Het portaal van de sociale zekerheid gebruikt cookies om de site gebruiksvriendelijker te maken.

Meer weten × Doorgaan

Vers le contenu de cette page

Wat invullen ?

1 - Aangifte vaststellen recht tijdelijke werkloosheid of schorsing bedienden

1.1 - Datum begin tijdelijke werkloosheid of schorsing bedienden wegens werkgebrek

Deze verplichte zone bevat de begindatum van de tijdelijke werkloosheid of schorsing bedienden wegens werkgebrek. Deze datum kan per definitie niet vóór de datum van het begin van de tewerkstelling en niet na de datum van het einde van de tewerkstelling liggen.

In principe moet hier de eerste effectieve werkloosheidsdag van de maand vermeld worden. Indien deze nog niet gekend is (aangezien deze aangifte als uitkeringsaanvraag geldt), vermeld dan de eerste voorziene werkloosheidsdag.

In geval van een aangifte ingevolge gebrek aan werk wegens economische redenen (type 001) en een aangifte schorsing bedienden wegens werkgebrek (type 011) bv. wordt de eerste voorziene werkloosheidsdag vermeld, indien de eerste effectieve werkloosheidsdag van de maand nog niet is gekend.

1.2 - Aangevoerde reden voor de aanvraag om overmacht

Dit is een tekstzone voor het beschrijven van de overmachtsituatie in geval van een aangifte van tijdelijke werkloosheid ingevolge overmacht (type 004). Alleen bij de aangiftes van type 004 is het verplicht deze tekstzone in te vullen.

2 - Basis berekening uitkeringen

2.1 - Tijdseenheid van de bezoldiging

Voor elke dag tijdelijke werkloosheid of schorsing bedienden ontvangt de werknemer een uitkering die 65 % bedraagt van het begrensd normaal brutoloon (voor het geïndexeerde bedrag, zie op www.rva.be, infoblad werknemers T66 " Hoeveel bedraagt uw uitkering bij tijdelijke werkloosheid?").

Voor de werknemers met een vast loon stelt de sector werkloosheid het gemiddelde dagloon vast onder andere aan de hand van de gegevens "tijdseenheid van de bezoldiging" en "basisbedrag van de bezoldiging".

U geeft het cijfer op dat overeenstemt met de tijdseenheid waarin het vast loon is uitgedrukt : 1 voor het uur, 2 voor de dag, 3 voor de week, 4 voor de maand, 5 voor het kwartaal en 6 voor het jaar. Indien de jonge werknemer per uur wordt betaald, moet u dus het cijfer "1" opgeven. Indien hij per maand wordt betaald, het cijfer "4".

De tijdseenheid van de bezoldiging is niet gebonden aan de frequentie van de uitbetalingsperiodes. Indien bijvoorbeeld het loon van de werknemer, zoals bepaald in zijn arbeidsovereenkomst, vastgesteld wordt per uur, moet u het uur opgeven als tijdseenheid, zelfs indien zijn loon wordt uitbetaald om de veertien dagen.

Voorbeeld 1

Een bediende die per maand betaald wordt, verdient een brutomaandloon van 1.611,31 EUR.

U duidt als tijdseenheid het cijfer "4" aan, wat overeenstemt met "de maand" , en vermeldt als basisbedrag van de bezoldiging het bedrag van het maandloon (=1.611,31 EUR).

Voorbeeld 2

Een arbeider werkt 38 uur per week in een vast arbeidsregime van 5 dagen per week, en ontvangt een bruto-uurloon van 10,41 EUR.

U duidt als tijdseenheid het cijfer "1" aan, wat overeenstemt met "het uur", en vermeldt als basisbedrag van de bezoldiging het bedrag van het uurloon (=10,41 EUR).

Voorbeeld 3

Een arbeider werkt 8 uur per dag in een tewerkstellingsregime van 5 dagen per week, dit gedurende 3 weken, en 4 dagen van 8 uur per dag gedurende de vierde week. Zijn bruto-uurloon bedraagt 10,41 EUR.

U duidt als tijdseenheid het cijfer "1" aan, wat overeenstemt met "het uur", en vermeldt als basisbedrag van de bezoldiging het bedrag van 10,41 EUR.

U moet het gegeven "tijdseenheid van de bezoldiging" ook invullen om de tijdseenheid van de arbeidscyclus op te geven voor de werknemers met een variabel loon, wat hieronder verder wordt toegelicht.

2.2 - Cyclus

Dit gegeven laat de sector werkloosheid toe het gemiddelde dagloon te bepalen van de werknemers met een variabel loon en voor wie dus het meedelen van de tijdseenheid en het basisbedrag van de bezoldiging niet volstaat. Dit is bijvoorbeeld het geval voor werknemers die in een ploegenstelsel werken met een variabel uurloon of die gedeeltelijk betaald worden per geproduceerde eenheid en van wie het volledige loon dus verandert in functie van hun persoonlijke productiviteit.

In deze situaties moet u "de tijdseenheid van de bezoldiging" (bijvoorbeeld de week of de maand), "de cyclus" (het aantal tijdseenheden) en "het basisbedrag van de bezoldiging" meedelen.

Voorbeeld 1

Een arbeider werkt 38 uur per week. Zijn arbeidscyclus bedraagt 8 weken. Hij ontvangt een vast uurloon van 8,68 EUR (8 x 38 u x 8,68 EUR = 2.637,72 EUR voor 8 weken). Hij ontvangt ook een toeslag per geproduceerde eenheid, die hem voor de volledige cyclus van 8 weken een bijkomende vergoeding oplevert van 648,29 EUR. Het brutoloon voor de volledige cyclus bedraagt 3.287,01 EUR.

In deze situatie vermeldt u als tijdseenheid van de bezoldiging "3" (arbeidscyclus uitgedrukt in weken), als cyclus "8" (de cyclus slaat op 8 weken) en als basisbedrag van de bezoldiging "3.287,01 EUR" (het globale brutoloon loon voor de volledige cyclus van 8 weken).

Voorbeeld 2

Een arbeider van wie het vaste bruto-uurloon 9,92 EUR bedraagt, ontvangt een premie van 25 % voor de ochtend- en avondploeg en een premie van 50% voor de nachtploeg. Hij werkt in een cyclus van 4 weken van 38 uur per week. De eerste week werkt hij in de ochtendploeg, de tweede week in de dagploeg, de derde week in de avondploeg en de vierde week in de nachtploeg. Hij ontvangt dus voor de ee rste week 471 EUR, voor de tweede week 376,80 EUR, voor de derde week 471 EUR en voor de vierde week 565,20 EUR.

In deze situatie moet als tijdseenheid het cijfer "3" worden aangeduid (de tijdseenheid van de cyclus, namelijk de week), als cyclus het cijfer "4" (de cyclus slaat op 4 weken) en als basisbedrag van de bezoldiging het volledige loon voor de vier weken, namelijk 1 884 EUR.

Er moet worden opgemerkt dat de werkgever eerder uitzonderlijk de arbeidscyclus zal moeten opgeven.

Zo moet bijvoorbeeld voor een werknemer die halftijds werkt in een cyclus van twee maanden (één maand voltijds met een brutomaandloon van 1.735,25 EUR en één maand zonder arbeidsprestaties) niet het loon worden opgegeven voor de arbeidscyclus van twee maanden, maar wel het gemiddelde loon op maandbasis, hetzij: 1 735,25 EUR/2 = 867,63 EUR.

Voor een bediende bijvoorbeeld die 3/4de werkt in een cyclus van vier weken (drie weken voltijds en één week geen prestaties), moet niet het loon worden opgegeven voor een cyclus van vier weken, maar wel het gemiddelde maandloon.

Indien ook de cyclus niet eenduidig kan worden vastgesteld, geeft u bij voorkeur het loon op op jaarbasis (tijdseenheid van de bezoldiging = "6").

2.3 - Basisbedrag van de bezoldiging

Dit is het totale bedrag van het brutoloon (overeenstemmend met een bepaalde tijdseenheid) waarop de werknemer, op basis van zijn arbeidsovereenkomst, "normaal" en “gemiddeld” recht heeft op de eerste dag van de tijdelijke werkloosheid. Dit bedrag wordt uitgedrukt in centen, behalve in geval van een uurloon (zie volgend hoofdstuk). Dit bedrag wordt door de sector werkloosheid omgezet naar een gemiddeld dagloon.

Het begrip "gemiddeld" houdt in dat de arbeidscyclus in zijn geheel in aanmerking moet worden genomen. Wanneer het loon van de werknemer varieert tijdens de arbeidscyclus, moet een gemiddeld loon opgegeven worden en niet het loon dat van toepassing is op het moment dat het risico zich voordoet.

Voorbeeld 1

Een bediende werkt 3/4de van een voltijdse betrekking. Eén maand werkt hij halftijds voor een maandloon van 793,26 EUR. De tweede maand werkt hij voltijds voor een maandloon van 1.586,52 EUR. Het gemiddelde maandloon bedraagt op maandbasis dus 1.189,89 EUR.

Voorbeeld 2

Een werknemer werkt in een drieploegenstelsel. Hij wordt werkloos tijdens de week waarin hij werkt in de nachtploeg. Zijn uurloon in de nachtploeg bedraagt 6,94 EUR + 1,36 EUR aan premie = 8,30 EUR.

Gedurende de andere twee weken werkt hij één week in de dagploeg en één week in de avondploeg, en bedraagt zijn uurloon 6,94 EUR. De uitkering zal niet berekend worden op basis van het uurloon van 8,30 EUR, maar wel op basis van een gemiddelde uurloon, hetzij 7,3933 EUR. De werkgever mag in dit geval zelf het gemiddeld uurloon bepalen en moet dus enkel de tijdseenheid en het basisbedrag van de bezoldiging per uur meedelen.

A. Maakt deel uit van het loon

Het gemiddeld dagloon omvat alle bedragen en voordelen waarop de werknemer aanspraak kan maken uit hoofde van de uitvoering van zijn arbeidsovereenkomst en waarop sociale zekerheidsbijdragen werden ingehouden (inclusief de voordelen in natura waarop RSZ-bijdragen zijn verschuldigd).

Het op te geven loon is dat waarop de werkloze werknemer "normaal" recht had in het kader van een normale tewerkstelling. Er moet dus geen rekening gehouden worden met dagen van tijdelijke werkloosheid, dagen van ongewettigde afwezigheid of dagen van arbeidsongeschiktheid.

B. Maakt geen deel uit van het loon

  • de compenserende toeslag, vrijgesteld van RSZ-bijdragen en van fiscale inhoudingen, die de werkgever in toepassing van artikel 33bis, § 4, van de wet van 24.12.1999 ter bevordering van de werkgelegenheid betaalt aan de werknemer van minder dan 21 jaar met een startbaanovereenkomst voor wie een verminderd loon wordt betaald;
  • premies en gelijkaardige voordelen die worden toegekend onafhankelijk van het aantal effectief gewerkte dagen tijdens het kwartaal van hun aangifte aan de inningsinstelling van de sociale zekerheidsbijdragen (in de DmfA aangegeven onder de looncode 2)

    Volgende premies en voordelen zijn inzonderheid uitgesloten:

    • eindejaarpremie of extra premie die rond de jaarwisseling bovenop de eindejaarspremie wordt betaald (bv. een 14de maand);
    • attractiviteitspremie (ter aanvulling van de eindejaarspremie) – CAO van 30.06.2006 voor het PC 305;
    • geschenken in natura of in geld of in de vorm van waardebons (die eventueel onder de notie van loon vallen);
    • voordelen en premies gekoppeld aan de duur van de tewerkstelling of aan de gerealiseerde opbrengst (bv. anciënniteitspremie, winstdeling, werknemersparticipaties);
    • premie uitgekeerd aan de mentor, in het kader van een mentorschap zoals bedoeld bij artikel 36 van de wet van 5 september 2001 tot de verbetering van de werkgelegenheidsgraad van de werknemers;
    • verschil tussen het maximumbedrag en het bedrag betaald als niet-recurente resultaatsgebonden voordelen, onderworpen aan de RSZ (wet van 21 december 2007 betreffende de uitvoering van het interprofessioneel akkoord 2007-2008, CAO nr. 90 van 20 december 2007);
  • niet-recurrente resultaatsgebonden voordelen tot het maximumbedrag, niet onderworpen aan de RSZ – in de DmfA enkel aan te geven op het niveau van de werknemersbijdragen (wet van 21 december 2007 betreffende de uitvoering van het interprofessioneel akkoord 2007-2008, CAO nr. 90 van 20 december 2007);
  • terugbetaling van kosten door de werkgever (verplaatsingskosten, verblijfskosten, ARAB- vergoedingen, ...);
  • maaltijd-, cultuur-, sport- en ecocheques die geen loon zijn voor de RSZ;
  • de normale en bijkomende bezoldiging voor overuren (voltijdse werknemers) en meeruren betaald als overuren (deeltijdse werknemers);

    Voorbeeld
    Een werknemer presteert op zaterdag geregeld overuren die vergoed worden aan 150 %. De daaropvolgende maand worden die overuren gecompenseerd doordat hij voor een aantal uren overeenstemmend met het aantal overuren geen prestaties moet leveren. Voor het bepalen van het gemiddelde loon wordt de werknemer geacht steeds bezoldigd te worden aan 100 %. Het loonsupplement van 50 % voor de overuren wordt niet in rekening gebracht.

  • mobiliteitsvergoeding (artikel 3, eerste lid, 2°, van de wet van 30 maart 2018 betreffende de invoering van een mobiliteitsvergoeding);
  • mobiliteitsbudget bedoeld in de wet van 17 maart 2019 betreffende invoering van een mobiliteitsbudget dat wordt gebruikt voor de financiering van een milieuvriendelijke bedrijfswagen of van duurzame vervoermiddelen;
  • het dubbel vakantiegeld en het aanvullend vakantiegeld
  • haard- en standplaatstoelage (statutaire personeelsleden overheidsdiensten);
  • voordelen in natura (zonder RSZ-bijdragen).

C. Speciale situaties

  • Vast loon met daarboven een variabel deel. Indien er een vast loon is, verhoogd met variabele premies, dan wordt het recentste bedrag van het vaste loon verhoogd met het gemiddelde van de premies van de voorbije periode van tewerkstelling. Het variabel gemiddelde wordt berekend op de duur van de betrokken tewerkstelling, begrensd tot maximaal 12 maanden. Het is bv. het geval voor de taxichauffeurs die een gewaarborgd gemiddeld minimum maandinkomen (GGMMI) ontvangen, eventueel verhoogd met een toeslag op basis van hun prestaties en/of aanwezigheidsuren.
  • Voor de chauffeurs van het goederentransport de verhuisbedrijven (PC 140.03 en 140.05) wordt ook rekening gehouden met het loon voor de beschikbaarheidsuren (ook wachtvergoeding genoemd) als de werknemer gewoonlijk dat loon ontvangt. Dit geldt eveneens voor begeleiders, d.i. werknemers die geen chauffeurs zijn en die recht hebben op loon voor de beschikbaarheidsuren.  Er wordt rekening gehouden met een verhoogd uurloon dat gelijk is aan het gewone uurloon vermeerderd met het gemiddeld wekelijks bedrag voor de beschikbaarheidsuren (beperkt tot 22 uren per week) gedeeld door 38.
  • Voor werknemers die volledig of gedeeltelijk met commissielonen worden betaald en voor de vrijwillige brandweerlieden, de vrijwillige ambulanciers of de vrijwilligers van de civiele bescherming, vermeldt de werkgever het loon voor de 4 trimesters (jaar) voorafgaand aan dat waarin de werknemer werkloos wordt.
  • Voor contractuele werknemers bezoldigd door de overheid, vermeldt de werkgever de geïndexeerde brutojaarwedde of maandwedde inclusief de haard-en standplaatsvergoeding. De competentiepremie die de overheid betaalt naar aanleiding van het slagen in een gecertificeerde opleiding, maakt deel uit van het theoretisch gemiddeld brutoloon. Indien de werkgever een maandloon vermeldt, verhoogt de werkgever dit loon met 1/12de van de competentiepremie.
  • Voor werknemers met verminderde prestaties omwille van tijdskrediet of loopbaanonderbreking, vermeldt de werkgever het loon dat overeenstemt met de verminderde prestaties. De RVA zal dit loon omzetten naar het loon dat de werknemer zou verdiend hebben indien hij zijn prestaties niet had verminderd, en dan het bedrag van de uitkeringen bepalen.
  • Voor werknemers met een volledige onderbreking van de beroepsloopbaan in het kader van tijdskrediet of loopbaanonderbreking, vermeldt de werkgever het loon dat de werknemer zou verdiend hebben, indien hij verder voltijds was blijven werken en dus zijn loopbaan niet had onderbroken.
  • Voor de werknemers met een arbeidsovereenkomst als startbaanovereenkomst die een 90%-loon ontvangen en voor wie de werkgever 10% spendeert aan opleiding, vermeldt de werkgever als theoretisch gemiddeld brutoloon, het 100%-loon.
  • Voor de werknemer die tijdens een periode van arbeidsongeschiktheid met toestemming van de adviserend geneesheer van het ziekenfonds het werk deeltijds hervat, vermeldt de werkgever het loon alsof de prestaties niet waren verminderd. Dit geldt eveneens voor de werknemer die door de adviserend geneesheer van het ziekenfonds arbeidsgeschikt is verklaard, deze beslissing betwist voor de bevoegde rechtsmacht en gedurende de beroepsprocedure het werk deeltijds hervat.

2.4 - Basisbedrag van de bezoldiging voor werknemers die per uur betaald worden

Hier geeft u het bedrag van het normale gemiddelde uurloon op. Zie hierboven voor meer uitleg over de in rekening te brengen looncomponenten en het begrip " normaal".

Dit bedrag wordt uitgedrukt in honderdsten van centen (4 cijfers na de komma).

2.5 – Leerling die een alternerende opleiding volgt

Indien het gaat om een alternerende opleiding bedoeld in artikel 1bis van het KB van 28.11.1969, duidt u aan dat de aangifte een “leerling” betreft.

U vermeldt als basisbedrag van de bezoldiging het theoretisch maandbedrag dat de werkgever conform de reglementering van toepassing op de leerovereenkomsten aan de leerling verschuldigd is en als tijdseenheid van de bezoldiging “per maand”.

Opmerking: het effectief aantal toe te kennen uitkeringen tijdelijke werklo osheid wordt berekend op basis van de factor Q. In geval van een leerling die een alternerende opleiding volgt, stemt de factor Q overeen met het gemiddeld aantal uren dat dient voor de berekening van de vergoeding.

3 – Tijdelijk voltijdse tewerkstelling

Indien het gaat om een werknemer die in het kader van opeenvolgende ononderbroken deeltijdse tewerkstellingen tijdelijk voltijds (of meer dan voltijds) werkt, moet u dit vermelden (waarde “4” bij batchverwerking).

Met “ononderbroken deeltijdse tewerkstelling” worden opeenvolgende tewerkstellingen, enkel onderbroken door een weekend, een betaalde feestdag of een inhaalrustdag bedoeld, waarvan de factor Q verschilt.

Volgende kenmerken van deze tewerkstellingen moeten daarenboven gelijk zijn :

  • werkgeverscategorie;
  • werknemerscode;
  • paritair comité;
  • factor S ;
  • statuut (code D: huisarbeider).Tenzij het gaat om een statuut van huisarbeider (code D), verhindert een verschil in statuut het samenvoegen van tewerkstellingen niet.

Periodes waar ingevolge een addendum aan de deeltijdse arbeidsovereenkomst of een bijkomende deeltijdse arbeidsovereenkomst de factor Q tijdelijk gelijk (of hoger) wordt aan de factor S, worden in die zin niet als een voltijdse arbeidsovereenkomst beschouwd en onderbreken de opeenvolgende deeltijdse tewerkstellingen niet

Beperking aan deze werkwijze:
De duur van een deeltijdse tewerkstelling die ingevolge addenda of bijkomende overeenkomsten van bepaalde duur een voltijdse tewerkstelling wordt maar die toch kan gegroepeerd worden met een andere deeltijdse tewerkstelling wordt beperkt in de tijd.

Indien dergelijke tewerkstelling effectief 3 volledige kalendermaanden overschrijdt (waarmee wordt bedoeld volledige kalendermaanden en niet een kalenderperiode van 3 maanden) wordt de tewerkstelling beschouwd als een voltijdse tewerkstelling. Vanaf de 4de volledige kalendermaand is er dan niet langer sprake van ononderbroken opeenvolgende deeltijdse tewerkstelling.

Indien er eerder een aangifte werd verricht die melding maakte van een “tijdelijk voltijdse tewerkstelling”, moet bij tijdelijke werkloosheid vanaf de vierde volledige kalendermaand een nieuwe aangifte worden verricht die deze vermelding niet meer bevat.

Voorbeeld

  • Deeltijdse tewerkstelling 19/38 van 01/01/2016 tot en met 31/12/2016
  • Bijkomende deeltijdse arbeidsovereenkomst 19/38 van 15/06/2016 tot en met 14/10/2016 (het gaat hier om een tijdelijk voltijdse tewerkstelling waarvan de duur geen vier volledige kalendermaanden omvat)
  • Bij de eerste tijdelijke werkloosheid in de periode van 15/06/2016 tot en met 14/10/2016 verricht u een aangifte scenario 2 met opgave van de factor Q/S 38/38 en de mededeling dat het hier gaat om een tijdelijk voltijdse tewerkstelling (waarde “4” bij batchverwerking)
  • Begin oktober (bv. op 02/10/2016) wordt beslist dat de bijkomende deeltijdse tewerkstelling met 1 maand wordt verlengd, nl. van 15/10/2016 tot en met 14/11/2016 → de tijdelijk voltijdse tewerkstelling omvat nu meer dan 3 volledige kalendermaanden
  • Bij de eerste tijdelijke werkloosheid nadat de verlenging van de tijdelijk voltijdse tewerkstelling bekend is (dus tijdelijke werkloosheid vanaf 02/10/2016) verricht u een nieuwe aangifte scenario 2 (hoewel de factor Q/S niet is gewijzigd ten opzichte van uw vorige aangifte) waarin u geen melding meer maakt van het feit dat het gaat om een tijdelijk voltijdse tewerkstelling.

4 - Commentaar bij de aangifte

Hier kunt u eventuele verdere uitleg geven in verband met deze aangifte.

In geval het gaat om een werknemer die tijdens een periode van arbeidsongeschiktheid met toestemming van de adviserend geneesheer het werk hervat, vermeldt u "tijdelijke werkloosheid tijdens werkhervatting tijdens arbeidsongeschiktheid".