Het portaal van de sociale zekerheid gebruikt cookies om de site gebruiksvriendelijker te maken.

Meer weten × Doorgaan

Vers le contenu de cette page

Bijkomende informatie

Artikel 133 van het KB van 25.11.1991

§ 1. Een dossier bevattende een uitkeringsaanvraag en alle stukken welke de directeur nodig heeft om over het recht op uitkeringen te beslissen en het bedrag ervan te bepalen, moet bij de uitbetalingsinstelling ingediend worden door:

1° de werkloze die voor het eerst uitkeringen wenst te bekomen;

2° de volledig werkloze na een onderbreking van het genot van de uitkeringen.

Artikel 137 van het KB van 25.11.1991

§ 1. De werkgever overhandigt uit eigen beweging:

1° een "werkloosheidsbewijs", aan de werknemer wiens arbeidsovereenkomst, niet bedoeld in artikel 79, § 4 een einde heeft genomen, uiterlijk de laatste arbeidsdag;

[…]

[In afwijking van het eerste lid, 1°, is de werkgever er niet toe gehouden het "werkloosheidsbewijs" te overhandigen aan de werknemer wiens arbeidsovereenkomst een einde heeft genomen wanneer hij is tewerkgesteld in het kader van ononderbroken opeenvolgende deeltijdse tewerkstellingen en een nieuwe arbeidsovereenkomst wordt gesloten bij dezelfde werkgever, zonder dat er een onderbreking is tussen de twee arbeidsovereenkomsten.

Voor de toepassing van het tweede lid wordt verstaan onder "ononderbroken opeenvolgende deeltijdse tewerkstellingen", een deeltijdse tewerkstelling op basis van meerdere arbeidsovereenkomsten bij dezelfde werkgever, die slechts worden onderbroken door een weekend, een feestdag of een compenserende rustdag en waarbij de factor S bedoeld in artikel 99, eerste lid, 2°, identiek is voor elk van deze arbeidsovereenkomsten (KB 31.8.2014 – BS 17.9.2014 – IW 1.1.2016)]

§ 2. De werkgever overhandigt op verzoek van de werknemer :

[…]

2° een "arbeidsbewijs" betreffende de tewerkstellingsperiode;
2°bis. in de situatie bedoeld in § 1, tweede lid, een "werkloosheidsbewijs" aan de werknemer wiens arbeidsovereenkomst een einde heeft genomen, wanneer hij is tewerkgesteld in het kader van ononderbroken opeenvolgende deeltijdse tewerkstellingen zoals bedoeld in § 1, derde lid. (KB 31.8.2014 – BS 17.9 – IW 1.1.2016)

Artikel 138 bis van het KB van 25.11.1991

§ 1. De werkgever, zijn aangestelde of lasthebber moet op de wijze en binnen de voorwaarden bepaald door de wet van 24 februari 2003 betreffende de modernisering van het beheer van de sociale zekerheid en betreffende de elektronische communicatie tussen ondernemingen en de federale overheid tot de sociaal verzekerde, de gegevens, vermeld op de documenten bedoeld in artikel 137, §§ 1, 2 en 4, en op de prestatiestaat bedoeld in artikel 163, derde lid, door middel van een elektronische techniek overmaken.

De verplichting van het eerste lid geldt evenwel niet voor:
1° het controleformulier en de controlekaart voor de tijdelijk werkloze bedoeld in artikel 137, § 1, eerste lid, 2°, a, § 2, 3°, a, en § 4, eerste lid, 1°, tweede en derde lid.
2° het “werkloosheidsbewijs” bedoeld in artikel 137, § 1, eerste lid, 1°;
3° het “arbeidsbewijs” bedoeld in artikel 137, § 2, 2°.

In toepassing van artikel 4, § 2, vierde lid, van de voormelde wet van 24 februari 2003 bezorgt de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber onmiddellijk aan de sociaal verzekerde een afschrift van de in het eerste lid bedoelde elektronische mededelingen. Dit afschrift is in een voor de sociaal verzekerde begrijpbare taal opgesteld.

Koninklijk Besluit van 10.6.2001 waarin, met toepassing van artikel 39 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, het uniform begrip "gemiddeld dagloon" wordt vastgesteld en sommige wettelijke bepalingen in overeenstemming worden gebracht

HOOFDSTUK II

Bepalingen inzake het gemiddeld dagloon

Art. 2. Het loon dat als berekeningsbasis geldt voor de werkloosheidsuitkeringen [...] is gelijk aan het gemiddeld dagloon waarop de werknemer normaal recht zou hebben op het tijdstip waarop het risico, dat aanleiding geeft tot de toekenning van een uitkering, zich voordoet.

[…]

Het gemiddeld dagloon zoals bedoeld in het eerste en tweede lid omvat alle bedragen of voordelen waarop de werknemer ter uitvoering van zijn arbeidsovereenkomst aanspraak kan maken en waarop inhoudingen voor de sociale zekerheid verschuldigd zijn, met uitsluiting van het bijkomend vakantiegeld en het loon dat betrekking heeft op overwerk zoals bepaald in artikel 29 van de arbeidswet van 16 maart 1971 of artikel 8 van de wet van 14 december 2000 tot vaststelling van sommige aspecten van de organisatie van de arbeidstijd in de openbare sector. Voor de werknemers beoogd in artikel 31ter, 2e lid, van het Koninklijk Besluit van 28.11.1969 tot uitvoering van de wet van 27.06.1969 tot herziening van de besluitwet van 28.12.1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, wordt als gemiddeld dagloon het loon beschouwd dat wordt beoogd in artikel 41bis van voormeld Koninklijk Besluit. Voor de werknemers als bedoeld in artikel 3, 3°, van de wet van 16 november 2015 houdende diverse bepalingen inzake sociale zaken, wordt als gemiddeld dagloon beschouwd het flexiloon als bedoeld in artikel 3, 2°, van dezelfde wet en het flexivakantiegeld als bedoeld in artikel 3, 6°, van dezelfde wet.voor overwerk.

Wat de sectoren werkloosheid en verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen betreft, worden de premies en gelijkaardige voordelen die worden toegekend onafhankelijk van het aantal effectief gewerkte dagen tijdens het kwartaal van hun aangifte aan de inningsinstelling van de sociale zekerheidsbijdragen, geacht geen deel uit te maken van de in het derde lid bedoelde bedragen en voordelen.

Wat de sectoren werkloosheid, verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, arbeidsongevallen en beroepsziekten betreft, wordt het saldo van het mobiliteitsbudget dat één keer per jaar in geld wordt uitbetaald, bedoeld in artikel 8, § 3, tweede lid, van de wet van 17 maart 2019 betreffende invoering van een mobiliteitsbudget, geacht deel uit te maken van de in het derde lid bedoelde bedragen en voordelen.

[...]

Art. 3. § 1. Het gemiddeld dagloon van de houthakker die per taak wordt bezoldigd, van de huisarbeider die een stuk- of een taakloon ontvangt en van elke andere werknemer die per taak wordt bezoldigd, wordt verkregen door het loon zoals omschreven in artikel 2, tweede tot vierde lid, dat ontvangen werd voor het kwartaal voorafgaand aan het kwartaal waarin het risico, dat aanleiding geeft tot de toekenning van een uitkering, zich voordoet, te delen door 78. Dat aantal wordt verminderd met het aantal dagen dat krachtens de wetgeving van de betrokken sector wordt gelijkgesteld met dagen normale werkelijke arbeid en waarvoor geen normaal loon werd betaald.

§ 2. Het gemiddeld dagloon van de werknemer die geheel of gedeeltelijk met commissielonen wordt betaald, evenals van de vrijwillige brandweerlieden, de vrijwillige ambulanciers of de vrijwilligers van de civiele bescherming, bedoeld in artikel 17quater, § 3, van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, wordt verkregen door het loon zoals omschreven in artikel 2, derde tot vijfde lid, dat ontvangen werd voor de vier kwartalen, die aanleiding hebben gegeven tot een onderwerping aan de sociale zekerheid, voorafgaand aan het kwartaal waarin het risico, dat aanleiding geeft tot de toekenning van een uitkering, zich voordoet, te delen door 312. Dat aantal wordt verminderd met het aantal dagen dat krachtens de wetgeving van de betrokken sector wordt gelijkgesteld met dagen normale werkelijke arbeid en waarvoor geen normaal loon werd betaald.

Indien de gerechtigde niet in voormelde hoedanigheid tewerkgesteld is geweest vanaf het begin van de in het eerste lid bedoelde vier kwartalen, wordt het gemiddeld dagloon verkregen door het loon, zoals omschreven in artikel 2, derde tot vijfde lid, dat ontvangen werd voor de periode die aanleiding heeft gegeven tot een onderwerping aan de sociale zekerheid en die ingaat op het tijdstip waarop hij vermelde hoedanigheid heeft verworven en die afloopt op het einde van bedoelde vier kwartalen, of op het tijdstip van het risico zo hij op het einde van het vierde kwartaal nog niet tewerkgesteld was in voormelde hoedanigheid, te delen door het aantal werkdagen van deze periode. Dat aantal wordt verminderd met het aantal dagen dat krachtens de wetgeving van de betrokken sector wordt gelijkgesteld met dagen normale werkelijke arbeid en waarvoor geen normaal loon werd betaald.

Artikel 111/119 van het KB houdende de werkloosheidsreglementering en artikel 65 en 67 van het MB houdende de toepassingsregelen van de werkloosheidsreglementering

Artikel 111 van het KB van 25.11.1991

Voor de toepassing van deze afdeling wordt onder gemiddeld dagloon begrepen, het gemiddeld dagloon zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 10 juni 2001 waarin, met toepassing van artikel 39 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, het uniform begrip "gemiddeld dagloon" wordt vastgesteld en sommige wettelijke bepalingen in overeenstemming worden gebracht. Er wordt enkel rekening gehouden met bedragen of voordelen waarop inhoudingen voor de sociale zekerheid, sector werkloosheid, verschuldigd zijn.

Artikel 119 van het KB van 25.11.1991

De minister bepaalt na advies van het beheerscomité:

1° de voorwaarden die moeten vervuld zijn om een loon in aanmerking te nemen als berekeningsbasis voor de werkloosheidsuitkering en het loon dat geldt als berekeningsbasis bij ontstentenis van een loon."...

Artikel 65 van het MB van 26.11.1991

§ 1. Voor de volledig werkloze is het loon dat als berekeningsbasis voor de werkloosheidsuitkering geldt het gemiddelde loon waarop hij normaal recht had op het einde van de recentste ononderbroken periode van tenminste vier weken tijdens dewelke hij in dienst was bij dezelfde werkgever.

§ 2. Bij gebrek aan loon in de zin van § 1, of ingeval het loon lager is dan het referteloon bedoeld in artikel 5, wordt de werkloosheidsuitkering berekend op basis van dat referteloon.

Voor de werknemer die, op het tijdstip waarop hij volledig werkloos wordt gesteld, onderbrekingsuitkeringen geniet ten gevolge van de onderbreking van zijn beroepsloopbaan of de vermindering van de arbeidsprestaties, wordt voor de toepassing van § 1 rekening gehouden met het loon dat hij zou verdiend hebben indien hij zijn beroepsloopbaan niet onderbroken had of zijn arbeidsprestaties niet verminderd had.

Artikel 67 van het MB van 26.11.1991

§ 1. Het gemiddeld dagloon van de werknemer die recht heeft op een vast maandloon is gelijk aan 1/26ste van dit maandloon.

Het gemiddeld dagloon van de werknemer die recht heeft op een vast uurloon wordt bekomen door dit uurloon te vermenigvuldigen met Q/6.

Het gemiddeld dagloon van de werknemer die geen recht heeft op een vast loon is gelijk aan het loon dat de werknemer ontvangen heeft voor de arbeidscyclus, gedeeld door het aantal betaalde uren, met uitsluiting van het aantal uren dat betrekking heeft op overwerk zoals bepaald in artikel 65, § 1, en vermenigvuldigd met Q/6.

Het gemiddeld dagloon van de tijdelijke leerkracht is gelijk aan 1/312ste van het voltijdse jaarloon vermenigvuldigd met Q/S.

Het gemiddeld dagloon van de werknemer waarvoor de bijdragen voor de sociale zekerheid ingehouden werden op een forfaitair dagloon is gelijk aan dit forfaitair dagloon voorzien in geval van tewerkstelling in het zesdaagse stelsel.

§ 2. In afwijking van § 1 is het gemiddeld dagloon van de vrijwillig deeltijdse werknemer gelijk aan het gemiddeld uurloon vermenigvuldigd met S/6.

Het gemiddeld uurloon wordt bekomen door het loon dat de werknemer ontvangen heeft voor de arbeidscyclus, met uitsluiting van het loon dat betrekking heeft op overwerk zoals bepaald in artikel 29 van de arbeidswet van 16 maart 1971, te delen door het aantal betaalde uren, met uitsluiting van het aantal uren dat overeenstemt met bedoeld loon