Het portaal van de sociale zekerheid gebruikt cookies om de site gebruiksvriendelijker te maken.

Meer weten × Doorgaan

Vers le contenu de cette page

Bezoldigingscode

De bezoldigingscode heeft tot doel te bepalen om welk soort voordeel het gaat. De onderstaande omschrijvingen hebben in de eerste plaats tot doel aan te geven met welke looncode een bepaalde looncomponent overeenstemt.

 

CODE 1

Is in feite een restcategorie waarin alle bedragen waarop sociale zekerheidsbijdragen verschuldigd zijn moeten worden vermeld, tenzij ze onder één van de onderstaande codes worden vermeld. Deze code duidt steeds voordelen aan die rechtstreeks verband houden met de tijdens het kwartaal geleverde prestaties. Het gaat onder andere over:

  • loon voor werkelijke arbeid,
  • overloon,
  • gewaarborgd loon bij ziekte en ongeval (gewaarborgd dagloon, gewaarborgd loon eerste week en gewaarborgd maandloon voor dagen die onder prestatiecode 1 aangegeven worden). Het gaat daarbij zowel om ziekten en ongevallen van gemeen recht als om arbeidsongevallen en beroepsziekten,
  • enkel vakantiegeld bedienden,
  • premies toegekend in verhouding tot het aantal effectief gewerkte dagen in het aangiftekwartaal,
  • voordelen in natura,
  • terugbetaling van kosten boven de werkelijk gemaakte kosten,
  • het werkgeversaandeel in maaltijdcheques die niet aan de uitsluitingsvoorwaarden voldoen voor zover ze toegekend worden in verhouding tot de effectief gewerkte dagen in het aangiftekwartaal,
  • geschenken en geschenkcheques die niet aan de uitsluitingsvoorwaarden voldoen voor zover ze toegekend worden in verhouding tot de effectief gewerkte dagen in het aangiftekwartaal,
  • voordelen uit werknemersparticipaties voor zover ze toegekend worden in verhouding tot de effectief gewerkte dagen in het aangiftekwartaal,
  • loon voor afwezigheden met behoud van loon

Wat betreft het gewaarborgd loon is het belangrijk te noteren dat bij herval na een werkhervatting in geval van een ziekte van gemeen recht of een ongeval dat geen arbeidsongeval is, er slechts opnieuw gewaarborgd loon verschuldigd is indien de herneming ten minste veertien dagen duurt. Bij een arbeidsongeval en bij beroepsziekte daarentegen is er bij herval na een werkhervatting steeds opnieuw gewaarborgd loon verschuldigd.

Deze looncode omvat voor de statutairen in de openbare sector nog enkel de elementen onderworpen aan de overheidspensioenbijdrage. De bedragen die niet onderworpen zijn aan deze bijdrage moeten aangegeven worden onder looncode 61.

 

CODE 2

Premies en gelijkaardige voordelen die worden toegekend onafhankelijk van het aantal effectief gewerkte dagen tijdens het aangiftekwartaal. Het gaat om voordelen waarop SZ-bijdragen verschuldigd zijn, en waarvan de toekenning volledig losstaat van de tijdens het kwartaal geleverde prestaties. Voorbeelden zijn:

  • eindejaarspremies;
  • geschenken in natura in speciën of in de vorm van betaalbons (uiteraard voor zover die niet voldoen aan de voorwaarde uit het loonbegrip uitgesloten te worden);
  • voordelen uit werknemersparticipaties;
  • anciënniteitspremies
  • premie uitgekeerd aan de mentor, in het kader van een mentorschap zoals bedoeld bij art. 36 van de wet van 5 september 2001 tot de verbetering van de werkgelegenheidsgraad van de werknemers.

Deze premies worden in het algemeen aangegeven in het kwartaal waarin zij worden uitbetaald. Indien het gaat om premies betaald met een periodiciteit van zes maanden of meer, én die meer bedragen dan 20% van de andere lonen van de referteperiode, worden ze gelijkmatig verdeeld over de verschillende kwartalen van de referteperiode. Indien zij worden uitbetaald in een kwartaal dat de werknemer reeds uit dienst was, moeten ze vermeld worden op de aangifte van het laatste kwartaal waarin de werknemer in dienst was.

Voor al de voordelen vermeld onder deze code moet ook de periodiciteit van de betaling worden vermeld. In afwijking van de algemene regel worden de bedragen slechts getotaliseerd voor zover het gaat om voordelen die met dezelfde periodiciteit worden betaald. Indien in de loop van het kwartaal verschillende premies met een verschillende periodiciteit worden betaald, moet men de bedragen opsplitsen.

Geen enkele instelling die van de gegevens in de DmfA gebruikmaakt, moet dit gegeven per tewerkstellingslijn kennen. Indien er voor de werknemer meerdere tewerkstellingslijnen moeten worden gebruikt, is er dan ook geen bezwaar tegen om het totale bedrag van dit voordeel voor het ganse kwartaal aan één tewerkstellingslijn te koppelen.

Deze looncode omvat voor de statutairen in de openbare sector nog enkel de elementen onderworpen aan de overheidspensioenbijdrage. De bedragen die niet onderworpen zijn aan deze bijdrage moeten aangegeven worden onder looncode 62.

 

CODE 3

Vergoedingen betaald aan de werknemer in geval van beëindiging van de overeenkomst, voor zover ze worden uitgedrukt in arbeidstijd.

Het gaat hier dus niet om het loon voor de opzeggingsperiode, maar om de vergoedingen die betaald moeten worden bij de verbreking van de arbeidsovereenkomst. Wettelijk gezien gaat het om loon waarop SZ-bijdragen verschuldigd zijn.

Onder deze code wordt ook de inschakelingsvergoeding aangegeven. Deze vergoeding wordt uitbetaald aan sommige werknemers die werden ontslagen ten gevolge van een herstructurering en ingeschreven zijn in een tewerkstellingscel (voor een maximale duur van 6 maanden voor de ontslagen werknemers van minstens 45 jaar, en, vanaf 7 april 2009, eveneens voor werknemers jonger dan 45 jaar en dit voor maximum 3 maanden).

Het is uitsluitend voor de loongegevens vermeld met deze code dat de begin- en einddatum van de erdoor gedekte periode moeten worden vermeld. Voor de toepassing van de sociale zekerheid worden deze vergoedingen immers geacht een periode te dekken die aanvangt de dag na de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, met inbegrip van de vergoedingen voor ontslag in gemeenschappelijk akkoord.

 

CODE 4

Vergoedingen betaald aan de werknemer in geval van beëindiging van de overeenkomst, voor zover ze NIET worden uitgedrukt in arbeidstijd. Het gaat hier om bedragen betaald naar aanleiding van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst waarop SZ-bijdragen verschuldigd zijn en die niet door code 3 beoogd worden, bijvoorbeeld afscheidspremies.

De berekeningswijze speelt daarbij geen rol. Dit betekent dat ook afscheidspremies berekend in de vorm van een loon voor een aantal maanden, onder deze code vallen.

 

CODE 5

Premies toegekend ingevolge de beperking van de arbeidsprestaties in het raam van maatregelen tot herverdeling van de arbeid. Het zijn de bedragen die worden toegekend aan werknemers die in het kader van wettelijke maatregelen tot herverdeling hun arbeidsprestaties beperken met overeenkomstig loonverlies. Het betreft hier enkel de collectieve arbeidsduurvermindering en 4-dagenweek vóór 1 oktober 2001, die met de verminderingscodes 1331, 1333 en 1341 werden aangegeven (de codes zijn niet meer toepasbaar) . De toegekende bedragen hebben tot doel het loonverlies t.o.v. de vroegere prestaties gedeeltelijk te compenseren.

Onder deze looncode moeten ook de 'premies' aangegeven worden die uitgekeerd worden in het kader van de vrijwillige 4-dagenweek in de openbare sector overeenkomstig de wet van 10 april 1995 of de 4-dagenweek overeenkomstig de wet van 19 juli 2012, maar dit ENKEL voor de werknemers die vallen onder het pensioenstelsel van de privésector. De ‘premies’ die toegekend worden aan statutaire werknemers uit de openbare sector die in aanmerking komen voor een overheidspensioen, geeft u gewoon aan onder looncode 1.

Deze looncode omvat voor de statutairen in de openbare sector nog enkel de elementen onderworpen aan de overheidspensioenbijdrage. De bedragen die niet onderworpen zijn aan deze bijdrage moeten aangegeven worden onder looncode 65.

 

CODE 6

De vergoedingen voor uren die geen arbeidstijd zijn. Het gaat om de vergoedingen voor uren die geen arbeidstijd zijn in de zin van de Arbeidswet van 16 maart 1971, toegekend ingevolge een CAO gesloten in de schoot van een paritair orgaan vóór 1 januari 1994 en algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit. Belangrijkste voorbeeld: de vergoedingen voor inactiviteitsuren in de transportsector (de zgn. overbruggingstijd).

Door de algemene draagwijdte van de Europese richtlijn 2002/15/EG betreffende de organisatie van de arbeidstijd van personen die mobiele werkzaamheden in het wegvervoer uitoefenen en de daaruit voortvloeiende koninklijke besluiten die voor een aantal sectoren de vergoeding voor ‘beschikbaarheidstijd’ regelen, vallen deze vergoedingen ook onder looncode 6. Het betreft hier immers loon dat werknemers die vervoersactiviteiten uitoefenen (bij een werkgever die echter niet noodzakelijk tot de transportsector behoort) krijgen voor uren die geen arbeidstijd zijn.

 

CODE 7

Enkel vertrekvakantiegeld, uitbetaald aan bedienden (niet voor de bedienden met een contract voor tijdelijke arbeid en uitzendarbeid). Het betreft vakantiegeld betaald na 31 december 2006. Vanaf 1 januari 2014 kan deze code niet meer gebruikt worden voor gesco's en contractuele vervangers openbare sector die onder de wetgeving jaarlijkse vakantie van de privésector vallen.

 

CODE 9

Vergoedingen betaald aan de werknemer in geval van ontslag wegens beroepsongeschiktheid met onmiddellijke ingang, voor zover ze worden uitgedrukt in arbeidstijd. In tegenstelling met de looncode 3, gaat het hier uitsluitend om statutaire ambtenaren.

Het betreft hier o.a. statutaire ambtenaren die definitief beroepsongeschikt bevonden zijn indien ze twee opeenvolgende keren de evaluatie 'onvoldoende' kregen en waar de benoemende overheid beslist heeft het ontslag onmiddellijk te laten ingaan mits uitbetaling van een verbrekingsvergoeding (Besluit van de Vlaamse Regering van 13 januari 2006 houdende vaststelling van de rechtspositie van het personeel van de diensten van de Vlaamse overheid – BS 27 maart 2006). Deze bepaling blijkt al langer te bestaan. De code wordt retroactief ingevoerd vanaf 1 januari 2004. Het gaat hier dus niet om het loon voor de opzeggingsperiode, maar om de vergoedingen die betaald moeten worden omdat er geen of een te korte opzeg gepresteerd werd.

Zoals voor code 3 moeten voor de loongegevens vermeld met deze code de begin- en einddatum van de erdoor gedekte periode worden vermeld. Voor de toepassing van de sociale zekerheid worden deze vergoedingen immers geacht een periode te dekken die aanvangt de dag na de beëindiging van de statutaire betrekking.

De bijdragen die verschuldigd zijn op deze vergoeding zijn dezelfde als deze op de voorafgaande tewerkstellingslijn, in de meeste gevallen dus enkel deze voor geneeskundige verzorging. Daarnaast moet er ook nog een aangifte van de bijzondere bijdrage voor ontslagen statutairen gebeuren overeenkomstig de wet van 20 juli 1991 houdende sociale en diverse bepalingen (BS 1 augustus 1991).

 

CODE 10

Een voordeel waarop geen SZ-bijdragen verschuldigd zijn: persoonlijk gebruik van een bedrijfswagen voor woon-werkverkeer en privaat gebruik of een milieuvriendelijke wagen in het kader van het mobiliteitsbudget.

De berekening van het voordeel voortvloeiend uit het gebruik van een bedrijfswagen bestaat uit het toepassen van een CO2-percentage op 6/7de van de cataloguswaarde van het kosteloos ter beschikking gestelde voertuig.

Om het CO2-percentage te bepalen vertrekt men van een basispercentage van 5,5%, dat verhoogd wordt met 0,1% per CO2-gram meer dan de referentie-CO2-uitstoot, tot een maximum van 18%. Per CO2-gram minder dan de referentie-CO2-uitstoot vermindert het basispercentage met 0,1% , tot minimaal 4%. De Koning bepaalt jaarlijks de referentie-CO2-uitstoot. Voor 2024 is dit:

  • Benzine-, LPG- of aardgasmotor: 78 g/km
  • Dieselmotor: 65 g/km

 

Hybride wagens

De fiscus heeft een specifiek stelsel ingevoerd om het gebruik van zogenaamde 'valse hybrides' tegen te gaan. Het gaat om zogenaamde 'plug-in' hybrides die deels werken op een klassieke brandstof en deels op een oplaadbare batterij , maar waarvan de capaciteit van de elektrische batterij een eerder beperkt gebruik van deze energiebron inhoudt. Voor deze voertuigen wordt niet de CO2-uitstoot gekend bij de 'dienst voor inschrijving van voertuigen' gebruikt, maar deze van een overeenstemmend voertuig dat voorzien is van een motor die uitsluitend gebruik maakt van dezelfde klassieke brandstof.

Op de website van de FOD Financiën wordt een omschrijving gegeven welke voertuigen als 'valse hybrides' moeten beschouwd worden en is er ook een lijst opgenomen van overeenstemmende voertuigen. Bestaat er geen overeenstemmend voertuig met een motor die uitsluitend werkt op dezelfde brandstof (diesel, benzine, lpg, aardgas) als die van de ‘valse hybride’, dan wordt de uitstootwaarde van de ‘valse hybride’ met 2,5 vermenigvuldigd.

Voor de 'echte' hybride wagens moet de formule overeenkomstig het gebruikte fossiele brandstoftype worden gebruikt. Voertuigen waarvoor geen gegevens met betrekking tot de CO2-uitstoot voorhanden zijn bij de 'dienst voor inschrijving van de voertuigen', worden gelijkgesteld met een voertuig met een CO2-uitstoot van 205 g/km (benzine-, LPG- of aardgasmotor) of 195 g/km (diesel).

 

Het voordeel mag nooit minder bedragen dan 820,00 EUR (niet-geïndexeerd) per jaar. Voor 2024 bedraagt dit 1.600,00 EUR. Wanneer een tussenkomst aan de werknemer wordt gevraagd moet dit in mindering worden gebracht van het berekende voordeel.

Vanaf 2021 mogen de autoconstructeurs voor de WLTP-wagens nog een NEDC 2.0-waarde berekenen maar zijn ze dit in algemene zin niet meer verplicht. Als de autoconstructeur de NEDC2-waarde nog vermeldt op het gelijkvormigheidsattest (COC), dan zal de dienst inschrijving van de voertuigen (DIV) deze nog verder registreren, anders niet.

Er zullen vanaf 2021 dus voertuigen zijn die

  • nog gehomologeerd zijn volgens de oude NEDC-test en waarvoor de autoconstructeur dus enkel een NEDC-waarde ('NEDC 1.0') heeft vermeld op het COC
  • gehomologeerd zijn volgens de nieuwe WLTP-test en waarvoor de autoconstructeur zowel een NEDC 2.0-waarde als een WLTP-waarde heeft vermeld op het COC
  • gehomologeerd zijn volgens de nieuwe WLTP-test en waarvoor de autoconstructeur enkel een WLTP-waarde heeft vermeld op het COC.

Dit houdt in dat volgende CO2-waarde gebruikt moet worden:

  • de NEDC 1.0 CO2-waarde wanneer het voertuig enkel een NEDC-waarde heeft
  • de WLTP CO2-waarde wanneer het voertuig enkel een WLTP-waarde heeft
  • de NEDC 2.0 CO2-waarde of de WLTP-CO2-waarde (vrije keuze) wanneer het voertuig zowel een NEDC 2.0-waarde als een WLTP-waarde heeft.

De RSZ zal dus voor de berekening van de bijzondere bijdrage bedrijfsvoertuigen vanaf 2021, zoals eerder bij de invoering van de WLTP-norm de circulaire zoals toegepast door de fiscus volgen voor wat betreft de te gebruiken uitstoot norm.

Ook wanneer er geen bijzondere bijdrage CO2 zou verschuldigd zijn (utilitaire voertuigen) en de fiscaliteit het voertuig in de behandeling als 'lichte vracht' kwalificeert, moet wanneer er (naar fiscaal begrip) een voordeel in natura zou zijn, dit voordeel  aangegeven worden onder looncode 10.

Geen enkele instelling die van de gegevens in de DmfA gebruikmaakt, moet dit gegeven per tewerkstellingslijn kennen. Indien er voor de werknemer meerdere tewerkstellingslijnen moeten worden gebruikt, is er dan ook geen bezwaar tegen om het totale bedrag van dit voordeel voor het ganse kwartaal aan één tewerkstellingslijn te koppelen.

 

CODE 11

Er zijn geen SZ-bijdragen verschuldigd op de bedragen aangegeven met looncode 11. Het betreft enkel vertrekvakantiegeld, uitbetaald aan bedienden (uitzendkrachten en tijdelijke werknemers) na 31 december 2006.  Vanaf 1 januari 2014 geldt dit ook voor het enkel vertrekvakantiegeld betaald aan gesco's en contractuele vervangers openbare sector die onder de wetgeving jaarlijkse vakantie van de privésector vallen.

 

CODE 12

Er zijn geen SZ-bijdragen verschuldigd op de bedragen aangegeven met looncode 12. Het gaat om het gedeelte van het enkel vakantiegeld dat overeenstemt met het normale loon voor de vakantiedagen en dat vervroegd werd uitbetaald door de vorige werkgever die het heeft aangegeven met de looncodes 7 of 11. Opgelet, wanneer het enkel vertrekvakantiegeld uitbetaald door de vorige werkgever onderworpen is aan SZ-bijdragen te betalen door de nieuwe werkgever, wordt het aangegeven met looncode 1.

Vanaf het 1ste kwartaal 2024 gaat het om 90% van het brutoloon per opgenomen vakantiedag en desgevallend om het bedrag dat bij de eindafrekening van het vakantiegeld in mindering mag worden gebracht van het effectief door de nieuwe werkgever verschuldigde enkel vakantiegeld. 

 

CODE 13

Er zijn geen SZ-bijdragen verschuldigd op bepaalde overuren in de horeca en in de uitzendsector voor een tewerkstelling bij een gebruiker uit de horeca.

 

CODE 14

Bedrag dat bij de eindafrekening van het enkel vakantiegeld moet worden bijbetaald als de door de nieuwe werkgever uitgekeerde voorschotten niet voldoen en een deel enkel vakantiegeld nog uitbetaald moet worden, onderworpen aan SZ-bijdragen.

 

CODE 15

Het gaat om enkel vakantiegeld voor vakantiedagen die tijdens het vakantiejaar niet opgenomen konden worden, onderworpen aan SZ-bijdragen, en die overgedragen kunnen worden naar het jaar volgend op het vakantiejaar of het daarop volgende jaar. Het gaat hier enkel over het enkel vakantiegeld voor de vakantiedagen die een werknemer niet heeft kunnen opnemen omdat er tijdens het vakantiejaar geen werkbare dagen meer waren waarop hij vakantie kon nemen, bijvoorbeeld wegens een langdurige arbeidsongeschiktheid. Het gaat dus niet om vakantiedagen die niet opgenomen werden, terwijl de werknemer (opnieuw) aan het werk was.

Betrokken schorsingen van de tewerkstelling:

  • arbeidsongeval of beroepsziekte, aanleiding gevend tot schadeloosstelling;
  • ongeval of ziekte andere dan arbeidsongeval of beroepsziekte;
  • moederschapsrust;
  • vaderschapsverlof bedoeld in de arbeidswet van 16 maart 1971;
  • profylactisch verlof;
  • vaderschapsverlof bedoeld in de wet van 3 juli 1978;
  • adoptieverlof;
  • verlof voor pleegzorg bedoeld bij artikel 30quater van de wet van 3 juli 1978;
  • pleegouderverlof bedoeld in artikel 30sexies van de wet van 3 juli 1978.

 

CODE 20

Deze code diende om de cumulatie na te gaan van een pensioen met een inkomen uit arbeid. Gezien de gewijzigde reglementering van die cumulatie, moeten deze gegevens niet meer worden meegedeeld.

 

CODE 21

Het gaat om een specifieke code voor de vrijwillige brandweer en de vrijwillige ambulanciers. Met deze code worden voordelen niet onderworpen aan de gewone RSZ-bijdragen aangegeven. Het gaat dus om vergoedingen voor 'niet-uitzonderlijke' prestaties die als ze het maximum bedrag niet overstijgen, vrijgesteld zijn van sociale zekerheidsbijdragen.

 

CODE 22

Er zijn geen gewone SZ-bijdragen verschuldigd op de lonen voortvloeiend uit prestaties in het kader van een 'flexi-job', enkel een bijdrage onder de vorm van een bijzondere bijdrage. Deze tewerkstellingen en het loon ervoor openen wel sociale rechten zodat het loon ervoor gekend moet zijn. Deze code kan enkel voor een tewerkstelling in een sector waar een flexi-job mogelijk is en voor de tewerkstelling van een uitzendkracht bij een gebruiker uit een van deze sectoren. Zoals voor looncode 1, geldt deze code voor alle lonen die rechtstreeks in verband staan met de tijdens het kwartaal geleverde prestaties.

 

CODE 23

Er zijn geen gewone SZ-bijdragen verschuldigd op de premies en andere voordelen voortvloeiend uit prestaties in het kader van een 'flexi-job', enkel een bijdrage onder de vorm van een bijzondere bijdrage. Naar analogie met looncode 2 voor de gewone werknemers, dient deze code voor de aangifte van premies en andere voordelen die niet rechtstreeks in verband staan met de tijdens het kwartaal geleverde prestaties . Ook deze code kan enkel voor een tewerkstelling in een sector waar een flexi-job mogelijk is en voor de tewerkstelling van een uitzendkracht bij een gebruiker uit een van deze sectoren. 

Voor de voordelen vermeld onder deze code moet ook de periodiciteit van de betaling worden vermeld.

 

CODE 24

Voor de werknemers, tewerkgesteld in het kader van de Sociale Maribel, wordt met de code 24 het totale bedrag van de 'voordelen niet onderworpen aan de gewone SZ-bijdragen die in aanmerking komen voor subsidies' aangegeven:  

  • het dubbel vakantiegeld
  • het vervroegd dubbel vakantiegeld bij uitdiensttreding;
  • het gedeelte van het wettelijk dubbel vakantiegeld vanaf de 3de dag van de 4de vakantieweek; 
  • uitbetaalde, wegens overmacht niet-opgenomen vakantiedagen;
  • het werkgeversaandeel in de maaltijdcheques;
  • de tussenkomst voor het woon-werkverkeer;
  • dienstverplaatsingen per fiets;
  • de vergoeding aan arbeiders of bepaalde bedienden tijdens de 2de, 3de of 4de week ziekte of arbeidsongeschiktheid;
  • de kampvergoeding;
  • de tussenkomst voor het onderhoud van de werkkledij;
  • de vergoeding voor thuiswerk;
  • ... .

De code 24 heeft geen impact op de bijdrageberekening.

 

CODE 25

Voor de werknemers van het PC 318 (diensten gezins- en bejaardenhulp), tewerkgesteld in het kader van de Sociale Maribel, wordt met de code 25 het bedrag van de 'kilometervergoeding voor verplaatsingen in opdracht' aangegeven.

De code 25 heeft geen impact op de bijdrageberekening.

 

CODE 26

Voor de werknemers, tewerkgesteld in het kader van de sociale Maribel, wordt met de code 26 het bedrag van bepaalde 'ontvangen premies en/of subsidies andere dan sociale Maribel' aangegeven: 

  • de premies en subsidies Activa;
  • de premies en subsidies plan impulsion (met uitzondering van impulsion 55+).

De overige ontvangen premies en subsidies (bijv. tussenkomst in de arbeidsongevallenverzekering, tegemoetkoming Vlaams Agentschap Personen met een Handicap,...) en de bijdrageverminderingen worden niet met deze code aangegeven.

De code 26 heeft geen impact op de bijdrageberekening.

 

CODE 27

Vergoeding voor het uitoefenen van een parlementair mandaat en alle vergoedingen van een 'beschermde' lokale mandataris, behalve de uittredingsvergoeding van de leden van de Bestendige Deputatie of van het provinciecollege.

De code 27 heeft geen impact op de bijdrageberekening.

 

CODE 28

Uittredingsvergoeding na een parlementair mandaat en uittredingsvergoeding van een lid van de Bestendige Deputatie of van het provinciecollege; uittredingsvergoedingen van burgemeesters en schepenen moet niet worden aangegeven.

De code 28 heeft geen impact op de bijdrageberekening.

 

CODE 29

Saldo van het mobiliteitsbudget uitbetaald in geld. Het betreft het saldo dat - na aftrek van de waarde van milieuvriendelijke bedrijfswagen en de duurzame vervoersmiddelen - overeenstemt met de 3de pijler.

 

CODE 41

Vergoeding voor aanvullende verantwoordelijkheden bij de uitoefening van een een parlementair mandaat.

De code 41 heeft geen impact op de bijdrageberekening.

 

CODE 42

Deel van het loon (10%) van de in het kader van een startbaanovereenkomst tewerkgestelde werknemer dat door de werkgever wordt besteed aan zijn opleiding.

De code 42 heeft geen impact op de bijdrageberekening.

 

CODE 43

Premies, toelagen en vergoedingen betaald aan een contractueel of statutair personeelslid van de lokale politie die in aanmerking komen voor sociale toelage II, m.u.v. de eindejaarspremie – onderworpen aan overheidspensioenbijdrage. Deze premies, toelagen en vergoedingen zijn afhankelijk van de prestaties tijdens het kwartaal.

 

CODE 44

Premies, toelagen en vergoedingen betaald aan een statutair personeelslid van de lokale politie die in aanmerking komen voor sociale toelage II, m.u.v. de eindejaarspremie – vrijgesteld van overheidspensioenbijdrage. Deze premies, toelagen en vergoedingen zijn afhankelijk van de prestaties tijdens het kwartaal.

 

CODE 45

Onderworpen eindejaarspremie van lokale politie.

Voor de voordelen vermeld onder deze code moet ook de periodiciteit van de betaling worden vermeld.

 

CODE 46

Voordelen niet onderworpen aan de gewone RSZ-bijdragen die in aanmerking komen voor subsidies uitbetaald door het Fonds Sociale Maribel voor de Overheidssector, met uitzondering van de elementen aangegeven onder een andere code.

 

CODE 47

Auteursrechten en naburige rechten. Het bedrag voortkomend uit de overdracht of de verlening van een licentie door de oorspronkelijke rechthebbende van auteursrechten en naburige rechten, is niet onderworpen als aan een aantal voorwaarden wordt voldaan. 

 

CODE 51

Vergoeding betaald aan een vastbenoemd personeelslid dat volledig afwezig is in het kader van een maatregel tot reorganisatie van de arbeidstijd, onderworpen aan overheidspensioenbijdrage.

Deze looncode omvat enkel de elementen onderworpen aan de overheidspensioenbijdrage. De bedragen die niet onderworpen zijn aan deze bijdrage moeten aangegeven worden onder looncode 66.

Zie Capelo

 

CODE 61

Alle bedragen betaald aan een statutair personeelslid die steeds als loon worden beschouwd, met uitzondering van de vergoedingen die onder een andere code worden vermeld, vrijgesteld van overheidspensioenbijdrage.

 

CODE 62

Premies en gelijkaardige voordelen betaald aan een statutair personeelslid die worden toegekend onafhankelijk van het aantal effectief gewerkte dagen in het aangiftekwartaal, vrijgesteld van overheidspensioenbijdrage.

Voor de voordelen vermeld onder deze code moet ook de periodiciteit van de betaling worden vermeld.

 

CODE 65

Premies die een statutair personeelslid ontvangt omdat hij, in het raam van maatregelen tot herverdeling van de arbeid, zijn arbeidsprestaties heeft beperkt, vrijgesteld van overheidspensioenbijdrage.

 

CODE 66

Vergoeding betaald aan een vastbenoemd personeelslid dat volledig afwezig is in het kader van een maatregel tot reorganisatie van de arbeidstijd, vrijgesteld van overheidspensioenbijdrage.

 

CODE 67

Alle bedragen betaald aan een statutair personeelslid vrijgesteld van SZ-bijdrage en onderworpen aan overheidspensioenbijdrage, die niet onder een andere code vermeld worden.

 

De looncodes 61, 62, 65, 66 en 67 zijn enkel van toepassing op statutair personeel (werknemerskengetal 67X) in de volledige openbare sector. Ze zijn niet van toepassing op de privésector en de contractuelen en de tijdelijke statutairen in de openbare sector.

De looncodes 61, 62, 65 en 66 omvatten de elementen vóór 1 januari 2022 aangegeven met de respectievelijke looncodes 1, 2, 5 en 51, vrijgesteld van de overheidspensioenbijdrage. De bestaande looncodes 1, 2, 5 en 51 omvatten vanaf 1 januari 2022 voor de statutairen nog enkel de elementen onderworpen aan de overheidspensioenbijdrage.

 

 

Bijkomende informatie 1

Bijkomende informatie DmfA - Vergoedingen voor uren die geen arbeidstijd zijn

De vergoedingen voor uren die geen arbeidstijd zijn (code 6) zijn toegelaten in volgende sectoren :

Sectoren

Paritaire Comites

Categorieën

Transport

140

083, 084, 085

Bouw

124

024, 026, 044, 054

Interim

322

097, 497, 224, 226, 244, 254

Brandstoffen

127

081, 091

Textielnijverheid en breiwerk

120

000, 011

Commerce du bois

125.01, 125.02, 125.03

029, 1291, 2291, 0102

Houthandel

126

055

Metaalhandel

149.04

077

1 Vanaf 2/2019
2 Tot en met 1/2019

Deze vergoedingen moeten aangegeven worden in het kwartaal waarin het basisloon werd aangegeven. Ze mogen dus niet aangegeven worden zonder gewone bezoldigingen (looncode 1) en de overeenstemmende arbeidsdagen (prestatiecode 1).