Het portaal van de sociale zekerheid gebruikt cookies om de site gebruiksvriendelijker te maken.

Meer weten × Doorgaan

Vers le contenu de cette page

Bijzondere bijdrage op de verbrekingsvergoedingen voor het Sluitingsfonds (DmfA)

Betrokken werkgevers

Vanaf 1 januari 2014 is de werkgever een bijzondere compenserende bijdrage verschuldigd op de verbrekingsvergoeding indien het jaarloon van de werknemer groter of gelijk is aan 44 509 EUR. Het gaat hierbij enkel om de verbrekingsvergoedingen die de werkgever moet uitbetalen:

  • wanneer hij de arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur beëindigt zonder opzegging of met een onvoldoende opzegging.
  • wanneer hij de arbeidsovereenkomst van bepaalde duur vroegtijdig verbreekt.
  • wanneer hij de arbeidsovereenkomst voor een duidelijk omschreven werk verbreekt vóór de beëindiging van het werk .
  • wanneer in gemeenschappelijk akkoord een einde wordt gemaakt aan de arbeidsovereenkomst.

Het gaat eveneens om de inschakelingsvergoedingen die worden uitbetaald wanneer een werknemer wordt ontslagen in het kader van een herstructurering.

De bijzondere bijdrage is dus niet verschuldigd op de volgende vergoedingen:

  • de vergoedingen uitbetaald op basis van een niet-concurrentie- en afwervingsbeding alsook de uitwinningsvergoeding van een handelsvertegenwoordiger (vergoedingen die wel loon zijn)
  • beschermingsvergoedingen en andere vergoedingen die uitgesloten zijn uit het loonbegrip (zie einde arbeidsovereenkomst)
  • de vergoedingen verschuldigd omwille van een eenzijdige verbreking van de arbeidsovereenkomst van personeelsafgevaardigden en vakbondsafgevaardigden (beschermingsvergoedingen die wel loon zijn)

Bedrag van de bijdrage 

De bijdrage wordt berekend op het deel van de verbrekingsvergoeding dat werd opgebouwd op basis van de geleverde prestaties vanaf 1 januari 2014.

Dit betekent dat de bijdrage enkel verschuldigd is op het bedrag van de verbrekingsvergoeding dat verschuldigd zou zijn indien de werknemer werd aangeworven na 31 december 2013.

Voorbeeld

Een bediende, in dienst vanaf 1 januari 2013 met een contract van onbepaalde duur wordt ontslagen op 30 april 2014. De werkgever betaalt hem een verbrekingsvergoeding berekend op basis van zijn volledige tewerkstellingsperiode. Zijn jaarloon wordt berekend op basis van het loon en prestaties voor april 2014 en bedraagt 55 000 EUR.
De bijzondere bijdrage is enkel verschuldigd op het deel van de vergoeding dat betrekking heeft op 2014. Op basis van de anciënniteit die de werknemer in 2014 heeft opgebouwd heeft de werknemer recht op een opzeggingsvergoeding gelijk aan het loon van 4 weken. De bijzondere bijdrage is in dit geval dus verschuldigd op de opzeggingsvergoeding gelijk aan het loon van 4 weken.

Ook wanneer de arbeidsovereenkomst werd beëindigd in gemeenschappelijk akkoord, is de bijdrage enkel verschuldigd op het deel van de verbrekingsvergoeding dat betrekking heeft op de periode vanaf 1 januari 2014. De werkgever moet in dit geval het bedrag van de verbrekingsvergoeding proratiseren in functie van de prestaties.

Voorbeeld

Een bediende, in dienst vanaf 1 januari 2013, komt met zijn werkgever overeen om zijn arbeidsovereenkomst te beëindigen in gemeenschappelijk akkoord op 28 februari 2014. Na onderling overleg betaalt de werkgever hem een forfaitaire verbrekingsvergoeding van 9 519,21 EUR. Zijn jaarloon wordt berekend op basis van het loon en prestaties voor januari en februari 2014 en bedraagt 55 000 EUR.

De bijzondere bijdrage is enkel verschuldigd op het deel van de vergoeding dat betrekking heeft op 2014. Dit kan berekend worden op basis van het aantal weken:9519,21 X 9/61=1404,47 EUR. De werkgever is hierop een bijdrage verschuldigd van 2%, namelijk 28,09 EUR.

Als de werknemer bij het ontslag een hogere opzeggingsvergoeding krijgt dan wat wettelijk is voorzien, zijn er ook bijdragen verschuldigd op het deel van deze extra vergoeding dat betrekking heeft op 2014. Deze periode moet ook volledig aangegeven worden onder DmfA-bezoldigingscode 3.

Voorbeelden

1. Een werknemer wordt op 30 april 2014 ontslagen en heeft recht op een opzeggingsvergoeding die overeenstemt met 20 weken loon. De werkgever betaalt een vergoeding die overeenstemt met 30 weken, op basis van zijn prestaties tijdens zijn volledige periode van tewerkstelling.
De werkgever geeft in dit geval een extra vergoeding van 10 weken loon. Enkel op het deel dat betrekking heeft op 2014 is de bijdrage verschuldigd. Dit deel kan worden bepaald door de vergoeding te proratiseren in functie van de prestaties. Op basis van de prestaties in 2014 zou de werknemer in dit geval een opzeggingsvergoeding krijgen die overeenstemt met het loon van 6 weken (4 X 30/20).

2. Een werknemer wordt op 30 april 2014 ontslagen en heeft recht op een opzeggingsvergoeding die overeenstemt met 20 weken loon. De werkgever betaalt een vergoeding die overeenstemt met 30 weken. Op basis van de toekenningsmodaliteiten blijkt duidelijk dat de 10 weken extra betrekking hebben op de periode vóór 2014.
Op de extra vergoeding is in dit geval geen bijdrage verschuldigd.

In bepaalde situaties, zoals bij het verbreken van de arbeidsovereenkomst tijdens de opzeggingstermijn, is het mogelijk dat het bedrag van de verbrekingsvergoeding dat verschuldigd zou zijn indien de werknemer werd aangeworven na 31 december 2013 groter is dan de effectief uitbetaalde verbrekingsvergoeding. In dat geval mag de berekeningsbasis van de bijdrage beperkt worden tot deze verbrekingsvergoeding.

Het bijdragepercentage is afhankelijk van het jaarloon van de werknemer en bedraagt:

  • 1% indien het jaarloon van de werknemer ≥ 44.509 EUR en < 54.509 EUR
  • 2% indien het jaarloon van de werknemer ≥ 54.509 EUR en < 64.509 EUR
  • 3% indien het jaarloon van de werknemer ≥ 64.509 EUR

Vanaf 1 januari 2023 zijn de respectievelijke loongrenzen als volgt:

  • 1% indien het jaarloon van de werknemer ≥ 50.166 EUR en < 61.437 EUR
  • 2% indien het jaarloon van de werknemer ≥ 61.437 EUR en < 72.707 EUR
  • 3% indien het jaarloon van de werknemer ≥ 72.707 EUR

Het jaarloon wordt berekend op basis van de loon- en prestatiegegevens van het laatste kwartaal waarin prestaties werden geleverd waarvoor een loon verschuldigd was. De berekening gebeurt als volgt:

  • voor voltijdse werknemers: (A/B)* 260
  • voor deeltijdse werknemers: [(A/C)* D/5 ]*260

Waarbij:
A = bedrag van het brutoloon dat wordt aangegeven onder DmfA-looncode 1. Voor werknemers voor wie het vakantiegeld wordt uitbetaald door een vakantiekas wordt het bedrag vermenigvuldigd met 1,08 .
B = aantal dagen aangegeven onder DmfA-prestatiecode 1
C = aantal uren aangegeven onder prestatiecode 1
D = aantal uren van de maatpersoon

Bijkomende informatie 1

Bijkomende informatie DmfA - Bijzondere bijdrage op verbrekingsvergoedingen

In DMFA wordt de bijzondere bijdrage op verbrekingsvergoedingen aangegeven in blok 90001 "Bijdrage verschuldigd voor de werknemerslijn" onder werknemerskengetal 812

  • met type 1 als het refertejaarloon begrepen is tussen ≥ 50.166 EUR en < 61.437 EUR €
  • met type 2 als het refertejaarloon begrepen is tussen ≥ 61.437 EUR en < 72.707 EUR €
  • met type 3 als het refertejaarloon ≥ 72.707 EUR

De berekeningsbasis moet vermeld worden. Deze berekeningsbasis stemt overeen met het gedeelte van de verbrekingsvergoeding (looncode 3) die betrekking heeft op de prestaties geleverd na 1 januari 2014.

Als DMFA wordt ingediend via de webtoepassing moet de berekeningsbasis ingevuld worden bij de bijdragen voor de betrokken werknemer.