de premie'

Het veld 'type financieel element' identificeert het type element dat wordt aangegeven.

  • In deze eerste fase worden enkel bezoldigingen aangegeven en kan enkel de waarde '1' (bezoldiging) worden aangegeven.
  • In een latere projectfase zullen andere financiële elementen, zoals bijvoorbeeld inhoudingen, worden aangeduid met een andere waarde in deze zone.

Het veld 'code financieel element' identificeert de bezoldiging. 

  • In deze eerste fase kunnen slechts twee waarden worden aangegeven:
    • 0001001000 voor het flexi-loon
      • in het geval van de flexi-jobbers stemt de code 0001001000 overeen met de DmfA-bezoldigingscode 22 (flexi-loon)
    • 0002001000 voor de premies
      • in het geval van de flexi-jobbers stemt de code 0002001000 overeen met de DmfA-bezoldigingscode 23 (premie voor flexi-jobber).
  • Er zal een nieuwe gestructureerde bijlage met deze codes worden gecreëerd.

Het veld 'bedrag' bevat het bedrag van het financieel element. Het betreft in het geval van bezoldigingen steeds brutobedragen.

  • Indien een werknemer verschillende vergoedingen ontvangt die onder dezelfde 'code financieel element' ressorteren, dan worden de bedragen opgeteld (zie evenwel de uitzondering bij een verschillende periodiciteit van premies hieronder).

Het veld 'frequentie in maanden van de betaling van de premie

  • In de pilootfase moet dit alleen worden meegedeeld voor de bezoldigingen aangegeven onder de code 0002001000. Deze bezoldigingen moeten dus eventueel worden opgesplitst indien zij een verschillende betalingsfrequentie hebben. De periodiciteit wordt uitgedrukt met een cijfer dat de maandelijkse betalingsfrequentie weergeeft:
    • Een premie wordt elke maand uitbetaald = '1'
    • Een premie wordt halfjaarlijks uitbetaald = '6'
    • Een premie wordt jaarlijks uitbetaald = '12'
    • Indien het gaat om eenmalige premies of om premies die met een onregelmatige periodiciteit worden uitbetaald, vermeldt men '0'
    • Eventuele betalingsfrequenties kleiner dan een maand worden aangegeven met de waarde '1'.
  • Het gaat hier om de effectieve uitbetaling van het voordeel. Zo moet een eindejaarspremie die in 12maandelijkse betalingen wordt uitbetaald, aangegeven worden met betalingsfrequentie '1', indien ze in één keer aan het eind van het jaar wordt betaald, is de betalingsfrequentie '12'.

Aangifte in batch

Voor de aangifte in batch komen daar nog 2 gegevensblokken bij:

  • het 'Formulier' met 5 gegevenszones om het formulier te karakteriseren
  • de 'Referentie' met 3 gegevenszones om te voorzien in de nodige referenties.

Meer informatie is opgenomen in Techlib.

Voorbeelden

Voorbeeld repetitief weekendwerk met wekelijkse loonbrieven

Een flexi-jobber werkt elke zaterdag in januari 2025 bij een werkgever. Hij ontvangt elk week een loon van 100,00 EUR. Er wordt elke maandag een loonbrief gecreëerd voor de voorgaande week. Op het einde van de maand ontvangt hij een occasionele premie van 20,00 EUR.

Aangifte 1 van 4

  • DEBITEUR
    ondernemingsnummer = XXXXXXXXXX
    • BEGUNSTIGDE
      INSZ = XXXXXXXXXXX
      • RELATIE
        type relatie = 1
        • BEREKENING (1 van 4)
          datum waarop berekeningsperiode begint = 04/01/2025
          datum waarop berekeningsperiode eindigt = 04/01/2025
          datum van berekening = 06/01/2025
          • KENMERKEN
            datum waarop geldigheidsperiode begint = 04/01/2025
            datum waarop geldigheidsperiode eindigt = 04/01/2025
            werkgeverscategorie = 017
            werknemerskengetal = 050
            • FINANCIEEL ELEMENT
              type financieel element = 1
              code financieel element = 0001001000
              bedrag = 100

Aangifte 2 van 4

  • DEBITEUR
    ondernemingsnummer = XXXXXXXXXX
    • BEGUNSTIGDE
      INSZ = XXXXXXXXXXX
      • RELATIE
        type relatie = 1
        • BEREKENING (2 van 4)
          datum waarop berekeningsperiode begint = 11/01/2025
          datum waarop berekeningsperiode eindigt = 11/01/2025
          datum van berekening = 13/01/2025
          • KENMERKEN
            datum waarop geldigheidsperiode begint = 11/01/2025
            datum waarop geldigheidsperiode eindigt = 11/01/2025
            werkgeverscategorie = 017
            werknemerskengetal = 050
            • FINANCIEEL ELEMENT
              type financieel element = 1
              code financieel element = 0001001000
              bedrag = 100

Aangifte 3 van 4

  • DEBITEUR
    ondernemingsnummer = XXXXXXXXXX
    • BEGUNSTIGDE
      INSZ = XXXXXXXXXXX
      • RELATIE
        type relatie = 1
        • BEREKENING (3 van 4)
          datum waarop berekeningsperiode begint = 18/01/2025
          datum waarop berekeningsperiode eindigt = 18/01/2025
          datum van berekening = 20/01/2025
          • KENMERKEN
            datum waarop geldigheidsperiode begint = 18/01/2025
            datum waarop geldigheidsperiode eindigt = 18/01/2025
            werkgeverscategorie = 017
            werknemerskengetal = 050
            • FINANCIEEL ELEMENT
              type financieel element = 1
              code financieel element = 0001001000
              bedrag = 100

Aangifte 4 van 4

  • DEBITEUR
    ondernemingsnummer = XXXXXXXXXX
    • BEGUNSTIGDE
      INSZ = XXXXXXXXXXX
      • RELATIE
        type relatie = 1
        • BEREKENING
          datum waarop berekeningsperiode begint = 25/01/2025
          datum waarop berekeningsperiode eindigt = 25/01/2025
          datum van berekening = 27/01/2025
          • KENMERKEN
            datum waarop geldigheidsperiode begint = 25/01/2025
            datum waarop geldigheidsperiode eindigt = 25/01/2025
            werkgeverscategorie = 017
            werknemerskengetal = 050
            • FINANCIEEL ELEMENT
              type financieel element = 1
              code financieel element = 0001001000
              bedrag = 100
            • FINANCIEEL ELEMENT
              type financieel element = 1
              code financieel element = 0002001000
              bedrag = 20
              frequentie in maanden van de betaling van de premie = 0

Meer voorbeelden zijn terug te vinden op Techlib.

 

Aanpassing forfaits gelegenheidsarbeid, met fooien betaalden en zeevissers

(02/04/2024)

Als gevolg van het overschrijden van de spilindex tijdens de maand maart 2024 (zeevissers), wijzigen de forfaitaire daglonen.

Daarnaast heeft de verhoging van het GGMMI vanaf 1 april 2024 overeenkomstig de CAO nr. 43-15 eveneens een verhoging als gevolg voor de forfaits van de met fooien betaalden en de gelegenheidswerknemers horeca, land- en tuinbouw.

De tabel bevat de dagforfaits die gelden vanaf 1 april 2024, variërend naargelang de sector, de uitgeoefende functie en de leeftijd van de werknemer op de laatste dag van het kwartaal.

De forfaitaire bedragen voor de aangestelden toiletten buiten de horeca ondergaan geen wijzigingen ten opzichte van het 1ste kwartaal 2024.

Aanpassing van het loonplafond van de zeer lage lonencomponent van de structurele bijdragevermindering

(29/03/2024)

Het koninklijk besluit van 3 maart 2024 (BS van 18 maart 2024) verhoogt de bovengrens van de zeer lage lonencomponent (S2) vanaf 1 april 2024 ter compensatie van de voorziene verhoging van het GGMMI op 1 april 2024:

Rcategorie 1 = 0,1400 x (10.797,67 – S) + 0,4000 x (6.807,18 - S); (algemene categorie)
Rcategorie 2 = 79,00 + 0,2557 x (9.070,75 – S) 0,4000 x (6.995,54 - S) + 0,0600 x (W – 15.834,76); (categorie sociale maribel)
Rcategorie 3 met loonmatiging = 0,1400 x (11.699,95 – S) + 0,4000 x (6.807,18 - S); (categorie beschutte werkplaats, sociale werkplaats of maatwerkbedrijf, werknemers met loonmatiging)
Rcategorie 3 zonder loonmatiging = 495,00 + 0,1785 x (11.108,38 – S) + 0,4000 x (6.807,18 - S). (categorie beschutte werkplaats, sociale werkplaats of maatwerkbedrijf, werknemers zonder loonmatiging).

Werkbonus - grensbedragen na verhoging GGMMI en opsplitsing berekening

(29/03/2024)

Ingevolge de verhoging van het gewaarborgd gemiddeld minimum maandinkomen (GGMMI) overeenkomstig CAO nr. 43-17, is er een aanpassing van de loongrenzen, de hellingscoëfficiënten en van de maximale verminderingsbedragen nodig voor de berekening van de werkbonus.

Daarnaast werd de berekening van de werkbonus opgesplitst in 2 componenten om een aangepaste berekening van de fiscale werkbonus mogelijk te maken. 

Hieronder vindt u in tabelvorm de nieuwe bedragen vanaf 1 april 2024. De uiteindelijke sociale werkbonus is de som van de 2 componenten.

 

Bedienden (*)

  

LUIK A (lage lonen) LUIK B (zeer lage lonen)

S (refertemaandloon

aan 100% in EUR)

R (basisbedrag in EUR)

S (refertemaandloon

aan 100% in EUR)

R (basisbedrag in EUR)

≤ 2.669,96

115,91

≤ 2.090,78 156,30

> 2.669,96 en ≤ 3.144,45

115,91 - ( 0,2443 x (S - 2.669,96))

> 2.090,78 en ≤ 2.669,96

156,30 - ( 0,2699 x (S - 2.090,78))
> 3.144,45 0,00 > 2.669,96 0,00
Arbeiders (**)
LUIK A (lage lonen) LUIK B (zeer lage lonen)

S (refertemaandloon aan 100% in EUR)

R (basisbedrag in EUR)

S (refertemaandloon aan 100% in EUR)

R (basisbedrag in EUR)

≤ 2.669,96

125,18

≤ 2.090,78 168,80

> 2.669,96 en ≤ 3.144,45

125,18 - ( 0,2638 x (S - 2.669,96))

> 2.090,78 en ≤ 2.669,96

168,80 - ( 0,2914 x (S - 2.090,78))
> 3.144,45 0,00 > 2.669,96 0,00

(*) Onder 'Bedienden' moet worden verstaan: de werknemers die moeten worden aangegeven aan 100 %, dus ook bijvoorbeeld arbeiders in de openbare sector.
(**) Onder 'Arbeiders' moet worden verstaan: de werknemers die moeten worden aangegeven aan 108 %, dus ook bijvoorbeeld kunstenaars.

 

De sociale werkbonus = de vermindering berekend in Luik A + de vermindering berekend in Luik B. 

De eventuele aftopping bij een tekort aan werknemersbijdragen gebeurt op Luik B en vervolgens op Luik A.

 

Huisarbeiders - aantal arbeidsdagen

De RSZ aanvaardt dat het aantal arbeidsdagen voor huisarbeiders berekend wordt op basis van het GGMMI. Vanaf 1 april 2024 wordt dit verhoogd tot 2.029,88 EUR overeenkomstig CAO nr. 43-17.

 

Doelgroepvermindering kunstenaars

Het grensbedrag voor de doelgroepvermindering kunstenaars is ook aangepast aan de verhoging van het GGMMI.

  • Algemene regeling/overgangsmaatregelen: 6.089,64 EUR.

Gelegenheidsarbeid in de land- en tuinbouw

(29/03/2024)

Het koninklijk besluit van 21 maart 2024 (BS van 29 maart 2024) breidt vanaf 1 januari 2024 het toepassingsgebied van het gebruik van halve dagen voor gelegenheidswerknemers in de landbouw uit tot de handarbeiders die worden tewerkgesteld in een onderneming met als hoofdactiviteit 'veeteelt' (NACE 01.4xx) of 'gemengd bedrijf' (NACE 01.5xx) met betrekking tot de activiteiten die te maken hebben met het fokken van dieren.

Zij kunnen vanaf 1 januari 2024 dus gebruik maken van maximaal 100 halve dagen voor het melken, voederen, verzorgen van de dieren, schoonmaken van de stal, ... .

Deze regeling geldt van 1 januari 2024 tot en met 31 december 2025.

Daarnaast wordt het aparte dagforfait gelegenheidsarbeid in de witloofteelt voor de 66ste dag tot en met de 100ste dag (functienummer 90) geschrapt. Gelegenheidswerknemers in de witloofteelt moeten vanaf 1 januari 2024 voor deze dagen ook aangegeven worden met het dagforfait dat geldt voor de eerste 65 dagen (functienummer 88).

Kilometervergoeding woon-werkverplaatsingen en beroepsverplaatsingen

(29/03/2024)

De maximale kilometervergoeding voor de woon-werkverplaatsingen en beroepsverplaatsingen bedraagt 0,4265 EUR/km vanaf 1 april 2024 tot en met 30 juni 2024 (omzendbrief nr. 737, BS van 27 maart 2024).