Kunstenaars
Een kunstenaar kan bij een werkgever/opdrachtgever artistieke prestaties leveren en/of artistieke werken produceren:
- met een arbeidsovereenkomst;
- zonder arbeidsovereenkomst in het stelsel 'artikel 1bis';
- zonder arbeidsovereenkomst in het kader van de kleine vergoedingsregeling.
Het stelsel 'artikel 1bis' en het visum kunstenaar
Ingevolge artikel 1bis van de wet van 27 juni 1969 is de wet eveneens van toepassing op de personen die niet door een arbeidsovereenkomst verbonden kunnen zijn, omdat een of meerdere essentiële elementen ontbreken voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst in de zin van de wet van 3 juli 1978, en die tegen betaling van een loon prestaties leveren of werken produceren van artistieke aard, in opdracht van een natuurlijke of rechtspersoon. In dat geval wordt de opdrachtgever als werkgever beschouwd, en moet hij alle verplichtingen die op een werkgever rusten naleven (identificatie bij de RSZ, Dimona en DmfA aangiften, betaling van de bijdragen, ...).
Deze bepaling vindt geen toepassing wanneer de persoon die de artistieke prestatie levert of het artistieke werk produceert, deze artistieke prestatie levert of dit artistieke werk produceert ter gelegenheid van gebeurtenissen in zijn of haar familie.
Deze bepalingen vinden geen toepassing op de personen die artistieke prestaties leveren en/of artistieke werken produceren in het kader van de rechtspersoon waarvan ze mandataris zijn, zoals bedoeld in artikel 3, §1, alinea 4 van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 betrefende de inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen.
Onder 'het leveren van artistieke prestaties en/of het produceren van artistieke werken' dient te worden verstaan 'de creatie en/of uitvoering of interpretatie van artistieke oeuvres in de audiovisuele en de beeldende kunsten, in de muziek, de literatuur, het spektakel, het theater en de choreografie'.
Het is de Commissie Kunstenaars die beoordeelt op basis van deze definitie en op basis van een methodologie vastgelegd in haar huishoudelijk reglement, of de betrokkene prestaties levert of werken produceert van artistieke aard in de zin van artikel 1bis en die het visum kunstenaars levert.
De vergoedingen die aan een kunstenaar worden toegekend voor de geleverde prestaties of de geproduceerde werken van artistieke aard worden beschouwd als loon waarop socialezekerheidsbijdragen verschuldigd zijn.
De kleine vergoedingsregeling en de kunstenaarskaart
In werking getreden op 1 juli 2004 en gemaakt voor kunstenaars 'amateurs' (artistieke activiteiten op kleine schaal) is een specifieke regeling van kracht die uitdrukkelijk regelt dat kunstenaars die voor hun artistieke prestaties of werken slechts een kleine vergoeding ontvangen, niet onder toepassing van de socialezekerheidswetgeving vallen (en dus niet bij de RSZ moeten worden aangegeven). Gezien de specificiteit van artistieke activiteiten en de grote diversiteit aan kosten die zulke activiteiten met zich kunnen meebrengen, is het in de praktijk niet eenvoudig om aan te tonen dat de toegekende vergoedingen effectief louter kostendekkend zijn.
Concreet wordt iedere vergoeding voor een artistieke prestatie, die niet groter is dan 100,00 EUR (134,63 EUR in 2022) per dag, geacht een onkostenvergoeding te zijn zonder dat daarvoor een bewijs moet worden geleverd. De kunstenaar zelf mag per kalenderjaar niet meer dan 2000,00 EUR (2.692,64 EUR in 2022) ontvangen voor het geheel van zijn artistieke prestaties. Het gaat hier om het volledige bedrag dat de opdrachtgever aan de kunstenaar betaalt (alle kosten, dus ook verplaatsingsonkosten, inbegrepen). Indien de betrokken artiest op één dag voor meerdere opdrachtgevers prestaties levert, mag de vergoeding het maximale dagbedrag per opdrachtgever bedragen; het jaarmaximum blijft echter ongewijzigd. Ook is het aantal dagen waarop een kunstenaar prestaties mag leveren waarvoor deze bijzondere regeling geldt, beperkt tot 30 dagen per kalenderjaar , en tot maximum 7 opeenvolgende dagen bij één opdrachtgever.
Vorige bedragen
Voor het jaar 2017 is het jaarbedrag 2.493,27 EUR en het dagbedrag 124,66 EUR.
Voor het jaar 2018 is het jaarbedrag 2.534,11 EUR en het dagbedrag 126,71 EUR.
Voor het jaar 2019 is het jaarbedrag 2.578,51 EUR en het dagbedrag 128,93 EUR.
Voor het jaar 2020 is het jaarbedrag 2.615,78 EUR en het dagbedrag 130,79 EUR.
Voor het jaar 2021 is het jaarbedrag 2.642,53 EUR en het dagbedrag 132,13 EUR.
Deze specifieke regeling geldt niet voor de personen die op het ogenblik dat zij de bedoelde prestaties leveren, reeds met dezelfde opdrachtgever verbonden zijn door een arbeidsovereenkomst, een aannemingsovereenkomst of een statutaire aanstelling, tenzij ze kunnen aantonen dat de prestaties van de verschillende activiteiten duidelijk verschillend van aard zijn. Deze regeling kan evenmin gecumuleerd worden met de specifieke vrijstellingsregeling voor vrijwilligers voor gelijkaardige prestaties, ook niet indien ze geleverd worden voor verschillende opdrachtgevers.
Indien het jaarbedrag of het aantal toegestane dagen door de kunstenaar overschreden wordt, moet hij door de opdrachtgever die hem op dat moment tewerkstelt bij de RSZ worden aangeven, evenals door alle opdrachtgevers die hem tijdens de rest van het jaar nog zullen tewerkstellen. Indien het gaat om opdrachtgevers voor wie de kunstenaar reeds vroeger in het jaar prestaties leverde, moeten zij ook die prestaties aangeven. Indien bij een bepaalde opdrachtgever het dagbedrag wordt overschreden zelfs zonder dat het jaarbedrag overschreden wordt, is de kunstenaar onderworpen voor alle vergoedingen die hij tijdens het kalenderjaar van die opdrachtgever ontvangt.
De regelgeving voorziet ook dat de betrokken kunstenaars een kunstenaarskaart moeten aanvragen . Op die manier kunnen de opdrachtgevers vaststellen of de kunstenaar in aanmerking komt voor de bijzondere regeling.
'Papieren' versie
Indien de aanvraag van de kunstenaarskaart op 'papier' gebeurd is, moeten de kunstenaars een overzichtsdocument hebben met hun prestaties. De kunstenaar houdt op zijn werkplek de kunstenaarskaart en zijn prestatiestaat ter beschikking van de inspectiediensten. Wanneer de prestatiestaat door de Commissie Kunstenaars uitgereikt wordt in papieren vorm, moet de prestatiestaat verder ingevuld worden door de kunstenaar zodat voor elke prestatie vastgesteld kan worden:
- wat de aard is van de prestatie
- wat de datum is van de prestatie in het kader van de kleine vergoedingsregeling
- wat de duur is bij een bepaalde opdrachtgever
- wat het bedrag is van de vergoeding
- wat het adres is waar de prestatie plaatsvond
- en wat de identificatiegegevens van de opdrachtgever zijn, meer bepaald
- de naam, voornaam en INSZ in het geval van een natuurlijke persoon,
- de benaming, de naam, voornaam en INSZ van de verantwoordelijke in het geval van een feitelijke vereniging en
- de benaming en het ondernemingsnummer als het om een onderneming gaat.
Deze gegevens moeten ingevoerd zijn ten laatste op het moment dat de uitvoering van de prestatie begint. Deze prestatiestaat moet per kalenderjaar bijgehouden worden.
'Elektronische weg'
Indien de kunstenaar zijn kaart ontvangen heeft via een aanvraag op het Artist@Work platform of hij zijn keuze bekendgemaakt heeft om over te gaan naar het elektronisch prestatieoverzicht, moet hij zijn prestaties registreren op het platform.
Het invoeren van de prestaties op het platform laat toe voor elke prestatie dezelfde gegevens mee te delen als via de 'papieren' versie. Deze gegevens moeten ingevoerd zijn ten laatste op het moment dat de uitvoering van de prestatie begint.
De Commissie Kunstenaars
De Commissie Kunstenaars is opgericht met als doel:
- op hun verzoek, de kunstenaars informeren over hun rechten en plichten inzake sociale zekerheid voortvloeiend uit de onderwerping aan de sociale zekerheid der werknemers of aan het sociaal statuut der zelfstandigen;
- op verzoek van een kunstenaar of op eigen initiatief, adviezen verlenen over de vraag of de aansluiting van een kunstenaar bij het socialeverzekeringsstelsel der zelfstandigen in overeenstemming is met de socio-economische realiteit;
- het afleveren, op verzoek van een kunstenaar, van een zelfstandigheidsverklaring. Tijdens de geldigheidsduur van de zelfstandigheidsverklaring wordt de kunstenaar op onweerlegbare wijze, vermoed een zelfstandige beroepsbezigheid uit te oefenen met betrekking tot de artistieke prestaties en/of artistieke werken waarvoor de zelfstandigheidsverklaring werd toegekend;
- het afleveren van de kunstenaarskaart in het kader van de kleine vergoedingsregeling;
- het afleveren van het visum bedoeld in artikel 1bis van de wet van 27 juni 1969;
- het verstrekken van adviezen over ontwerpen van wetten, van besluiten en over alle normontwerpen die haar door de auteur van deze ontwerpen werden voorgelegd
Voor meer informatie over de modaliteiten van de Commissie Kunstenaars, kan men terecht op de website Artist@Work.
De Commissie Kunstenaars kan gecontacteerd worden op het volgend adres:
Commissie Kunstenaars
FOD Sociale Zekerheid
Administratief Centrum Kruidtuin
Finance Tower
DG Sociaal Beleid
Kruidtuinlaan 50, bus 115
1000 Brussel
E-mail: kunstenaars@minsoc.fed.be
Bijkomende informatie 1
Bijkomende informatie DmfA - kunstenaars in het stelsel 'artikel 1bis'
Onderwerping
Artiesten, of ze nu aangeworven werden in het kader van een arbeidsovereenkomst of gewoon gelijkgesteld, genieten een volledige onderwerping aan de sociale zekerheid en hangen af van alle stelsels die voorzien zijn voor de categorie waaronder hun werkgever valt, behalve voor wat betreft de stelsels voor arbeidsongevallen en beroepsziekten in de openbare sector.
Ingevolge het fragmentarisch karakter van de contracten die door de artiesten worden gesloten, werd het beheer van hun jaarlijkse vakantie gecentraliseerd bij de Rijksdienst voor jaarlijkse vakantie, zowel voor het ontvangen van de bijdragen als voor de betaling van het vakantiegeld. Dit betekent dat de artiest, enkel op gebied van de jaarlijkse vakantie, als arbeider wordt beschouwd en niet als bediende. Bijgevolg zijn hun werkgevers de bijdrage voor jaarlijkse vakantie, zowel de kwartaalbijdrage als het jaarlijks vakantiedebetbericht, verschuldigd aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en gebeurt de berekening van de bijdragen op basis van de bezoldiging aan 108%.
Het gecentraliseerd beheer bij de Rijksdienst voor Jaarlijkse Vakantie is niet van toepassing voor artiesten die worden tewerkgesteld bij een werkgever die niet onder de toepassing van de wetgeving inzake jaarlijkse vakantie voor de privésector valt (inclusief voor de openbare lokale besturen) .
Er gebeurt ook een centralisatie bij het FAMIFED op gebied van het beheer en de storting van gezinsbijslagen.
De artiesten die in de openbare sector worden aangeworven met een arbeidsovereenkomst of gelijkgesteld vallen altijd op gebied van arbeidsongevallen en beroepsziekten onder de wetgeving voor werknemers (stelsel van de private sector).Indien ze artiesten aanwerven moeten de openbare werkgevers een verzekering afsluiten bij een erkende verzekeringsmaatschappij voor de dekking van dit risico en zijn ze de bijdrage van 0,30% ten voordele van FEDRIS verschuldigd alsook een bijzondere patronale bijdrage van 0,02% voor arbeidsongevallen en de bijdrage van 1% voor beroepsziekten.
Verschuldigde bijdragen
→ De artiesten zijn de loonmatigingsbijdrage verschuldigd ingeval deze bijdrage voorzien is voor de werkgeverscategorie. De bijdragevoet is dus dezelfde als voor de handarbeiders en de leerlingen handarbeiders van de categorie.
→ De basisbijdrage FSO (809 of 811) en de bijzondere bijdrage FSO (810) en de bijzondere bijdrage voor sociale zekerheid (856) zijn verschuldigd volgens de algemene regels eigen aan elke bijdrage en de categorie van de werkgever.
→ De bijdrage voor risicogroepen (852) en de bijdrage bestemd voor tijdelijke werkloosheid en oudere werknemers (859) zijn eventueel enkel verschuldigd voor de artiesten die worden aangeworven met een arbeidsovereenkomst.
→ De bijzondere bijdrage voor werkloosheid (855 en 857) is eveneens verplicht voor de artiesten die worden aangegeven onder categorieën die deze bijdrage verschuldigd zijn.
→ De bijdragen voor de fondsen voor bestaanszekerheid of voor de tweede pensioenpijler zijn meestal niet verschuldigd voor artiesten, maar de werkgever heeft toch de mogelijkheid om voor de artiesten die hij aangeeft bij te dragen voor het fonds voor bestaanszekerheid. Voor dat geval wordt de artiest als hoofdarbeider beschouwd en zijn het de codes 830, 831, 832 of 835 die van toepassing zijn.
Verminderingen
Er is een specifieke doelgroepvermindering voor artiesten voorzien (zie vermindering artiesten). Deze vermindering is cumuleerbaar met de structurele vermindering en de Sociale Maribel.
Aangifte
In DmfA worden de artiesten in het blok 90012 “werknemerslijn” vermeld onder de categorie van de werkgever (geen specifieke categorie) met volgende specifieke werknemerskengetallen :
- 046 voor artiesten vanaf het jaar waarin ze 19 worden
- 047 voor leerling artiesten tot het eind van het jaar waarin ze 18 worden
met type 1 wanneer er bijdragen gestort moeten worden voor de RJV
of type 0 wanneer de werkgever niet onder de wetgeving jaarlijkse vakantie privésector valt.
Artiesten die in het kader van een statuut worden aangeworven door een werkgever uit de overheidssector, blijven onderworpen aan de sociale zekerheid voor loontrekkenden volgens de regels die eigen zijn aan statutairen (WNKGT 675) en komen niet in aanmerking voor de bijzonderheden die hierboven beschreven zijn.
In blok 90015 "tewerkstelling van de werknemerslijn", in zone 00053 "statuut van de werknemer" moet ook nog vermeld worden:
- A1 voor artiesten met een arbeidsovereenkomst
- A2 voor artiesten die niet verbonden zijn met een arbeidsovereenkomst en die artistieke prestaties en/of artistieke werken leveren tegen betaling van een loon voor rekening van een opdrachtgever, natuurlijk persoon of rechtspersoon.
DIMONA
De verplichtingen aangaande de onmiddellijke aangifte van tewerkstelling (DIMONA) zijn van toepassing voor de artiesten.