Het portaal van de sociale zekerheid gebruikt cookies om de site gebruiksvriendelijker te maken.

Meer weten × Doorgaan

Vers le contenu de cette page

Vakantiegeld

Het koninklijk besluit van 28 september 2023 (BS van 18 oktober 2023) wijzigt vanaf 1 januari 2024 de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten van de jaarlijkse vakantie opgenomen in het koninklijk besluit van 30 maart 1967, wat betreft het verrekenen van het vertrekvakantiegeld voor bedienden. 

 

Inlichtingen betreffende het vakantiegeld dat verschuldigd is aan een bediende kan u verkrijgen bij één van de externe directies van het Toezicht op de Sociale Wetten van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg (WASO). De FOD Sociale Zekerheid blijft verantwoordelijk voor algemene toelichtingen bij de vakantiewetgeving voor bedienden.

Voor informatie over het vakantiegeld van een arbeider, verwijzen we naar de Rijksdienst voor Jaarlijkse Vakantie.

Enkel vakantiegeld

Bij een bediende is het enkel vakantiegeld het gedeelte van het vakantiegeld dat overeenstemt met het normale loon voor de wettelijke vakantiedagen. De werkgever betaalt deze dagen gewoon door. Dit gedeelte van het vakantiegeld beantwoordt aan het loonbegrip waarop socialezekerheidsbijdragen verschuldigd zijn.

Voor de handarbeiders worden de bijdragen op het enkel vakantiegeld forfaitair en indirect berekend door bij de aangifte aan de RSZ, alle lonen van deze werknemers te verhogen met 8%. Het loon voor hun vakantiedagen wordt niet door de werkgever betaald op het moment dat zij vakantie nemen, maar door de Rijksdienst voor Jaarlijkse Vakantie (RJV). Hiervoor wordt bij de patronale basisbijdrage 5,57% gevoegd voor de regeling jaarlijkse vakantie, en wordt 10,27% geïnd via een jaarlijkse vakantieafrekening.

Dubbel vakantiegeld

Dubbel vakantiegeld is het gedeelte van het vakantiegeld waarop de werknemer recht heeft krachtens de gecoördineerde wetten op de jaarlijkse vakantie der loonarbeiders en dat niet overeenstemt met het gewone loon voor de vakantiedagen. Op dit gedeelte worden geen socialezekerheidsbijdragen berekend. Wel is hierop een bijzondere werknemersbijdrage verschuldigd.

Aanvullingen

Als een werkgever extra aanvullingen toekent bij het wettelijk enkel en dubbel vakantiegeld, zijn hierop socialezekerheidsbijdragen verschuldigd. Worden nochtans uit de berekening van bijdragen uitgesloten, de aanvullingen bij het wettelijk dubbel vakantiegeld toegekend op grond van een nationale collectieve arbeidsovereenkomst die vóór 31 december 1974 in een paritair comité is afgesloten.

Vertrekvakantiegeld bedienden

De werkgever is in sommige gevallen vertrekvakantiegeld verschuldigd aan bedienden. Het vertrekvakantiegeld is gelijk aan 15,34% van het brutoloon en bestaat uit een enkelvoudig vertrekvakantiegeld (= 7,67%) en een dubbel vertrekvakantiegeld (= 7,67%). De berekening en het moment van uitbetaling verschillen volgens de situatie.

Het vertrekvakantiegeld is door de werkgever verschuldigd:

  • op het moment dat:
    • een einde wordt gemaakt aan de arbeidsovereenkomst (ontslag, pensioen);
    • de bediende kiest voor volledige loopbaanonderbreking of volledig tijdskrediet;
    • de bediende onder de wapens wordt geroepen.
    Het vertrekvakantiegeld wordt uitbetaald voor het lopende jaar (vakantiejaar) en eventueel nog voor het vorige jaar (vakantiedienstjaar).
     
  • in december van het jaar waarin:
    • een bediende zijn arbeidsprestaties bij eenzelfde werkgever vermindert (voltijds versus deeltijds, halftijds tijdskrediet, enz.).
    De werkgever betaalt het vakantiegeld dat eventueel nog verschuldigd is op basis van het brutoloon van het vorige jaar. Vertrekvakantiegeld op basis van het brutoloon van het lopende jaar is niet verschuldigd. Desgevallend moet de werkgever in december van het jaar dat volgt op het jaar waarin de bediende zijn arbeidsprestaties vermindert, nog eens vakantiegeld betalen. Meer informatie in het voorbeeld onderaan.

Verrekening vertrekvakantiegeld bedienden

Werkwijze vanaf 1 januari 2024

Een eenmalige verrekening van het vertrekvakantiegeld is niet meer toegestaan. Vanaf 1 januari 2024 betaalt de werkgever voor elke maand waarin de bediende ten minste één dag vakantie neemt, een voorschot van 10% van het brutoloon van die dag(en). De hoofdmoot van het loon voor die dag wordt immers geacht gedekt te zijn door het vertrekvakantiegeld dat door de vorige werkgever werd uitbetaald.

In december, of aan het einde van de arbeidsovereenkomst, wordt vervolgens de eindafrekening van het vakantiegeld gemaakt. Deze eindafrekening gebeurt door de reeds betaalde voorschotten en het reeds bij de vorige werkgever ontvangen vertrekvakantiegeld in mindering te brengen van het effectief door de nieuwe werkgever verschuldigde enkel vakantiegeld. Mocht er na de eindafrekening een negatief saldo zijn, dan mag de werkgever een inhouding uitvoeren op het loon van de maand december (of op het loon van de laatste maand van tewerkstelling), en desgevallend op het loon van een volgende maand indien er niet voldoende loon kan ingehouden worden in december. Deze inhouding mag echter niet meer bedragen dan het vakantiegeld dat door de werkgever verschuldigd zou zijn, mocht de bediende reeds gedurende het hele vakantiedienstjaar bij hem in dienst geweest zijn. Bovendien moet bij deze inhoudingen de loonbeschermingswet gerespecteerd worden met betrekking tot het minimale uit te keren loon. Voor verdere vragen hierover verwijzen wij door naar de FOD WASO, die hiervoor bevoegd is. Als er na de eindafrekening een positief saldo is, moet dit uiteraard betaald worden in de maand december.

Werkgevers die dit wensen kunnen echter ook een werkelijke en definitieve verrekening per vakantiedag toepassen.

DmfA en bijdrageverminderingen

  • De bedragen die als voorschot betaald worden (10 %), moeten telkens aangegeven worden onder looncode 1, het resterende bedrag (90 %) moet aangegeven worden onder looncode 12. Dit geldt voor alle opgenomen vakantiedagen die geheel of gedeeltelijk door een vertrekvakantiegeld worden gedekt voor de aangifte van het kwartaal waarin deze vakantiedagen werden opgenomen. De eindafrekening gebeurt op het einde van het jaar (aangifte 4de kwartaal) of op het einde van de overeenkomst (aangifte kwartaal dat de overeenkomst beëindigd werd).
  • Het bedrag dat bijbetaald moet worden in het geval van een positief saldo na de eindafrekening, wordt aangegeven onder looncode 14. Op dit loon zijn de gewone bijdragen verschuldigd en mogen de bijdrageverminderingen worden toegepast, maar deze looncode telt niet mee voor de bepaling van het referteloon.
  • Het bedrag dat ingehouden wordt op het loon van de maand december of op het loon van de daarop volgende maand(en), als gevolg van een negatief saldo, moet telkens afgetrokken worden van het bedrag onder looncode 1 en vervolgens worden vermeld onder looncode 12.
  • Voor de berekening van de refertelonen, en bij gevolg dus ook voor de werkbonus, de structurele vermindering en eventuele andere bijdrageverminderingen, worden de bedragen onder de looncodes 1 en 12 opgeteld en heeft de verschuiving van bedragen van looncode 1 naar looncode 12 geen impact.
  • Een bijzondere situatie, waarbij in de maand december (of in de laatste maand van tewerkstelling) en in de daarop volgende maanden weinig of geen loon wordt uitbetaald, kan zich voordoen (zoals bij langdurige ziekte). Indien uit de eindafrekening blijkt dat een bedrag moet worden ingehouden (negatief saldo), kan het zijn dat dit niet kan op de lonen van de lopende maand of de daarop volgende maanden.
    • In extremis moet een correctie van de aangifte van een voorgaand kwartaal gebeuren (aanpassing looncodes 1 en 12). De in te houden bedragen moeten namelijk afgetrokken worden van looncode 1 en moeten conform zijn met de loonbeschermingswet. 
    • Het is ook mogelijk om een groter bedrag van het loon in te houden dan wat de loonbeschermingswet voorziet, maar dan is een schriftelijk akkoord van de werknemer nodig.
  • Als de werknemer de laatste maand van het kwartaal veel vakantie opneemt, kan slechts een klein bedrag onder looncode 1 (en een groot bedrag onder looncode 12) aangegeven worden. De werkbonus zal dus niet helemaal opgenomen kunnen worden aangezien er dan te weinig persoonlijke bijdragen (13,07%) zijn waarop de werkbonus gerecupereerd kan worden. Volgens de huidige regeling mag het resterende bedrag van de werkbonus, indien de werkbonus niet volledig kan opgenomen worden in een bepaalde maand, doorgeschoven worden naar de volgende maand binnen hetzelfde kwartaal.

In de nieuwe regeling zou het echter ook toegestaan worden dat de werkbonus naar het volgende kwartaal wordt opgeschoven als de volgende maand zich in een volgend kwartaal bevindt (onder voorbehoud van goedkeuring en publicatie).

Werkwijze tot eind 2023

Het enkelvoudig vertrekvakantiegeld is onderworpen aan socialezekerheidsbijdragen op het ogenblik dat het wordt uitbetaald, en wordt aangegeven met DmfA-looncode 7. De prestaties die overeenstemmen met het vertrekvakantiegeld, moeten op de aangifte niet worden vermeld. Het dubbel vertrekvakantiegeld wordt aangegeven op het niveau van de ganse onderneming in de DmfA (werknemerskengetal 870 - onderworpen gedeelte).

Wanneer de bediende die vertrekvakantiegeld heeft ontvangen, zijn vakantie opneemt bij een nieuwe werkgever geldt het volgende:

De nieuwe werkgever berekent een vakantiegeld alsof de bediende gedurende het ganse vakantiedienstjaar bij hem zou gewerkt hebben en mag het vertrekvakantiegeld verrekenen met het berekend bedrag (de aftrek mag nooit groter zijn dan het bedrag aan vakantiegeld voor de verlofdagen die de bediende opneemt). Socialezekerheidsbijdragen zijn enkel verschuldigd op het verschil tussen het berekend vakantiegeld en het vertrekvakantiegeld.

De nieuwe werkgever vermeldt de vakantiedagen op de aangifte met prestatiecode 1 en geeft het enkel vertrekvakantiegeld - beperkt tot het vakantiegeld verschuldigd voor de vakantiedagen die de bediende opneemt - aan met de DmfA-looncode 12. Als het loon bij de nieuwe werkgever groter is en deze zelf nog vakantiegeld moet betalen, geeft hij het enkelvoudig vakantiegeld aan met DmfA-looncode 1, en het dubbel vakantiegeld met het DmfA-werknemerskengetal 870 (onderworpen deel) op het niveau van de werkgever .

Het totaal van de bedragen aangegeven met de looncodes 1 en 12 (DmfA) is dus gelijk aan het vakantiegeld dat de werkgever verschuldigd zou zijn indien de bediende gedurende het ganse vakantiedienstjaar bij hem zou hebben gewerkt.

De nieuwe werkgever moet het vertrekvakantiegeld éénmalig verrekenen wanneer de bediende zijn hoofdvakantie opneemt. In twee situaties wordt deze regel genuanceerd toegepast:

  • Een bediende verlaat de onderneming nadat het vertrekvakantiegeld volledig werd verrekend maar hij heeft nog enkele vakantiedagen te goed. De werkgever zal de verrekening moeten verbeteren op het ogenblik dat de arbeidsovereenkomst wordt verbroken met een wijziging van de aangifte van het kwartaal waarin de bediende zijn hoofdvakantie heeft opgenomen.
  • Een bediende neemt een paar vakantiedagen op, maar gaat uit dienst bij de werkgever vóórdat hij zijn hoofdvakantie heeft opgenomen. Bij de uitdiensttreding moet de werkgever het vertrekvakantiegeld, betaald door de oude werkgever, nog verrekenen voor de reeds opgenomen vakantiedagen door de aangifte van het kwartaal waarin die dagen vielen, te wijzigen.

Het specifieke geval van een bediende die gedurende het vakantiedienstjaar prestaties als arbeider leverde (verrekening van vakantiecheque)

Ook bij een verandering van statuut van arbeider naar bediende, vindt een verrekening van het enkel vakantiegeld plaats. In deze situatie ontvangt de arbeider geen vertrekvakantiegeld, maar hij ontvangt nog vakantiegeld van het vakantiefonds voor zijn prestaties als arbeider.

De verrekening van het vakantiegeld blijft in deze situatie gelijkaardig aan de verrekening voor bedienden die niet van statuut veranderden. In december, of aan het einde van de arbeidsovereenkomst, moet ook het verschil bepaald worden tussen enerzijds het enkel vakantiegeld dat de werknemer zou hebben ontvangen, mocht de werknemer een volledig jaar in dienst geweest zijn bij de nieuwe werkgever, en anderzijds de som van het ontvangen vakantiegeld van het vakantiefonds na inhouding van 1% solidariteitsbijdrage toegepast op dit bruto vakantiegeld betaald door het vakantiefonds. Een saldo wordt berekend tussen de reeds ontvangen voorschotten van 10% bij de nieuwe werkgever en het ontvangen vakantiegeld van het vakantiefonds.

Enkel vertrekvakantiegeld betaald aan uitzendkrachten, tijdelijke werknemers, gesco's, vervangers openbare sector en artikel 60-ers

Dit betreft alleen:

  • tijdelijke werknemers (op de aangifte vermeld met code "T")
  • uitzendkrachten in de zin van de wet van 24 juli 1987
  • gesubsidieerde contractuelen
  • contractuele vervangers openbare sector
  • werknemers tewerkgesteld op basis van artikel 60, §7, van de OCMW-wet van 8 juli 1976.

Het enkel vertrekvakantiegeld betaald aan deze bedienden is niet onderworpen aan socialezekerheidsbijdragen op het ogenblik dat het door de werkgever wordt uitbetaald. Er worden geen prestaties aangegeven. Toch moet het enkel vertrekvakantiegeld worden aangegeven met DmfA-looncode 11.

Verrekening vertrekvakantiegeld bij een nieuwe werkgever

Wanneer de bediende die enkel vertrekvakantiegeld heeft ontvangen, zijn vakantiedagen opneemt bij een nieuwe werkgever, onderscheiden we twee situaties:

  • de bediende wordt aangeworven als uitzendkracht, tijdelijke, gesco, vervanger openbare sector of artikel 60-er
    De werkgever geeft alle tijdens het kwartaal opgenomen vakantiedagen aan onder prestatiecode 1. Hij berekent het bedrag van het enkel vakantiegeld alsof de bediende gedurende het ganse vakantiedienstjaar bij hem zou hebben gewerkt. De werkgever berekent de verschuldigde socialezekerheidsbijdragen op het volledige bedrag enkel vakantiegeld dat hij aangeeft met DmfA-looncode 1. De werkgever van een gesco, vervanger openbare sector of artikel 60-er kan op dat bedrag enkel vakantiegeld wel de respectieve doelgroepverminderingen toepassen. Bij de uitbetaling van het enkel vakantiegeld aan de bediende houdt de werkgever rekening met het enkel vertrekvakantiegeld dat de bediende ontving van zijn oude werkgever. Zie ook het voorbeeld.
  • de bediende wordt aangeworven als gewone bediende (= geen uitzendkracht, tijdelijke...)
    De werkgever verrekent het vakantiegeld zoals eerder toegelicht (10 % looncode 1, 90 % looncode 12 met berekening van het saldo op het einde van het jaar (of bij het einde van de arbeidsovereenkomst) en in het geval van een positief saldo aangegeven met looncode 14.

Openbare sector

Een specifieke vakantieregeling is in de regel van toepassing op de statutairen en de contractuelen van de openbare sector. In de vakantieregeling openbare sector is het vakantiedienstjaar gelijk aan het vakantiejaar, en hebben de berekening en de uitbetaling van het vakantiegeld betrekking op hetzelfde jaar. Bij een uitdiensttreding kan er geen enkel vertrekvakantiegeld voor bedienden uitbetaald worden. 

De gemeenten, de verenigingen van gemeenten en de instellingen ondergeschikt aan een gemeente, kunnen voor hun contractuelen kiezen voor de vakantieregeling openbare sector of de vakantieregeling van de privésector. In het laatste geval is het privéstelsel van de bedienden van toepassing op zowel de arbeiders als de bedienden.

Aanvullend (Europees) vakantiegeld bij activiteitsaanvang of -hervatting

Een werknemer die een activiteit begint of hervat na een inactiviteitsperiode en die geen recht heeft op (een volledige) wettelijke vakantie, heeft recht op vakantie bij activiteitsaanvang of -hervatting (kort 'aanvullende vakantie'). Om het recht te kunnen inroepen moet de werknemer minstens 3 maanden hebben gewerkt, al dan niet doorlopend, tijdens hetzelfde kalenderjaar. Het aan- of hervatten van een activiteit loopt tot het einde van het kalenderjaar dat volgt op het jaar waarin de werknemer de activiteit begint of hervat.

Wordt eveneens beschouwd als een werknemer die een activiteit hervat:

  • de deeltijdse werknemer die overschakelt naar een voltijds arbeidsstelsel tijdens het vakantiejaar;
  • de deeltijdse werknemer die, tijdens het vakantiejaar, zijn arbeidsstelsel verhoogt met ten minste 20% van een voltijds arbeidsstelsel ten opzichte van het gemiddelde van zijn arbeidsstelsel(s) tijdens het vakantiedienstjaar. Deze regel geldt enkel voor werknemers voor wie de berekening van de vakantieduur leidt tot een tekort van minstens 4 dagen vakantie om aanspraak te kunnen maken op 4 weken vakantie.

Voor informatie over welke werknemers recht hebben op aanvullende vakantie, hoe de duur van deze vakantie wordt berekend of hoe het vakantiegeld wordt berekend, verwijzen we voor arbeiders naar de Rijksdienst voor Jaarlijkse Vakantie en voor bedienden naar de Portaalsite van de Sociale Zekerheid.

Voor de aanvullende vakantiedagen ontvangt de bediende van zijn werkgever een vakantiegeld bij activiteitsaanvang of -hervatting (kort 'aanvullend vakantiegeld'), dat eigenlijk een voorschot is op het dubbel vakantiegeld. De werkgever trekt het aanvullend vakantiegeld af van het dubbel vakantiegeld dat de bediende het volgende jaar moet krijgen of van het vertrekvakantiegeld als de bediende uit dienst gaat of zijn arbeidsduur vermindert. De werkgever trekt de brutobedragen (vóór berekening RSZ-bijdrage) van elkaar af. De RSZ int op het aanvullend vakantiegeld een bijzondere werknemersbijdrage van 13,07% en geen werkgeversbijdragen. De werkgever geeft het aanvullend vakantiegeld aan met het DmfA-werknemerskengetal 870 op het niveau van de onderneming . De berekeningsbasis is gelijk aan het brutobedrag vermenigvuldigd met de breuk 85/92.

Waarom vermenigvuldigen we de berekeningsbasis met 85/92ste? Het aanvullend vakantiegeld is een voorschot op het dubbel vakantiegeld. Het wettelijk dubbel vakantiegeld bedraagt 92% van het normale maandloon en de RSZ int op het wettelijk dubbel vakantiegeld een werknemersbijdrage van 13,07% maar niet op het deel dat overeenstemt met het loon vanaf de 3de dag van de 4de vakantieweek. Deze logica geldt ook voor het aanvullend vakantiegeld.

 

Voorbeelden DmfA en berekening verminderingen

Vakantiegeld voor een bediende die tijdens het vakantiedienstjaar prestaties leverde als arbeider 

Een werknemer heeft het hele vakantiedienstjaar als arbeider gewerkt bij werkgever A. Op het uittreksel van zijn vakantierekening staan 240 prestatiedagen met een werkelijk loon aan 108% ten bedrage van 30.000,00 EUR en 10 gelijkgestelde dagen met een fictief loon aan 100% van 1.150,00 EUR. Zijn totale bezoldiging bedraagt 31.150,00 EUR, het brutovakantiegeld 4.790,87 EUR (31.150,00 x 15,38%).

Hij komt in dienst bij werkgever B in de hoedanigheid van bediende en neemt 5 dagen vakantie op in februari 2024. Werkgever B mag  90% van het loon van elk van deze 5 dagen aftrekken. De werknemer krijgt in die maand een brutoloon van 3.000,00 EUR – 90% van het loon voor de opgenomen vakantiedagen (voor de opgenomen vakantiedagen wordt dus een voorschot van 10% betaald door de werkgever).

Stel dat het dagloon 150,00 EUR bedraagt. In dat geval zou de werknemer 2.325,00 EUR ontvangen (3.000,00 EUR – 675,00 EUR). 675,00 EUR wordt als uitkomst verkregen door 90% te berekenen op het dagloon van de 5 vakantiedagen aan 150,00 EUR per dag (= 150 x 5 x 0,90).

In december, of aan het einde van de arbeidsovereenkomst moet de afrekening van het vertrekvakantiegeld gebeuren. Zie daarvoor het voorbeeld ‘Verrekening vertrekvakantiegeld in december (of bij het einde van de arbeidsovereenkomst)’.

Uitbetaling van het vertrekvakantiegeld

Een bediende wordt ontslagen. Zijn laatste werkdag is 28 februari 2024. Hij heeft in 2024 nog geen vakantiedagen opgenomen. De bediende werkte bij de werkgever van (vóór) januari 2023 tot en met februari 2024. Voor de 12 gewerkte maanden in 2023 verdiende hij 40.000,00 EUR (eindejaarspremie inbegrepen). Voor de maanden januari en februari 2024 ontving hij 6.400,00 EUR loon en 2/12den van de eindejaarspremie, namelijk 533,33 EUR.

  • Bedragen en codes voor DmfA
    • De werkgever berekent het enkel en dubbel vertrekvakantiegeld voor de vakantiejaren 2024 en 2025 bij de uitdiensttreding op 28 februari 2024.
    • Voor het vakantiejaar 2024 is de berekening gebaseerd op de brutolonen van het vakantiedienstjaar 2023. Het enkel vertrekvakantiegeld bedraagt 3.068,00 EUR (7,67% van 40.000,00).
    • Het dubbel vertrekvakantiegeld bedraagt 3.068,00 EUR (7,67% van 40.000,00) waarvan 2.720,00 EUR (6,80% van 40.000,00 EUR) wel onderworpen is aan de bijzondere werknemersbijdrage en 348,00 EUR (0,87% van 40.000,00) niet onderworpen is.
    • Voor het vakantiejaar 2025, gebaseerd op het vakantiedienstjaar 2024, bedraagt het enkel vertrekvakantiegeld 531,79 EUR (7,67% van 6.933,33 ).
    • Het dubbel vertrekvakantiegeld bedraagt eveneens 531,79 EUR (7,67% van 5.850,00 ) waarvan 471,47 EUR (6,80% van 6.933,33) wel en 60,32 EUR (0,87% van 6.933,33) niet onderworpen is aan de bijzondere werknemersbijdrage.
    • Voor februari 2024 geeft de werkgever op de DmfA aangifte 3.599,79 EUR enkel vertrekvakantiegeld aan met DmfA-looncode 7 en zonder prestaties (= 3.068,00 EUR + 531,79 EUR). Het bedrag van het dubbel vakantiegeld waarop de bijzondere werknemersbijdrage verschuldigd is, neemt de werkgever op in zijn aangifte.
  • Verminderingen
    • Voor de berekening van de werkbonus, de structurele vermindering en de doelgroepvermindering maakt het enkel vertrekvakantiegeld geen deel uit van de refertelonen. Op het bedrag van 3.599,79 EUR genieten noch werkgever noch werknemer één van de vermelde bijdrageverminderingen.

Vertrekvakantiegeld voor een uitzendkracht die gewone bediende wordt

Aan een bediende die van 3 oktober 2023 tot 2 januari 2024 als uitzendkracht aan de slag was, betaalt het uitzendkantoor enkel vertrekvakantiegeld bij de uitdiensttreding. Het enkel vertrekvakantiegeld is niet onderworpen aan socialezekerheidsbijdragen op het moment dat het wordt uitbetaald. Het wordt wel aangegeven op de aangifte met DmfA-looncode 11.

De verrekening gebeurt vanaf 1 januari 2024 zoals voor de gewone bedienden.

Het totaal van de arbeids- en vakantiedagen wordt aangegeven onder prestatiecode 1.

Verrekening vertrekvakantiegeld in december (of bij het einde van de arbeidsovereenkomst) bij de nieuwe werkgever bij een

  • Positief saldo 
    • de werknemer verdient dus meer bij zijn nieuwe werkgever dan bij zijn vroegere werkgever en de voorschotten van 10 % van het loon voor de vakantiedagen zijn dus niet hoog genoeg
    • de nieuwe werkgever zal het verschil moeten bijbetalen tussen enerzijds het enkel vakantiegeld dat de werknemer zou hebben ontvangen, mocht de werknemer een volledig jaar in dienst geweest zijn bij hem, en anderzijds de som van
      • het reeds ontvangen vertrekvakantiegeld bij de vorige werkgever
      • en de reeds ontvangen voorschotten van 10% bij de nieuwe werkgever.
    • stel dat het verschuldigde enkel vakantiegeld, mocht de werknemer een volledig jaar in dienst zijn bij de nieuwe werkgever, 2200,00 EUR bedraagt en dat het reeds ontvangen vertrekvakantiegeld en het voorschot van 10% respectievelijk 1800,00 EUR en 220,00 EUR bedragen, zal het door de nieuwe werkgever te betalen saldo 180,00 EUR bedragen, want 2200,00 EUR – (1800,00 EUR + 220,00 EUR) = 180,00 EUR
      • het nog te betalen bedrag van 180,00 EUR moet aangegeven worden onder de nieuwe looncode 14.
      • looncode 1 en looncode 12 blijven ongewijzigd.
  • Negatief saldo 
    • de werknemer verdient toch meer dan bij zijn vorige werkgever maar de vooraf betaalde voorschotten van 10% van het loon voor de vakantiedagen waren te hoog
    • de nieuwe werkgever zal dan het te veel betaalde bedrag bij looncode 1 in mindering moeten brengen, om vervolgens dit te veel betaalde bedrag toe te voegen bij looncode 12
    • stel dat het verschuldigde enkel vakantiegeld, mocht de werknemer een volledig jaar in dienst zijn bij de nieuwe werkgever, 2100 EUR bedraagt en dat het reeds ontvangen vertrekvakantiegeld en het voorschot van 10% respectievelijk 2000,00 EUR en 210,00 EUR bedragen, dan komen we tot een negatief saldo van 110 EUR, want 2100,00 EUR – (2000,00 EUR + 210,00 EUR) = -110,00 EUR
      • het te veel betaalde bedrag van 110,00 EUR moet in mindering worden gebracht van het bedrag onder looncode 1 en toegevoegd bij looncode 12
      • geen looncode 14 want de nieuwe werkgever moet in december of op het einde van de arbeidsovereenkomst niet bijbetalen.
      • indien het bedrag onder looncode 1 in december te laag zou zijn om het volledige, negatieve saldo te salderen (of wanneer meer zou moeten ingehouden worden dan wat volgens de loonbeschermingswet is toegestaan), dan kan het bedrag worden ingehouden op het loon van de volgende maand
  • Negatief saldo bij de eindafrekening in december (of bij het einde van de arbeidsovereenkomst), de vooraf betaalde voorschotten van 10% van het loon voor de vakantiedagen waren dus te hoog 
    • stel dat de werknemer bij zijn nieuwe werkgever minder verdient dan bij zijn vroegere werkgever. Dat wil zeggen dat de betaalde voorschotten sowieso te veel waren.
      • De som van de voorschotten van 10 % moet in mindering worden gebracht van het bedrag onder looncode 1 en toegevoegd aan het bedrag onder looncode 12
  • Negatief saldo 
    • de vooraf betaalde voorschotten van 10% van het loon voor de vakantiedagen waren dus te hoog, én de werknemer is gedurende het hele kwartaal ziek en verwacht wordt dat de werknemer ook tijdens de daaropvolgende periode ziek zal zijn
    • de nieuwe werkgever zal dan een wijzigende aangifte DmfA moeten indienen voor het derde kwartaal om het te veel betaalde bedrag bij looncode 1 in mindering te brengen, en toe te voegen bij looncode 12
    • toegepast op het vorige voorbeeld zal dus 110,00 EUR in mindering moeten worden gebracht van het bedrag onder looncode 1 en worden toegevoegd bij looncode 12.

Arbeider die bediende wordt (verrekening van vakantiecheque):

Ook bij een verandering van statuut van arbeider naar bediende, vindt een verrekening van het enkel vakantiegeld plaats. In deze situatie ontvangt de arbeider geen vertrekvakantiegeld, maar hij ontvangt nog vakantiegeld van het vakantiefonds voor zijn prestaties als arbeider.

De verrekening van het vakantiegeld blijft in deze situatie gelijkaardig aan de verrekening voor bedienden die niet van statuut veranderden. In december, of aan het einde van de arbeidsovereenkomst, moet ook het verschil bepaald worden tussen enerzijds het enkel vakantiegeld dat de werknemer zou hebben ontvangen, mocht de werknemer een volledig jaar in dienst geweest zijn bij de nieuwe werkgever, en anderzijds de som van het ontvangen vakantiegeld van het vakantiefonds na inhouding van 1% solidariteitsbijdrage toegepast op dit bruto vakantiegeld betaald door het vakantiefonds. Een saldo wordt berekend tussen de reeds ontvangen voorschotten van 10% bij de nieuwe werkgever en het ontvangen vakantiegeld van het vakantiefonds.

Decemberafrekening bij vermindering arbeidsprestaties

Een bediende werkt heel het jaar 2022 voltijds (5 dagen per week) en in 2023 nog een half jaar voltijds. Op 1 juli 2023 gaat de bediende halftijds werken (5 halve dagen per week). Hij neemt al zijn vakantie in dit halftijdse stelsel in augustus 2023 (dit zijn 4 weken vakantie van 5 halve dagen of 20 halve dagen) en ontvangt enkel vakantiegeld voor 20 halve vakantiedagen en dubbel vakantiegeld gelijk aan 92% van de maandwedde.

In december 2023 krijgt de bediende enkel (7,67%) en dubbel (7,67%) vakantiegeld op basis van het verdiende of gelijkgestelde brutoloon van het vakantiedienstjaar 2022, min het reeds uitbetaalde enkel en dubbel vakantiegeld.

Als de bediende in 2024 nog halftijds werkt in hetzelfde regime heeft hij recht op 4 weken van 5 halve vakantiedagen en een dubbel vakantiegeld van 92% van de brutomaandwedde (een halftijdse maandwedde). Voor zijn voltijdse prestaties in het vakantiedienstjaar 2023 heeft de bediende nog recht op 5 volledige vakantiedagen.

In december 2024 volgt een tweede afrekening voor het enkel vakantiegeld van 5 volledige vakantiedagen en het overeenstemmend dubbel vakantiegeld.  De bediende ontvangt nog enkel (7,67%) en dubbel (7,67%) vakantiegeld op basis van het verdiende of gelijkgestelde brutoloon van het vakantiedienstjaar 2023, min het reeds uitbetaalde enkel en dubbel vakantiegeld.

Vertrekvakantiegeld voor een bediende die gesco, vervanger openbare sector of artikel 60-er is 

Een bediende (gesco, vervanger openbare sector of artikel 60-er) verdient 3.000,00 EUR per maand, gaat uit dienst op 31 maart 2024 en nam in het vakantiejaar 2024 reeds 10 vakantiedagen op. De werkgever berekent het enkel vertrekvakantiegeld voor de vakantiejaren 2024 en 2025:

  • enkel vertrekvakantiegeld voor het vakantiejaar 2025 = 7,67% x het brutoloon van 2024 (voor de periode van 1 januari 2024 tot 31 maart 2024); er zijn geen bijdragen verschuldigd, dus de bediende ontvangt als enkel vertrekvakantiegeld 690,30 EUR (= 7,67% x 3.000,00 EUR x 3 maanden)
  • enkel vertrekvakantiegeld voor het vakantiejaar 2024 = 7,67% van het brutoloon van 2023 (voor de periode van 1 januari 2023 tot 31 december 2023); de bediende nam al 10 vakantiedagen in het vakantiejaar 2024; er zijn geen bijdragen verschuldigd, dus de bediende ontvangt als enkel vertrekvakantiegeld 1.380,60 EUR (= 7,6% x 3.000,00 EUR x 12 maanden x 10/20). 

De oude werkgever moet het enkel vertrekvakantiegeld zonder prestaties aangeven met DmfA-looncode 11 (geen bijdragen). De bediende (gesco, vervanger openbare sector of artikel 60-er) ontvangt ook dubbel vertrekvakantiegeld dat in DmfA aangegeven moet worden met het kengetal 870 (onderworpen deel) op het niveau van de onderneming. 

De bediende treedt op 1 april 2024 in dienst bij een nieuwe werkgever opnieuw als gesco, vervanger openbare sector of artikel 60-er.

In mei 2024  neemt de bediende 2 weken vakantie en hij krijgt die maand een brutoloon van 1.619,40 EUR. Dit is zijn brutoloon van 3.000,00 EUR min 1.380,60 EUR (het enkel vertrekvakantiegeld reeds ontvangen van de oude werkgever).

De nieuwe werkgever vermeldt op zijn aangifte:

  • met DmfA-looncode 1 het brutoloon van 3.000,00 EUR dat onderworpen is aan de gewone werkgevers- en werknemersbijdragen maar de werkgever van een gesco, vervanger openbare sector of artikel 60-er kan wel de respectieve doelgroepvermindering toepassen op dit brutoloon
  • met prestatiecode 1 het totaal van de arbeids- en vakantiedagen.

Als de nieuwe werkgever nog dubbel vakantiegeld moet betalen, geeft hij dat aan onder het DmfA-werknemerskengetal 870 (onderworpen deel) op het niveau van de onderneming. 

De bediende treedt op 1 april 2024 in dienst bij een nieuwe werkgever als gewone werknemer.

In mei 2024  neemt de bediende 2 weken vakantie en hij krijgt die maand een brutoloon van 3.000,00 EUR – 90% van het loon voor de opgenomen vakantiedagen (voor de opgenomen vakantiedagen wordt dus een voorschot van 10% betaald).

Stel dat het dagloon 150,00 EUR bedraagt. In dat geval zou de werknemer 1.650,00 EUR ontvangen (3.000,00 EUR – 1.350,00 EUR). 1.350,00 EUR wordt als uitkomst verkregen door 90% te berekenen op het dagloon van de 10 vakantiedagen aan 150,00 EUR per dag (150 x 10 x 0,90).

De nieuwe werkgever vermeldt op zijn aangifte:

  • met DmfA-looncode 1 het brutoloon van 1.650,00 EUR dat onderworpen is aan de gewone werkgevers- en werknemersbijdragen 
  • met DmfA-looncode 12: 1.350,00 EUR (de berekende 90%). Het uiteindelijke saldo wordt zoals reeds vermeld, in december of aan het einde van de arbeidsovereenkomst berekend
  • met prestatiecode 1 het totaal van de arbeids- en vakantiedagen.

Als de nieuwe werkgever nog dubbel vakantiegeld moet betalen, geeft hij dat aan onder het DmfA-werknemerskengetal 870 (onderworpen deel) op het niveau van de onderneming. 

Aanvullende vakantie bij activiteitsaanvang of -hervatting

Een bediende werkt in 2022 niet. Op 1 juli 2023 gaat hij/zij aan de slag bij een werkgever en dit 5 dagen per week aan een maandloon van 2.800,00 EUR. Vanaf de laatste week van september 2023 kan de bediende 5 dagen aanvullende vakantie nemen en ontvangt hiervoor van de werkgever vakantiegeld begrepen in het loon van 2.800,00 EUR. De maand september 2023 telt 20 bezoldigde dagen, zodat het aanvullend vakantiegeld gelijk is aan 700,00 EUR (5/20ste van 2.800,00 EUR).

In juni 2024 heeft de bediende recht op 10 wettelijke vakantiedagen en ontvangt van zijn werkgever:

  • enkel vakantiegeld voor 2 weken dat gelijk is aan 1.400,00 EUR (10/20ste x 2.800,00 EUR)
  • dubbel vakantiegeld gelijk aan 1.288,00 EUR (= 6/12 x 92% x 2.800,00 EUR); de werkgever mag van die 1.288,00 EUR het vakantiegeld aftrekken dat hij uitbetaalde voor de aanvullende vakantiedagen in 2023 (700,00 EUR): hij betaalt dus nog 588,00 EUR (1.288,00 EUR - 700,00 EUR).

DmfA 3de kwartaal 2023: de werkgever geeft 5 dagen aanvullende vakantie aan met prestatiecode 14.
Onder DmfA-werknemerskengetal 870 geeft hij als berekeningsbasis voor de werknemersbijdrage van 13,07% een bedrag van 646,74 EUR aan (85/92ste van 700,00 EUR).

DmfA 2de kwartaal 2024: de bediende neemt in juni 2024 zijn hoofdvakantie. De werkgever trekt het aanvullend vakantiegeld af van het wettelijk dubbel vakantiegeld. Na de aftrek blijft nog 588,00 EUR dubbel vakantiegeld over voor de bediende.
Een bedrag van 543,26 EUR (588,00 EUR x 85/92) wordt aangegeven onder DmfA-werknemerskengetal 870. Op dit bedrag is de bediende de bijdrage van 13,07% verschuldigd.

Bijkomende informatie 1

Bijkomende informatie DmfA - Vertrekvakantiegeld voor bedienden

In DMFA wordt het vertrekvakantiegeld voor bedienden aangegeven in blok 90019 "Bezoldiging van de tewerkstelling werknemerslijn" als volgt :

Type
werknemer

Vertrek

Nieuwe aanwerving

Enkel vertrekvakantie-geld

Sociale bijdragen

DMFA
bezoldigings-
code

Kwaliteit

Enkel vakantiegeld

Sociale bijdragen

DMFA
bezoldigings-
code

Bediende of leerling-bediende

ja

ja

Code 7

Als gewone
bediende

Enkel vakantiegeld min vertrekvakantiegeld

- Ja op enkel vakantiegeld min vertrekvakantie-geld*
- Niet op vertrekvakan
tiegeld

Code 1

Code 12

Uitzend-kracht of
tijdel. wnr
of GESCO's
of vervangers in de openbare sector of werknemers in kader van art. 60 §7 van OCMW-wet

ja

neen

Code 11

Als uitzend-
kracht
of GESCO's
of vervangers in de openbare sector of werknemers in kader van art. 60 §7 van OCMW-wet

Enkel vakantiegeld min vertrekvakantiegeld

Ja op volledig enkel vakantiegeld

Code 1

Uitzend-kracht of
tijdel. wnr
of GESCO's
of vervangers in de openbare sector of werknemers in kader van art. 60 §7 van OCMW-wet

ja

neen

Code 11

Als gewone
bediende

Enkel vakantiegeld min vertrekvakantiegeld

- Ja op enkel vakantiegeld min vertrekvakantie-geld*
- Niet op vertrekvakan-
tiegeld

Code 1

Code 12

* kan geen negatief bedrag geven; in dergelijk geval moet het enkel vertrekvakantiegeld beperkt worden tot de verschuldigde bezoldiging voor de opgenomen vakantiedagen