Het portaal van de sociale zekerheid gebruikt cookies om de site gebruiksvriendelijker te maken.

Meer weten × Doorgaan

Vers le contenu de cette page

Tussentijdse instructies - 2023/3

Inhoud

Ziekte en vakantiedagen

(10/11/2023)

Het koninklijk besluit van van 8 februari 2023 (BS van 16 maart 2023) voorziet in een nieuwe regeling betreffende ziekte en vakantiedagen.

Werkwijze tot eind 2023:

Volgens de huidige regeling verliest de werknemer namelijk zijn vakantiedagen als hij ziek wordt tijdens zijn vakantie. Ook indien een werknemer zijn vakantiedagen niet meer in hetzelfde vakantiejaar kan opnemen (o.a. omwille van ziekte), verliest hij de nog op te nemen vakantiedagen, want volgens de huidige regeling kunnen deze dagen niet overgedragen worden naar een volgend jaar.

Nieuwe regeling vanaf 1 januari 2024:

Vanaf het vakantiejaar 2024 (vakantiedienstjaar 2023) zullen werknemers die ziek worden tijdens hun vakantie hun vakantiedagen kunnen behouden. Deze vakantiedagen kunnen dan omgezet worden naar ziektedagen en de werknemer behoudt vervolgens het recht op deze vakantiedagen. Opdat vakantiedagen omgezet kunnen worden naar ziektedagen, moet de werknemer meteen zijn werkgever verwittigen in het geval hij ziek wordt tijdens zijn vakantie. De werknemer moet de werkgever ook een geneeskundig getuigschrift bezorgen en hij moet ook expliciet vermelden dat hij zijn vakantiedagen later wenst op te nemen.     

Daarnaast zullen vakantiedagen ook overgedragen kunnen worden, naar het eerste of het tweede jaar volgend op het vakantiejaar (2025 of 2026 voor het vakantiejaar 2024), als deze vakantiedagen omwille van ziekte niet meer voor het einde van het vakantiejaar kunnen opgenomen worden. Deze overgedragen vakantiedagen moeten, als deze meegenomen worden naar een nieuwe werkgever, nadrukkelijk op het vakantieattest vermeld worden. Op het moment dat overgedragen vakantiedagen uit een voorgaand vakantiejaar opgenomen worden, ontvangt de werknemer geen loon voor deze overgedragen dagen. Het enkelvoudig vakantiegeld voor deze dagen wordt ten laatste op het einde van het vakantiejaar (uiterlijk op 31 december) betaald.  

Het gaat niet alleen om een schorsing van de tewerkstelling als gevolg van ziekte maar ook andere oorzaken van schorsing komen in aanmerking, zoals afwezigheden wegens arbeidsongeval, profylactisch verlof, pleegouderverlof. Meer details kunnen worden bekomen bij de FOD Sociale zekerheid: dgBeSoC-contact@minsoc.fed.be.

DmfA en bijdrageverminderingen

Het bedrag dat de werknemer ontvangt voor vakantiedagen die niet opgenomen kunnen worden omwille van ziekte moet in het 4de kwartaal aangegeven worden. Dit gebeurt met een nieuwe looncode yy. Op dit bedrag zijn socialezekerheidsbijdragen verschuldigd, maar dit bedrag telt niet mee voor de bepaling van het referteloon van het 4de kwartaal (werkgeversbijdrageverminderingen) of voor de bepaling van het refertemaandloon (werkbonus). De bedragen onder deze nieuwe looncode zijn ook niet opgenomen in de berekeningsbasis van de bijdrageverminderingen. Er staat geen prestatiecode tegenover. 

De dagen afwezigheid, zowel tijdens een vakantieperiode als op het einde van het jaar, worden aangegeven met de gewone loon- en prestatiecodes in het geval de werknemer zich nog bevindt in een periode van gewaarborgd loon of met hun respectievelijke indicatieve prestatiecodes (bijvoorbeeld 50 voor ziekte), dus zonder looncode buiten de periode gewaarborgd loon.

Op het moment van opname van de overgedragen vakantiedagen ontvangt de werknemer voor deze dagen geen loon. Ze tellen, net als de dagen prestatiecode 2, wel mee voor de bepaling van de prestatiebreuk (µ) maar niet voor de berekening van de refertelonen voor de geharmoniseerde verminderingen en de werkbonus. Deze dagen worden aangegeven met een nieuwe prestatiecode yy.

Verrekening vertrekvakantiegeld

(10/11/2023)

Het koninklijk besluit van 28 september 2023 (BS van 18 oktober 2023) wijzigt de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten van de jaarlijkse vakantie opgenomen in het koninklijk besluit van 30 maart 1967, wat betreft het verrekenen van het vertrekvakantiegeld voor bedienden. 

Werkwijze tot eind 2023:

De nieuwe werkgever voert doorgaans op het moment van de hoofdvakantie van de bediende, een eenmalige berekening van het vakantiegeld uit alsof de bediende gedurende het ganse vakantiedienstjaar bij hem zou gewerkt hebben. De nieuwe werkgever mag vervolgens het vertrekvakantiegeld verrekenen met het berekende vakantiegeld, maar de aftrek mag nooit groter zijn dan het bedrag aan vakantiegeld voor de verlofdagen die de bediende opneemt.

Nieuwe regeling vanaf 1 januari 2024:

Een eenmalige verrekening van het vertrekvakantiegeld is niet meer toegestaan. Vanaf 1 januari 2024 betaalt de werkgever voor elke maand waarin de bediende ten minste één dag vakantie neemt, een voorschot van 10% van het brutoloon van die dag(en) als voorschot. De hoofdmoot van het loon voor die dag wordt immers geacht gedekt te zijn door het vertrekvakantiegeld dat door de vorige werkgever werd uitbetaald.

In december, of aan het einde van de arbeidsovereenkomst, wordt vervolgens de eindafrekening van het vakantiegeld gemaakt. Deze eindafrekening gebeurt door de reeds betaalde voorschotten en het reeds bij de vorige werkgever ontvangen vertrekvakantiegeld in mindering te brengen van het effectief door de nieuwe werkgever verschuldigde enkel vakantiegeld. Mocht er na de eindafrekening een negatief saldo zijn, dan mag de werkgever een inhouding uitvoeren op het loon van de maand december, en desgevallend op het loon van een volgende maand indien er niet voldoende loon kan ingehouden worden in december. Deze inhouding mag echter niet meer bedragen dan het vakantiegeld dat door de werkgever verschuldigd zou zijn, mocht de bediende reeds gedurende het hele vakantiedienstjaar bij hem in dienst geweest zijn.  Bovendien moet bij deze inhoudingen de loonbeschermingswet gerespecteerd worden met betrekking tot het minimale uit te keren loon. Voor verdere vragen hierover verwijzen wij door naar de FOD WASO, die hiervoor bevoegd is. Als er na de eindafrekening een positief saldo is, moet dit uiteraard betaald worden in de maand december.

Werkgevers die dit wensen kunnen echter ook een werkelijke en definitieve verrekening per vakantiedag toepassen.

DmfA en bijdrageverminderingen

  • De bedragen die als voorschot betaald worden (10 %), moeten telkens aangegeven worden onder looncode 1, het resterende bedrag (90 %) moet aangegeven worden onder looncode 12. Dit geldt voor alle opgenomen vakantiedagen die door een vertrekvakantiegeld geheel of gedeeltelijk worden gedekt voor de aangifte van het kwartaal waarin deze vakantiedagen werden opgenomen. De eindafrekening gebeurt op het einde van het jaar (aangifte 4de kwartaal) of op het einde van de overeenkomst (aangifte kwartaal dat de overeenkomst beëindigd werd).
  • Het bedrag dat bijbetaald moet worden in het geval van een positief saldo na de eindafrekening, wordt aangegeven onder looncode xx.  Op dit loon zijn de gewone bijdragen verschuldigd en mogen de bijdrageverminderingen worden toegepast, maar deze looncode telt niet mee voor de bepaling van het referteloon.
  • Het bedrag dat ingehouden wordt op het loon van de maand december of op het loon van de daarop volgende maand(en), als gevolg van een negatief saldo, moet telkens afgetrokken worden van het bedrag onder looncode 1 en vervolgens worden vermeld onder looncode 12. Voor de berekening van de refertelonen, en bij gevolg dus ook voor de werkbonus, de structurele vermindering en eventuele andere bijdrageverminderingen, worden de bedragen onder de looncodes 1 en 12 opgeteld en heeft de verschuiving van bedragen van looncode 1 naar looncode 12 geen impact.
  • Een bijzondere situatie, waarbij in de maand december en in de daarop volgende maanden weinig of geen loon wordt uitbetaald, kan zich voordoen (zoals bij langdurige ziekte). Indien uit de eindafrekening blijkt dat een bedrag moet worden ingehouden (negatief saldo), kan het zijn dat dit niet kan op de lonen van de lopende maand of de daarop volgende maanden. In extremis moet een correctie van de aangifte van een voorgaand kwartaal gebeuren (aanpassing looncodes 1 en 12). De in te houden bedragen moeten namelijk afgetrokken worden van looncode 1 en moeten conform zijn met de loonbeschermingswet. 
    • Het is ook mogelijk om een groter bedrag van het loon in te houden dan wat de loonbeschermingswet voorziet, maar dan is een schriftelijk akkoord van de werknemer nodig.
    • Ten slotte kan de werknemer eveneens rechtstreeks een terugbetaling aan de werkgever uitvoeren van het te veel ontvangen vakantiegeld. Verdere richtlijnen voor de verrekeningen in deze situaties worden later nog meegedeeld.
  • Als de werknemer de laatste maand van het kwartaal veel vakantie opneemt, kan slechts een klein bedrag onder looncode 1 (en een groot bedrag onder looncode 12) aangegeven worden. De werkbonus zal dus niet helemaal opgenomen kunnen worden aangezien er dan te weinig persoonlijke bijdragen (13,07%) zijn waarop de werkbonus gerecupereerd kan worden. Volgens de huidige regeling mag het resterende bedrag van de werkbonus, indien de werkbonus niet volledig kan opgenomen worden in een bepaalde maand, doorgeschoven worden naar de volgende maand binnen hetzelfde kwartaal.

In de nieuwe regeling zou het echter ook toegestaan worden dat de werkbonus naar het volgende kwartaal wordt opgeschoven als de volgende maand zich in een volgend kwartaal bevindt (onder voorbehoud van goedkeuring en publicatie).

Voorbeelden specifieke situaties

  • Positief saldo bij de eindafrekening in december (of bij het einde van de arbeidsovereenkomst), de voorschotten van 10 % van het loon voor de vakantiedagen zijn dus niet hoog genoeg:
    • De nieuwe werkgever zal het verschil moeten bijbetalen tussen enerzijds het enkel vakantiegeld dat de werknemer zou hebben ontvangen, mocht de werknemer een volledig jaar in dienst geweest zijn bij hem, en anderzijds de som van
      • het reeds ontvangen vertrekvakantiegeld bij de vorige werkgever
      • en de reeds ontvangen voorschotten van 10% bij de nieuwe werkgever.
    • Stel dat het verschuldigde enkel vakantiegeld, mocht de werknemer een volledig jaar in dienst zijn bij de nieuwe werkgever, 2200 EUR bedraagt en dat het reeds ontvangen vertrekvakantiegeld en het voorschot van 10% respectievelijk 1800 EUR en 220 EUR bedragen, zal het door de nieuwe werkgever te betalen saldo 180 EUR bedragen, want 2200 EUR – (1800 EUR + 220 EUR) = 180 EUR
      • Het nog te betalen bedrag van 180 EUR moet aangegeven worden onder de nieuwe looncode xx.
      • Looncode 1 en looncode 12 blijven ongewijzigd.
  • Negatief saldo bij de eindafrekening in december (of bij het einde van de arbeidsovereenkomst), de vooraf betaalde voorschotten van 10% van het loon voor de vakantiedagen waren dus te hoog:
    • De nieuwe werkgever zal dan het te veel betaalde bedrag bij looncode 1 in mindering moeten brengen, om vervolgens dit te veel betaalde bedrag toe te voegen bij looncode 12.
    • Stel dat het verschuldigde enkel vakantiegeld, mocht de werknemer een volledig jaar in dienst zijn bij de nieuwe werkgever, 2100 EUR bedraagt en dat het reeds ontvangen vertrekvakantiegeld en het voorschot van 10% respectievelijk 2000 EUR en 210 EUR bedragen, dan komen we tot een negatief saldo van 110 EUR, want 2100 EUR – (2000 EUR + 210 EUR) = -110 EUR.
      • Het te veel betaalde bedrag van 110 EUR moet in mindering worden gebracht van het bedrag onder looncode 1 en toegevoegd bij looncode 12.
      • Merk op dat niets onder de nieuwe looncode xx moet aangegeven worden. Deze code mag namelijk enkel gebruikt worden in het geval de nieuwe werkgever moet bijbetalen.
      • Mocht het bedrag onder looncode 1 in december trouwens te laag zijn om het volledige, negatieve saldo te salderen (of wanneer meer zou moeten ingehouden worden dan wat volgens de loonbeschermingswet is toegestaan), dan kan het bedrag worden ingehouden op het loon van de volgende maand.
  • Negatief saldo bij de eindafrekening in december (of bij het einde van de arbeidsovereenkomst), de vooraf betaalde voorschotten van 10% van het loon voor de vakantiedagen waren dus te hoog, én de werknemer is gedurende het hele kwartaal ziek en verwacht wordt dat de werknemer ook tijdens de daaropvolgende periode ziek zal zijn:
    • De nieuwe werkgever zal dan een wijzigende aangifte DmfA moeten indienen voor het derde kwartaal om het te veel betaalde bedrag bij looncode 1 in mindering te brengen, en toe te voegen bij looncode 12.
    • Toegepast op het vorige voorbeeld zal dus 110 EUR in mindering moeten worden gebracht van het bedrag onder looncode 1 en worden toegevoegd bij looncode 12.​​​
  • Negatief saldo bij de eindafrekening in december (of bij het einde van de arbeidsovereenkomst), de vooraf betaalde voorschotten van 10% van het loon voor de vakantiedagen waren dus te hoog: 
    • Stel dat de werknemer bij zijn nieuwe werkgever minder verdient dan bij zijn vroegere werkgever. Dat wil zeggen dat de betaalde voorschotten sowieso te veel waren.
      • De som van de voorschotten van 10 % moet in mindering worden gebracht van het bedrag onder looncode 1 en toegevoegd aan het bedrag onder looncode 12.
  • Arbeider die bediende wordt (verrekening van vakantiecheque):
    • Ook bij een verandering van statuut van arbeider naar bediende, vindt een verrekening van het enkel vakantiegeld plaats. In deze situatie ontvangt de arbeider geen vertrekvakantiegeld, maar hij ontvangt nog vakantiegeld van het vakantiefonds voor zijn prestaties als arbeider. 
    • De verrekening van het vakantiegeld blijft in deze situatie gelijkaardig aan de verrekening voor bedienden die niet van statuut veranderden. In december, of aan het einde van de arbeidsovereenkomst, moet ook het verschil bepaald worden tussen enerzijds het enkel vakantiegeld dat de werknemer zou hebben ontvangen, mocht de werknemer een volledig jaar in dienst geweest zijn bij de nieuwe werkgever, en anderzijds de som van het ontvangen vakantiegeld van het vakantiefonds na inhouding van 1% solidariteitsbijdrage toegepast op dit bruto vakantiegeld betaald door het vakantiefonds. Een saldo wordt berekend tussen de reeds ontvangen voorschotten van 10% bij de nieuwe werkgever en het ontvangen vakantiegeld van het vakantiefonds.

 

 

Aanpassing toepassingsgebied flexi-tewerkstelling in de zorg

(09/11/2023)

De wet diverse bepalingen inzake sociale zaken van 16 oktober 2023 (BS van 31 oktober 2023), past het toepassingsgebied van de flexi-tewerkstelling in de zorg voor de openbare sector retroactief aan vanaf 1 januari 2023 door toevoeging van een aantal NACE-codes. Het gaat om een aantal activiteiten in de openbare sector aangegeven onder volgende NACE-codes, naar analogie met werkgevers uit de privésector onder het paritair comité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten:

  • 86220 - specialisten
  • 86230 - tandartsen
  • 86907 - vroedvrouwen
  • 87203 - huisvesting personen met psychiatrische problemen
  • 87205 - beschut wonen voor met psychiatrische problemen
  • 88102 - dag- en dienstencentra voor ouderen

Ter herinnering, de flexi-tewerkstelling in de zorg beperkt zich, naast de werkgevers uit de openbare sector met de hiervoor vermelde NACE-codes, tot:

  • PC 330 - het paritair comité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten 
    • en van openbare instellingen en diensten van de publieke zorgsector met als NACE-code 86101, 86102, 86103, 86104, 86109, 86210, 86901, 86903, 86905, 86906, 86909, 87101, 87109, 87301, en 87302
    • met uitsluiting van functies die taken omvatten behorend tot het materiële toepassingsgebied van de gecoördineerde wet van 10 mei 2015 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen.

 

Huisarbeiders - aantal arbeidsdagen

(07/11/2023)

De RSZ aanvaardt dat het aantal arbeidsdagen voor huisarbeiders berekend wordt op basis van het gewaarborgd gemiddeld minimum maandinkomen. Als gevolg van de evolutie van het indexcijfer der consumptieprijzen, bedraagt het gewaarborgd gemiddeld minimum maandinkomen 1.994,18 EUR met ingang van 1 november 2023.

Werkbonus - grensbedragen

(07/11/2023)

Ingevolge de evolutie van het indexcijfer der consumptieprijzen, is er een aanpassing van de loongrenzen en van de maximale verminderingsbedragen voor de berekening van de werkbonus. Hieronder vindt u in tabelvorm de nieuwe bedragen vanaf 1 november 2023.

Bedienden (*)

S (refertemaandloon aan 100% in EUR)

R (basisbedrag in EUR)

≤ 2.054,01
2.054,01 en ≤ 2.623,00
2.623,00 en ≤ 3.144,45
3.144,45

267,42
267,42 - (0,2579 x (S - 2.054,01))
252,26 - (0,2313 x (S - 2.054,01))
0,00

Arbeiders (**)

S (refertemaandloon aan 100% in EUR)

R (basisbedrag in EUR)

≤ 2.054,01
2.054,01 en ≤ 2.623,00
2.623,00 en ≤ 3.144,45
3.144,45

288,81
288,81 - (0,2786 x (S - 2.054,01))
272,44 - (0,2498 x (S - 2.054,01))
0,00

(*) Onder bedienden moet worden verstaan: de werknemers die moeten worden aangegeven aan 100 %, dus ook bijvoorbeeld arbeiders in de openbare sector.
(**) Onder arbeiders moet worden verstaan: de werknemers die moeten worden aangegeven aan 108 %, dus ook bijvoorbeeld kunstenaars.

Flexi-loon

(07/11/2023)

In het kader van een flexi-job heeft de werknemer recht op een loon (bruto is netto aangezien er geen inhoudingen zijn) dat niet lager mag zijn dan 8,82 EUR per uur (niet-geïndexeerd). Eveneens wordt, samen met ieder loon, een flexi-vakantiegeld uitbetaald van 0,68 EUR per uur (niet-geïndexeerd, totaal dus 9,50 EUR per uur).

Door een aanpassing voortvloeiend uit een indexoverschrijding, bedraagt  vanaf 1 november 2023 het minimumbedrag van het flexi-uurloon 11,19 EUR en het flexi-vakantiegeld 0,86 EUR per uur (totaal dus 12,05 EUR).

Voor activiteiten uitgevoerd binnen het paritair comité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten (PC 330) of bij een openbare instelling en diensten van de publieke zorgsector, heeft de werknemer recht op een basisloon dat niet lager mag zijn dan 11,49 EUR per uur (niet-geïndexeerd).

Aangepast aan de indexevolutie, bedraagt  vanaf 1 november 2023 dit minimumbedrag van het flexi-uurloon 14,57 EUR en het flexi-vakantiegeld 1,12 EUR per uur (totaal dus 15,69 EUR).

Decava - loonplafonds inhoudingen

(07/11/2023)

Ingevolge de evolutie van het indexcijfer der consumptieprijzen, is er met ingang van 1 november 2023 een aanpassing van de grensbedragen voor de berekening van de maximale inhouding op de aanvullende vergoedingen:

Grensbedragen na indexering en met toepassing van de herwaarderingscoëfficiënt:

(in EUR)

voltijds, met gezinslast

voltijds, zonder gezinslast

halftijds, met gezinslast

halftijds, zonder gezinslast

basisbedrag 1.130,44 938,50 565,22 469,25
vanaf 01-11-2022 2.043,35 1.696,40 1.021,67 848,20
vanaf 01-12-2022 2.084,26 1.730,36 1.042,13 865,18
vanaf 01-07-2023 2.100,51 1.743,86 1.050,26 871,93
vanaf 01-11-2023 2.142,51 1.778,73 1.071,26 889,36

 

Kilometervergoeding woon-werkverplaatsingen en beroepsverplaatsingen

(18/10/2023)

De maximale kilometervergoeding voor de woon-werkverplaatsingen en beroepsverplaatsingen bedraagt 0,4259 EUR/km vanaf 1 oktober 2023 tot en met 31 december 2023 (omzendbrief nr. 725 van 19 september 2023, BS van 16 oktober 2023).

Gedeeltelijke compensatie werkgeverskost jaarlijkse vakantie voor de gelijkstelling tijdelijke werkloosheid overmacht 'corona', 'overstromingen' en het conflict in Oekraïne - update

(18/10/2023)

Een gedeeltelijke compensatie is voorzien in een ontwerp van programmawet voor de kost voortvloeiend uit de gelijkstelling van de dagen tijdelijke werkloosheid overmacht als gevolg van de COVID-19-pandemie, de overstromingen in de zomer van 2021 of het conflict in Oekraïne,  voor wat het vakantiegeld voor de bedienden betreft. De betreffende wet van 4 juli 2023 werd gepubliceerd op 11 juli 2023, maar legistiek technisch moest er nog een wijziging aangebracht worden. Deze wijziging werd intussen op 13 oktober in een door de commissie goedgekeurd amendement doorgevoerd.

Het bedrag van de eventuele compensatie wordt op 18 oktober 2023 ter kennisgeving overgemaakt. Dit bedrag wordt toegerekend op de werkgeversrekening bij de RSZ, meer bepaald als betaling op de aangegeven bijdragen voor het 3 de kwartaal 2023 (saldo te betalen op 31 oktober 2023). De berekening is opgenomen in de tussentijdse mededeling van 17 juni 2023.

Aanpassing forfaits zeevissers

(10/10/2023)

Als gevolg van het overschrijden van de spilindex tijdens de maand augustus 2023 (zeevissers) wijzigen de forfaitaire daglonen.

De tabel bevat de dagforfaits die gelden vanaf 1 oktober 2023.

De forfaitaire bedragen voor de met fooien betaalden, de gelegenheidsarbeid in de horeca, land- en tuinbouw en aangestelden toiletten buiten de horeca ondergaan geen wijzigingen ten opzichte van het 3de kwartaal 2023.

Vergoedingen voortvloeiend uit de overdracht of verlening van een licentie van auteursrechten en naburige rechten in het domein van de kunsten - Aanvullende informatie

(02/10/2023)

Voor de algemene uitleg over de voorwaarden waaronder vergoedingen voor de overdracht van 'auteursrechten of naburige rechten' (hierna gemeenzaam vermeld als 'auteursrechten') vrij van sociale bijdragen kunnen toegekend worden, verwijzen we naar de betreffende pagina. De uitleg hieronder bevat een aantal verduidelijkingen en actualisaties.

Over de mogelijkheid tot regularisatie van in het verleden niet bij de RSZ aangegeven bedragen

Het koninklijk besluit van 27 september 2023 (BS van 2 oktober 2023) voorziet de mogelijkheid om nog tot 31 december 2023 ten onrechte niet bij de RSZ aangegeven vergoedingen voor de overdracht of het verlenen van een licentie van auteursrechten te regulariseren. Het gaat om een mogelijkheid, geen verplichting. De bedoeling is uitsluitend om latere regularisaties mét nabetalingen, opslagen, forfaits of verwijlinteresten te vermijden. Dit houdt ook in dat, na de toegestane termijn om te regulariseren, op ten onrechte niet aangegeven vergoedingen de normale regularisaties mét bijdragen en bijdrageopslagen worden toegepast.

Wie komt in aanmerking om deze regularisaties te doen?

Het gaat om werkgevers die vergoedingen uitbetalen voor prestaties:

  • die vallen onder het toepassingsgebied van deze maatregel zoals van kracht vanaf 1 januari 2023, die betrekking hebben op originele werken in de letteren en kunsten of als uitvoerend kunstenaar
    • het gaat dus niet om professionele activiteiten die los staan van artistieke prestaties
  • onder arbeidsovereenkomst of als de kunstenaars tewerkgesteld met toepassing van artikel 1 bis
  • voor de overdracht van auteursrechten.

Het gaat om alle niet bij de RSZ aangegeven vergoedingen die overeenkomen met de bedragen die voor de jaren 2018, 2019, 2020, 2021 en 2022 in de personenbelasting als roerende inkomsten bedoeld in artikel 17, § 1, 5°, WIB 92, werden aangegeven en waarop dus geen sociale bijdragen zijn betaald.

Deze aangifte gebeurt door deze bedragen retroactief aan te geven met looncode 47 op de DmfA, in principe van elk kwartaal waarin dergelijke vergoedingen werden toegekend. Om deze aangifte te vereenvoudigen aanvaardt de RSZ evenwel dat het totale bedrag dat toegekend werd tijdens een jaar, vermeld wordt op de aangifte van het 4de kwartaal van dat jaar. Het gaat om te regulariseren bedragen die niet langer aanleiding geven tot nabetaling van bijdragen, bijdrageopslagen, forfaitaire vergoedingen of verwijlintresten bij de RSZ

Na 31 december 2023 zal een retroactieve aangifte met looncode 47 niet meer mogelijk zijn voor prestaties vóór 1 januari 2023. Indien de RSZ nadien vaststelt dat dergelijke vergoedingen werden toegekend en niet werden aangegeven, zullen er voor de niet-verjaarde periode sociale zekerheidsbijdragen op verschuldigd zijn.

In tegenstelling tot de aangifte van het maximale omzetbare bedrag hieronder, is het dus aangewezen dat ook werkgevers die vanaf 2023 geen vergoedingen voor afstand van auteursrechten meer toekennen deze aangifte doen. Dit geldt zelfs voor werkgevers die geen personeel meer tewerkstellen en zelfs als de onderneming niet meer bestaat.

Deze mogelijkheid tot retroactieve aangifte zonder sociale bijdragen geldt alleen voor wie deze vergoedingen in het verleden niet heeft aangegeven aan de RSZ. Wie ze wel heeft aangegeven en er dus bijdragen op heeft betaald, kan deze bijdragen niet terugvragen.

Over de mededeling van het maximale omzetbare bedrag

Zoals uitgelegd in de instructies geldt de vrijstelling van bijdragen niet als de vergoeding voor afstand van auteursrechten verleend werd ter vervanging of ter omzetting van loon, premies, voordelen in natura of enig ander voordeel of een aanvulling hierbij, al dan niet bijdrageplichtig voor de sociale zekerheid.

De wetgeving voorziet evenwel een uitzondering hierop voor de bedragen die uitbetaald werden voor de overdracht of verlening van een licentie van auteursrechten en die eerder als loon aan de RSZ werden aangegeven. Vanaf 2023 worden deze bedragen dan aangegeven onder looncode 47 maar om na te gaan dat het niet om omzetting van loon gaat, is een aangifte vereist van het maximaal om te zetten bedrag, berekend zoals uitgelegd in de instructies. Deze bedragen werden immers aangegeven met looncode 1 (en worden niet gewijzigd). Het mee te delen om te zetten bedrag moet worden aangegeven via een specifieke applicatie die de RSZ daarvoor te beschikking stelt op de portaalsite van de sociale zekerheid (respectievelijk voor ondernemingen en voor sociale secretariaten). Deze aangifte zal mogelijk zijn bij publicatie van deze tussentijdse mededeling en moet gebeurd zijn uiterlijk op 31 december 2023.

In de regelgeving is sprake van de melding van het bedrag van 2022, of als er geen is dat van 2021, 2020 enz.. De RSZ interpreteert die regel als volgt: als het bedrag berekend op basis van 2022 (of het laatste jaar waarin er auteursrechten werden toegekend) lager is dan het gemiddelde van de laatste 5 jaar (2018-2022), mag dat gemiddelde worden aangegeven als maximaal om te zetten bedrag, dit om te vermijden dat een te sterk afwijkend bedrag van het laatste jaar de situatie te fel beïnvloedt.

Let wel, de mededeling van het maximaal omzetbare bedrag is enkel nodig voor werknemers die tijdens de periode 2018 tot 2022 een vergoeding voor auteursrechten ontvingen in het kader van loonafspraken die toen gemaakt werden en die nog steeds onveranderd doorlopen.

Over de 30/70 regel

We gaan hier alleen in op de berekening van de 30/70, daarnaast blijft de voorwaarde gelden dat zowel het loon als de vergoeding voor de overdracht van auteursrechten marktconform moeten zijn vastgesteld.

De vergoeding voor de overdracht van auteursrechten mag maximaal 30 % bedragen van de som (= 100 %) van deze vergoedingen (maximum 30 %) en het aan RSZ onderworpen loon (minimum 70 %).

voorbeeld

Jean is actief in een vast muziekensemble als werknemer. Hij krijgt een bruto maandloon van 3.500 EUR en een eindejaarspremie van 3.000 EUR (en geen andere onderworpen loonelementen zoals het voordeel van het gebruik van een GSM met abonnement betaald door de werkgever). Zijn werkgever wil met hem een vergoeding overeenkomen opdat hij de optredens van Jean op digitale drager mag zetten en publiek mag maken. Hij kan maximaal een vergoeding geven van 1.607 EUR per maand aan auteursrechten, of 19.285 EUR op jaarbasis:

  • ((3.500 x 12) + 3.000 + (1.607 x 12))
  • = 42.000 + 3.000 + 19.285
  • = 64.284;
  • 19.285 is 30 % van 64.284.

Met RSZ onderworpen loon wordt verstaan de som van de bedragen waarop de gewone sociale bijdragen verschuldigd zijn, die vermeld moeten worden op de kwartaalaangiften van de 4 kwartalen van het kalenderjaar.

Tellen mee voor het bepalen van de verhouding 30/70:

  • voordelen in natura waarop bijdragen verschuldigd zijn tellen mee aan de waarde (in bepaalde gevallen forfaitair vastgesteld) waarop de gewone sociale bijdragen verschuldigd zijn

Tellen dus niet mee voor het bepalen van het in aanmerking te nemen loon:

  • dubbel vakantiegeld,
  • maaltijdcheques, eco-cheques,
  • bedrijfswagens,
  • stortingen voor een buitenwettelijk pensioen, …
  • verbrekingsvergoedingen en vertrekvakantiegeld; het gaat dus om het loon over de periode van werkelijke prestaties.

Tellen niet mee voor het bepalen van het aandeel auteursrechten:

  • vergoedingen voor de overdracht van auteursrechten rechtstreeks toegekend via een beheersvennootschap; vergoedingen toegekend via beheersvennootschappen tellen niet mee om de verhouding 30/70 te bepalen; in principe tellen enkel vergoedingen voor overdracht van auteursrechten toegekend door de werkgever, aangegeven in de DmfA, mee.

Op welke manier moet de vergoeding voor overdracht van auteursrechten aangeven worden indien de verhouding groter is dan 30/70 van het brutoloon?

Het gedeelte van de vergoeding dat de verhouding 30/70 overstijgt, valt niet onder de vrijstelling van bijdragen en daarop zijn dus de gewone bijdragen verschuldigd. Het wordt aangeven naar gelang het geval met looncode 1 (bedrag heeft alleen betrekking op de prestaties geleverd in het kwartaal van aangifte) of looncode 2 (bedrag heeft niet alleen betrekking op de prestaties geleverd in het kwartaal, bijvoorbeeld bij een (half)jaarlijkse betaling).

We kunnen aanvaarden dat een rechtzetting gebeurt op het 4de kwartaal, maar het blijft altijd mogelijk om rechtzettingen te doen van de voorgaande kwartalen.

Federale openbare gezondheidssectoren - bijkomend verlof in 2023

(29/09/2023)

Deze tussentijdse instructie is enkel van toepassing op de werkgevers die tot de federale gezondheidssectoren van de openbare sector behoren.

Het Fonds Sociale Maribel van de Overheidssector is belast met de financiering van een aantal maatregelen voorzien in het sociaal akkoord betreffende de federale gezondheidssectoren 2005-2010. Deze maatregelen houden op geen enkele wijze verband met de toekenning en financiering van de bijkomende tewerkstelling in het kader van de Sociale Maribel.

Dit akkoord is van toepassing op de instellingen van de openbare sector die behoren tot de federale gezondheidssectoren:

  • Ziekenhuizen, psychiatrische verzorgingstehuizen en beschut wonen;
  • ROB/RVT en de dagverzorgingscentra;
  • Diensten voor thuisverpleging;
  • Revalidatiecentra;
  • Wijkgezondheidscentra.

In uitvoering van voormeld sociaal akkoord kunnen de personeelsleden van minstens 52 jaar, die in de federale gezondheidssectoren tewerkgesteld zijn en die niet kunnen genieten van de maatregelen inzake eindeloopbaan van het meerjarenplan voor de gezondheidssector, een aantal bijkomende verlofdagen toegekend krijgen in het kader van de maatregel van bijkomend verlof.

De toekenning van het aantal bijkomende verlofdagen is vastgesteld als volgt:

  • 52 jaar: 5 dagen
  • 53 jaar: 8 dagen
  • 54 jaar: 10 dagen
  • 55 jaar: 13 dagen
  • 56 jaar: 15 dagen
  • 57 jaar: 18 dagen
  • 58 jaar: 20 dagen.

De leeftijd die in beschouwing genomen wordt, is die bereikt op 1 januari van het jaar waarin de bijkomende verlofdagen zijn voorzien.

De financiële middelen die het Fonds Sociale Maribel ter beschikking van de werkgever stelt, moeten aangewend worden voor de aanwerving van bijkomende werknemers of voor de verhoging van de arbeidstijd van werknemers die reeds in dienst zijn bij uw instelling, om een (gedeeltelijke) vervanging toe te laten van de werknemers die het voordeel van het bijkomend verlof toegekend krijgen.

Het bedrag van de financiële tussenkomst is vastgelegd op maximaal € 36.430,84 op jaarbasis per voltijds equivalent doch is beperkt tot de reële loonkost.

Een van de voorwaarden voor het verkrijgen van een financiering is dat de werkgever het sociaal akkoord betreffende de federale gezondheidssectoren toepast.

Werkgevers aan wie reeds bijkomende arbeidsplaatsen werden toegekend in 2022 of op een vroegere datum, dienen eveneens het formulier in bijlage bij deze tussentijdse instructie in te vullen indien zij verder wensen te genieten van de financiering.

Voor het jaar 2023 zal het Fonds Sociale Maribel de financiële middelen voor de vervangende tewerkstelling verdelen op basis van de gegevens betreffende het totaal aantal bijkomende verlofdagen van de werknemers die het voordeel van de maatregel van bijkomend verlof toegekend krijgen.

De werkgever die onder toepassing van dit sociaal akkoord valt, en de maatregel van bijkomend verlof reeds effectief toepast of de maatregel een eerste keer in het jaar 2023 toepast, en die in aanmerking wenst te komen voor de verdere financiering van de reeds toegekende arbeidsplaatsen of voor de toekenning van (een) bijkomende arbeidsplaats(en), moet het daartoe bestemde antwoordformulier invullen en terug bezorgen per post tegen uiterlijk 10 november 2023 of bij voorkeur per e-mail op volgend adres:

RSZ
AD VII/ Sociale Maribel  
Victor Hortaplein 11
1060 Brussel    

E-mail: maribel@rsz.fgov.be

Het ingevulde antwoordformulier dient ondertekend te worden door de drie representatieve vakorganisaties.

Indien de werkgever niet reageert binnen de vooropgestelde termijn, gaat het Fonds Sociale Maribel ervan uit dat de werkgever afstand doet van zijn recht op een eventuele tussenkomst tot financiering van  de vervangende tewerkstelling in het kader van het bijkomend verlof ten voordele van bepaalde categorieën personeelsleden voor het jaar 2023.

Gelegenheidsarbeid in de land- en tuinbouw

(26/09/2023)

De regering keurde in de Ministerraad van 30 juni 2023 in 1ste lezing een aantal aanpassingen aan de wettelijke bepalingen inzake de gelegenheidsarbeid in de land- en tuinbouwsector goed.

Het betreft de handarbeiders, tewerkgesteld bij een werkgever die valt onder:

  • het Paritair Comité voor het Tuinbouwbedrijf, met uitzondering van de sector inplanting en onderhoud van parken en tuinen;
  • het Paritair Comité voor de Landbouw, voor zover de werknemer uitsluitend wordt tewerkgesteld op de eigen gronden van de werkgever
  • het Paritair Comité voor de Uitzendarbeid, voor zover de uitzendarbeider wordt tewerkgesteld bij een gebruiker in één van de bovengenoemde sectoren.

De nieuwe regeling zal gelden vanaf 1 juli 2023 tot en met 31 december 2023, onder voorbehoud van publicatie van de wet en het KB in het Belgisch staatsblad.

Vanaf 1 juli 2023 zijn er, naast de wijzigingen die reeds toegelicht werden in de tussentijdse mededeling van 4 juli 2023 betreffende de gelegenheidsarbeid in de land- en tuinbouw, eveneens tijdelijk een aantal nieuwe dagforfaits geïntroduceerd voor een aantal sectoren. 

De toepasselijke functienummers en forfaitaire dagbedragen vanaf 1 juli 2023 zijn onder voorbehoud van publicatie in het Belgisch staatsblad van de wet en het KB, gepubliceerd op de portaalsite.

Kilometervergoeding woon-werkverplaatsingen en beroepsverplaatsingen

(25/09/2023)

Zoals aangehaald in de tussentijdse mededeling van 31 juli 2023, bedraagt de maximale kilometervergoeding voor de woon-werkverplaatsingen en beroepsverplaatsingen 0,4237 EUR/km vanaf 1 juli 2023 tot en met 30 september 2023 (omzendbrief nr. 721 van 9 juni 2023, BS van 28 juli 2023).

Daarnaast werd er op 25 juli ook een omzendbrief nr. 722 gepubliceerd met een jaarbedrag van 0,4280 EUR/km wat betreft de kilometervergoeding voor de periode 1 juli 2023 tot en met 30 juni 2024.

De berekening van de respectievelijke kilometervergoedingen zijn gebaseerd op twee verschillende berekeningen, opgenomen in twee onderscheiden wettelijke bepalingen. Wat de RSZ-vrijstelling betreft baseert men zich op de berekening per kwartaal (kilometervergoeding voor federale ambtenaren). De kilometervergoeding op jaarbasis wordt echter ook als ernstige norm aanvaard.

Dit houdt in dat:

  • zowel de forfaitaire kilometervergoeding die is vastgesteld voor een kwartaal als de forfaitaire kilometervergoeding die voor de periode van 1 juli 2023 tot en met 30 juni 2024 is vastgesteld, aangemerkt wordt als ernstige norm
  • werkgevers die opteren voor de toepassing van het forfaitair systeem op jaarbasis zich daar moeten aan houden voor de volledige periode van 1 juli 2023 tot en met 30 juni 2024; zij kunnen tijdens die periode niet omschakelen naar het forfaitaire kwartaalsysteem.
  • een eventuele omschakeling naar het forfaitaire systeem op kwartaalbasis voor degene die het forfait op jaarbasis gebruiken gedurende het 3de kwartaal 2023, ten vroegste kan gebeuren vanaf 1 juli 2024.

De fiscale circulaire hierover werd op 18 september 2023 eveneens gepubliceerd.