Bedragen betaald bij de beëindiging van de dienstbetrekking
De voordelen die de werkgever naar aanleiding van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst toekent aan de werknemer (bijvoorbeeld bij pensionering, met inachtneming van de wettelijke opzegtermijn, enz.), vinden hun grond in de dienstbetrekking en beantwoorden aan het loonbegrip.
De bedragen die aan de werknemer worden toegekend wanneer de dienstbetrekking wordt beëindigd zonder dat de werkgever daarbij zijn wettelijke, contractuele of statutaire verplichtingen naleeft, beantwoorden in beginsel niet aan het loonbegrip.
De volgende vergoedingen zijn loon:
- vergoedingen die door de werkgever verschuldigd zijn wegens onrechtmatige beëindiging van de arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur, hetzij zonder opzegging, hetzij met een onvoldoende opzegging;
- vergoedingen die door de werkgever verschuldigd zijn wegens de vroegtijdige verbreking van de arbeidsovereenkomst van bepaalde duur of voor de verbreking van de arbeidsovereenkomst voor een duidelijk omschreven werk vóór de beëindiging van het werk;
- vergoedingen die de werkgever verschuldigd is wegens de onrechtmatige beëindiging van de statutaire aanstelling;
- vergoedingen betaald door de werkgever aan de werknemer, wanneer in gemeenschappelijk akkoord tussen werkgever en werknemer een einde wordt gemaakt aan de dienstbetrekking;
- beschermingsvergoedingen in geval van éénzijdig ontslag van personeelsafgevaardigden (art. 16-18 van de wet van 19 maart 1991);
- beschermingsvergoedingen in geval van éénzijdig ontslag van syndicaal afgevaardigden (art. 20 van de CAO nr. 5 van 24 mei 1971);
- uitwinningsvergoeding van een handelsvertegenwoordiger;
- niet-concurrentievergoedingen en afwervingsvergoedingen zowel deze betaald op basis van een overeenkomst gesloten bij het begin of tijdens de uitvoering van de arbeidsovereenkomst, als deze betaald op basis van een overeenkomst gesloten binnen een termijn van 12 maanden na het einde van de arbeidsovereenkomst.
De volgende vergoedingen zijn uitgesloten uit het loonbegrip (niet-exhaustief overzicht):
- sluitingsvergoedingen of vergoedingen ten gevolge van de stopzetting van de activiteiten van de natuurlijke persoon of van de vereniging die hen tewerkstelt, ten belope van een bedrag toegekend aan de werknemer per jaar anciënniteit in de onderneming en het totale bedrag zoals voorzien in artikel 23 van de wet van 26 juni 2002;
- vergoedingen in geval van collectief ontslag volgens de CAO nr. 10 van 18 mei 1973 voor alle werknemers die beoogd worden door deze overeenkomst;
- vergoedingen voor willekeurig ontslag van een arbeider toegekend door een gerechtelijke beslissing of een dading goedgekeurd door de rechter;
- morele schadevergoedingen opgelegd door een vonnis of een arrest (bijvoorbeeld, in geval van willekeurig ontslag van een bediende, de vergoeding die uitsluitend tot doel heeft de werkelijke morele schade te herstellen die de werknemer onderging door het misbruik van macht dat zijn werkgever beging bij het uitoefenen van zijn ontslagrecht);
- vergoedingen beoogd door de CAO nr. 109 van 12 februari 2014 betreffende de motivatie van ontslag: de vergoedingen beoogd door artikel 9 van de CAO (in geval van onredelijk ontslag ) zijn uitgesloten indien ze vastgelegd zijn door een gerechtelijke beslissing of door een door de rechter goedgekeurde dading; de boete voorzien in artikel 7 van de CAO (voor het niet meedelen van de werkelijke reden van het ontslag) is steeds uitgesloten;
- aanvullende vergoedingen met een wettelijke basis die worden toegekend bovenop de aan bijdragen onderworpen verbrekingsvergoeding voor bepaalde categorieën van beschermde werknemers, bij wijze van voorbeeld:
- zwangere werkneemsters (art. 40 van de wet van 16 maart 1971);
- werkneemsters die borstvoeding geven (art. 11 van de CAO nr. 80 van 27 november 2001);
- vaderschapsverlof (art. 5 van het KB van 17 oktober 1994);
- adoptieverlof (art. 30ter van de wet van 3 juli 1978 );
- loopbaanonderbreking, tijdskrediet, arbeidsduurvermindering (art. 20 , §4 van de CAO nr. 77bis van 19 december 2001);
- betaald educatief verlof (art. 118 van de wet van 22 januari 1985);
- politiek verlof (art. 5, §2 van de wet van 19 juli 1976);
- gelijkheid van behandeling en/of van verloning (art. 7 van de CAO nr. 25 van 15 oktober 1975);
- geweld en psychologische of seksuele intimidatie (art. 32tredecies van de wet van 4 augustus 1996);
- discriminatoire behandeling (wet van 10 mei 2007);
- invoering van nieuwe technologieën (art. 6, §2 van de CAO nr. 39 van 13 december 1983);
- werknemers beschermd in het kader van artikel 12quater van de wet van 8 april 1965 tot vaststelling van het arbeidsreglementen;
- preventieadviseurs (art. 10 van de wet van 20 december 2002);
- enz..
- vergoedingen toegekend door de erfgenamen van de overleden werkgever (art. 33 van de wet van 3 juli 1978).
De vergoedingen die als loon worden beschouwd, worden in de DmfA aangegeven met looncode 3 en voor de corresponderende periode met prestatiecode 1; in de DmfAPPL aangegeven met de looncode 130 of 132 en voor de corresponderende periode met prestatiecode 1.
Voor meer details, zie de tewerkstellingslijn DmfA of de tewerkstellingslijn DmfAPPL.