Het portaal van de sociale zekerheid gebruikt cookies om de site gebruiksvriendelijker te maken.

Meer weten × Doorgaan

Vers le contenu de cette page

De leerlingen - alternerend leren

De socialezekerheidswetgeving stelt 'leerlingen' gelijk met gewone werknemers en beperkt hun onderwerping tot en met 31 december van het jaar dat ze 18 jaar worden tot een aantal regelingen van de sociale zekerheid.

 

Vanaf 1 juli 2015 wordt het begrip ‘leerling’ onderworpen aan de sociale zekerheid nauwkeuriger omschreven. Onder leerling wordt verstaan, elke persoon die in het kader van een alternerende opleiding door een overeenkomst verbonden is met een werkgever. Dit zijn opleidingen die aan volgende 6 voorwaarden voldoen (cumulatief):

 

  • De opleiding bestaat uit een deel uitgevoerd op de werkvloer  (‘werken’) en een deel binnen - of op initiatief en verantwoordelijkheid van een onderwijs- of opleidingsinstelling (‘leren’). Deze twee onderdelen beogen de uitvoering van één opleidingsplan, zijn op elkaar afgestemd en wisselen elkaar geregeld af.
  • De opleiding leidt tot een beroepskwalificatie.
  • Het deel ‘werken’ omvat op jaarbasis gemiddeld minstens 20 uren per week, zonder rekening te houden met feest- en vakantiedagen.
  • Het deel ‘leren’ bedraagt minstens (uren berekend in verhouding tot de totale duur van de opleiding waarbij de lesuren waarvoor de leerling eventueel een vrijstelling geniet toegekend door de onderwijs- of opleidingsinstelling in mindering mogen worden gebracht):
    • 240 lesuren voor deeltijds leerplichtigen en
    • 150 lesuren voor jongeren die niet meer deeltijds leerplichtig zijn,
  • Beide delen (werken/leren) worden uitgevoerd in het kader van één enkele overeenkomst waarbij de werkgever en de leerling betrokken partij zijn.
  • De overeenkomst voorziet in een financiële bezoldiging ten laste van de werkgever, die moet worden beschouwd als loon.

 

De bestaande overeenkomsten op 30 juni 2015 lopen door tot het einde ervan en moeten niet getoetst worden aan deze 6 criteria. Deze personen blijven onderworpen tot het einde van de overeenkomst.

 

Personen tewerkgesteld onder leer-, stage- of ervaringsovereenkomsten die niet beantwoorden aan deze voorwaarden, worden niet beschouwd als leerlingen voor de toepassing van het sociale zekerheidsstelsel van de loontrekkenden. Voor sommigen is vanuit het oogpunt van de verplichtingen sociale documenten wel een Dimona-aangifte vereist, maar dan met type ‘DWD’ (dimona without dmfa) en niet met type 'OTH' (others) zoals de 'onderworpen' leerlingen.

 

Personen die tewerkgesteld zijn met een arbeidsovereenkomst , vallen niet onder dit systeem van alternerende opleiding. Zij worden aangegeven als gewone werknemers.

De personen die één van de volgende opleidingsvormen volgen zijn doorgaans onderworpen:

  • de leerovereenkomst, erkend overeenkomstig de reglementering betreffende de voortdurende vorming van de middenstand (erkende leerlingen genoemd);
  • de leerovereenkomst die valt onder toepassing van de wet van 19 juli 1983 op het leerlingwezen voor beroepen uitgeoefend door werknemers in loondienst (industriële leerlingen genoemd);
  • de overeenkomst voor socioprofessionele inschakeling die erkend is door de Gemeenschappen en Gewesten in het kader van het secundair onderwijs met beperkt leerplan (leerlingen met een inschakelingsovereenkomst genoemd);
  • de erkende stageovereenkomst in het kader van de vorming tot ondernemingshoofd (stagiairs in opleiding tot ondernemingshoofd genoemd);
  • de overeenkomst 'contrat de formation en alternance' (Wallonië en Brussel, Franstaligen);
  • de 'overeenkomst van alternerende opleiding' (Vlaanderen en Brussel, Vlaamse Gemeenschap).

Voor de beroepsinlevingsovereenkomsten (ingesteld door de programmawet van 2 augustus 2002) wordt verwezen naar de uitleg daarover bij 'Stagiairs'.

 

Minderjarige leerlingen (tot en met het jaar dat ze 18 worden) zijn slechts onderworpen aan een beperkt aantal regelingen

 

Door de 6de Staatshervorming is de bevoegdheid voor het alternerend leren naar de gewesten overgeheveld. Meer informatie is terug te vinden op de respectievelijke websites van de regio's. Het al dan niet onderworpen zijn aan de socialezekerheid voor loontrekkenden blijft echter een federale bevoegdheid. Eventuele nieuwe opleidingsvormen moeten dan ook aan de 6 voorwaarden voor het alternerend leren afgetoetst worden.

 

Op de aangifte moet bij de gegevens van de tewerkstellingslijn eveneens een code in de DmfA-zone 'type leerling' (of DmfAPPL-zone 'type leerling') worden opgegeven.

Om uit te maken of de leerling als bediende of als arbeider wordt beschouwd, geldt het algemene principe dat de aard van de prestaties determinerend is.

De socialezekerheidsbijdragen voor leerlingen worden berekend op hun loon (verhoogd met 8% indien hun prestaties hoofdzakelijk van manuele aard zijn en het vakantiegeld via het stelsel RJV uitbetaald wordt).

De dagen waarop de leerling de lessen volgt worden beschouwd als arbeidsdagen.

Wat als de erkenning van de overeenkomst wordt ingetrokken of geweigerd?

Indien een erkende leerling of een stagiair in opleiding tot ondernemingshoofd in dienst treedt, en de erkenning van zijn overeenkomst wordt geweigerd, is hij vanaf de dag waarop de weigering ter kennis is gebracht een gewone werknemer. Gebeurt deze kennisgeving meer dan zes maanden na de indiensttreding, dan verliest hij vanaf de zevende maand de hoedanigheid van leerling. Indien de erkenning wordt ingetrokken en de overeenkomst toch verder wordt uitgevoerd, dan is de leerling of stagiair vanaf de datum van intrekking een gewone werknemer.

Bijkomende informatie 2

Bijkomende informatie DmfA - Aangifte van leerlingen

Onderwerping van leerlingen

Voor de contracten beginnend vanaf 1 juli 2015 gelden volgende regels enkel voor de leerlingen van wie het contract voldoet aan de 6 voorwaarden van alternerend leren.

- Tot het einde van het jaar waarin de leerling 18 wordt :

De onderwerping is beperkt tot :

  • stelsel van de jaarlijkse vakantie
  • arbeidsongevallen
  • beroepsziekten

De leerling is vrijgesteld van de loonmatigingsbijdrage, de bijzondere FSO-bijdrage (KGT 810), de bijdragen bestemd voor de fondsen voor bestaanszekerheid (KGT 820, 830, 831, 832 of 833) en voor de tweede pensioenpijler (KGT 825, 827, 835, 837), de bijdrage voor risicogroepen (KGT 852).

- Vanaf het jaar waarin de leerling 19 wordt :

De leerling is onderworpen aan alle stelsels van de sociale zekerheid met inbegrip van de loonmatigingsbijdrage. Ook is de bijzondere FSO-bijdrage verschuldigd, maar de leerling is vrijgesteld van de andere bovenvermelde bijdragen.
Opm.: de leerlingen die aangegeven worden in de categorieën 037, 112 of 113 (huispersoneel, beheer van gebouwen en vastgoedmakelaars) zijn wel de bijdrage voor 2de pensioenpijler (kengetallen 825/835) verschuldigd.

In DmfA

De leerlingen dienen als volgt te worden aangegeven :

  • Tot 31 december van het jaar waarin de leerling 18 wordt :
    met de werknemerskengetallen 035 type 1 of 439 type 0 en de vermelding van het type leerling in de zone 00055;
  • Vanaf 1 januari van het jaar waarin de leerling 19 wordt :
    met de gewone werknemerskengetallen (011, 012, 013, 014, 015, 016, 017, 046, 492, 494 of 495), maar met de vermelding van een type leerling in de zone 00055 om een onderscheid te maken met de andere werknemers.

Werknemers met een beroepsinlevingsovereenkomst bij rechtspersonen van de Vlaamse Gemeenschap

De Vlaamse Gemeenschap heeft voor een aantal rechtspersonen de mogelijkheid voorzien om beroepsinlevingsovereenkomsten af te sluiten. Werknemers aangeworven in dit kader worden bij de RSZ aangegeven als leerlingen (indien de 6 voorwaarden voor alternerend leren vervuld zijn voor de contracten beginnend vanaf 1 juli 2015).

Op gebied van onderwerping vallen deze werknemers onder het vakantiestelsel van de instelling waarin ze tewerkgesteld zijn en moeten ze verzekerd zijn tegen arbeidsongevallen en beroepsziekten op basis van de wetgeving die van toepassing is op door de werkgever tewerkgestelde werknemers. Evenwel vallen, zoals het Fonds voor Arbeidsongevallen heeft bevestigd (het huidige Federaal agentschap voor beroepsrisico's - Fedris), alle leerlingen van dit type steeds onder de algemene wet van 1971 op de arbeidsongevallen en niet onder de wetgeving voor arbeidsongevallen en beroepsziekten eigen aan de openbare sector.

Concreet worden de werknemers met beroepsinlevingsovereenkomst in de openbare sector als volgt aangegeven :

- Tot het einde van het jaar waarin ze 18 worden:

WNKG 035 (arbeiders) of 439 (bedienden) met type 0 en met vermelding van code 1 in de zone 00055 «Type leerling».

- Vanaf het jaar waarin ze 19 worden :

In de categorieën waar het contractueel personeel valt onder de wet van 10 april 1971 op de arbeidsongevallen en er bijdragen voor arbeidsongevallen en beroepsziekten verschuldigd zijn Ongeacht de categorie van de werkgever :

WNKG 015 (arbeiders) of 495 (bedienden) zoals voor gewone contractuele werknemers met vermelding van code 1 in de zone 00055 «Type leerling».

In de categorieën waar het contractueel personeel niet valt onder de arbeidsongevallenwet van 1971 en er geen bijdragen verschuldigd zijn voor arbeidsongevallen en beroepsziekten, te weten de categorieën 001, 046, 050, 096, 296, 347, 351, 396, 441, 496 en 596 :

WNKG 019 (arbeiders) of 499 (bedienden) met vermelding van code 1 in de zone 00055 «Type leerling»

Wij vestigen er voor de werkgevers uit deze categorieën in het bijzonder de aandacht op dat het noodzakelijk is om voor de werknemers met beroepsinlevingsovereenkomst een verzekering tegen specifieke arbeidsongevallen af te sluiten in overeenstemming met de wet van 1971.

Bijkomende informatie DmfAPPL - Aangifte van leerlingen

Onderwerping van leerlingen

Voor de contracten beginnend vanaf 1 juli 2015 gelden volgende regels enkel voor de leerlingen van wie het contract voldoet aan de 6 voorwaarden van alternerend leren.

- Tot het einde van het jaar waarin de leerling 18 wordt :

De onderwerping is beperkt tot :

  • stelsel van de jaarlijkse vakantie
  • arbeidsongevallen
  • beroepsziekten.

Voor de sector arbeidsongevallen is de bijzondere werkgeversbijdrage van 0,30% en de specifieke werkgeversbijdrage van 0,02% alleen verschuldigd voor de werkgevers die onder de arbeidsongevallenregeling van de privésector vallen. De leerlingen van deze werkgevers worden aangegeven met de werkgeverscategorieën 981 en 982 (en niet met de werkgeverscategorieën 951 en 952 zoals de leerlingen van de werkgevers die onder de arbeidsongevallenregeling van de openbare sector vallen).  

Voor de sector beroepsziekten is de werkgeversbijdrage van 0,17% voor de provinciale en plaatselijke besturen verschuldigd.

De leerling is vrijgesteld van de loonmatigingsbijdrage en van de werkgeversbijdrage tweede pensioenpijler (KGT 864).

- Vanaf het jaar waarin de leerling 19 wordt :

De leerling is onderworpen aan alle stelsels van de sociale zekerheid met inbegrip van de loonmatigingsbijdrage en van de werkgeversbijdrage tweede pensioenpijler (KGT 864).

In DmfAPPL

De leerlingen dienen als volgt te worden aangegeven:

  • Tot 31 december van het jaar waarin de leerling 18 wordt 
    met de werknemerskengetallen 133 en 233 en de vermelding van het type leerling in de zone 00055;
  • Vanaf 1 januari van het jaar waarin de leerling 19 wordt 
    met de gewone werknemerskengetallen 101 en 201, maar met de vermelding van het type leerling in de zone 00055 om een onderscheid te maken met de andere werknemers.

Werknemers met een beroepsinlevingsovereenkomst bij provinciale en plaatselijke besturen 

De provinciale en plaatselijke besturen kunnen in bepaalde gevallen beroepsinlevingsovereenkomsten afsluiten. Werknemers aangeworven in dit kader worden bij de RSZ aangegeven als leerlingen (indien de 6 voorwaarden voor alternerend leren vervuld zijn voor de contracten beginnend vanaf 1 juli 2015).

Op gebied van onderwerping vallen deze werknemers onder het vakantiestelsel van de instelling waarin ze tewerkgesteld zijn en moeten ze verzekerd zijn tegen arbeidsongevallen en beroepsziekten. Evenwel vallen, zoals Fedris (= Federaal agentschap voor beroepsrisico's) heeft bevestigd, alle leerlingen van dit type steeds onder de algemene wet van 1971 op de arbeidsongevallen en niet onder de wetgeving voor arbeidsongevallen en beroepsziekten eigen aan de openbare sector.

Concreet worden de werknemers met beroepsinlevingsovereenkomst bij een provinciaal of plaatselijk bestuur als volgt aangegeven :

- Tot het einde van het jaar waarin ze 18 worden:

  • code 133 (arbeiders) of 233 (bedienden) in de zone 00037 (werknemerskengetal)
  • code 1 in de zone 00055 (type leerling).

- Vanaf het jaar waarin ze 19 worden :

  • code 101 (arbeiders) of 201 (bedienden) in de zone 00037 (werknemerskengetal)
  • code 1 in de zone 00055 (type leerling).

In de categorieën waar het contractueel personeel valt onder de wet van 10 april 1971 op de arbeidsongevallen en er bijdragen voor arbeidsongevallen verschuldigd zijn:

  • code 981 (vakantieregeling privésector) of 982 (vakantieregeling openbare sector) in de zone 00036 (werkgeverscategorie).

In de categorieën waar het contractueel personeel valt onder de wetgeving van arbeidsongevallen en beroepsziekten eigen aan de openbare sector en er geen bijdragen verschuldigd zijn voor arbeidsongevallen:

  • code 951 (vakantieregeling privésector) of 952 (vakantieregeling openbare sector) in de zone 00036 (werkgeverscategorie).

Wij vestigen er voor de werkgevers uit deze categorieën in het bijzonder de aandacht op dat het noodzakelijk is om voor de werknemers met beroepsinlevingsovereenkomst een verzekering tegen specifieke arbeidsongevallen af te sluiten in overeenstemming met de wet van 1971.