Het portaal van de sociale zekerheid gebruikt cookies om de site gebruiksvriendelijker te maken.

Meer weten × Doorgaan

Vers le contenu de cette page

Tussentijdse instructies - 2019/3

Inhoud

Aangifte van kleine statuten (niet-onderworpen stages)

(08/11/2019)

De wet van 21 december 2018 (BS van 17 januari 2019) regelt een veralgemeende verzekerbaarheid voor arbeidsongevallen van niet aan de socialezekerheidsbijdragen onderworpen stagiairs.

De arbeidsongevallenwetgeving wordt toepasselijk gemaakt op alle arbeidsprestaties in het kader van een opleiding naar betaalde arbeid (dus niet in het kader van persoonlijke ontwikkeling of vrijetijdsbesteding). Dit geldt zowel voor de privé als de openbare sector. Op verzoek van Fedris wordt een systeem van specifieke aangifte voorzien voor stagiairs die niet in de DmfA moeten opgenomen worden. In tegenstelling met ons vorige bericht van 29 april 2019 zal deze specifieke aangifte niet gebeuren via een 'mini'-Dmfa maar via een verrijkte Dimona-aangifte.

Voor deze stagiairs zijn geen socialezekerheidsbijdragen verschuldigd. De RSZ treedt op als operator om de gegevens te verzamelen en de nodige informatie door te geven. Aangezien het een verplichting betreft in het kader van de arbeidsongevallenverzekering, zal de verzekeraar optreden bij onjuiste of ontbrekende aangiften.

Het koninklijk besluit van 29 juli 2019 (BS van 2 september 2019) licht toe voor welke stages de onderwijsinstelling of de instantie die de beroepsopleiding organiseert, als 'werkgever' fungeert (en dus de Dimona moet uitvoeren). Zo niet, dan rust deze aangifteplicht op de private onderneming of het openbaar bestuur waarbij de stagiair zijn arbeidsprestaties levert.

Meer informatie hierover vindt u op de website van Fedris (>professional>privesector>wetgeving-rechtspraak onderaan pagina 'Kleine Statuten).

De voorziene datum van inwerkingtreding is 1 januari 2020 en geldt ook voor de op deze datum lopende opleidings- en stageovereenkomsten. Hieronder leest u alvast de principes van deze nieuwe aangifte.

 

Aangifte Dimona:

Voor deze stagiairs zal er een Dimona aangifte met een nieuw gecreëerd type ‘STG’ moeten uitgevoerd worden. Deze vervangt voor een groot deel de Dimona ‘DWD’ (Dimona without DmfA) die nu gevraagd wordt voor een aantal van de niet-onderworpen stagiairs. Het gaat om een verrijkte Dimona waarbij een aantal extra gegevens moeten meegegeven worden:

  • Gedekte periode:
    • wanneer de aangifte gebeurt door de stagegever, het begin en het einde van de stageperiode;
    • wanneer de aangifte gebeurt door de opleidingsinstelling / school, de  periode gedurende welke stageactiviteiten kunnen worden uitgeoefend; voor scholen die stagiairs uitsturen komt dit overeen met het begin en het einde van het schooljaar;
    • een begin - en einddatum is dus verplicht.
  • Arbeider / bediende.
  • Aangifte van de risicoklasse voor arbeidsongevallen:
    • wanneer de aangifte moet gebeuren door de stagegever, volgt hij dezelfde regels als voor zijn gewone werknemers: enkel in te vullen indien de stagiair behoort tot een risicoklasse die verschillend is van de voornaamste activiteit van de werkgever; in geval van twijfel neemt hij best contact op met zijn verzekeraar;
    • wanneer de aangifte moet gebeuren door de school, de opleidingsinstelling, het vormingscentrum of de regionale arbeidsbemiddelingsdienst moet dit gegeven niet ingevuld worden.
  • Statuut
    • F1 : indien vergoedingsstelsel arbeidsongevallen zoals dat van de leerlingen (stagiairs met een bezoldigde leer-, stage- of ervaringsovereenkomst niet onderworpen aan socialezekerheidsbijdragen);
    • F2 : indien afwijkend vergoedingsstelsel (stagiairs met een in principe niet-bezoldigde stage- of ervaringsovereenkomst – deze categorieën worden in het uitvoeringsbesluit vastgesteld).

Instapstages en Individuele Beroepsopleidingen behouden hun specifieke Dimona type (respectievelijk ‘TRI’ en ‘IVT’), maar bij de Dimona zullen vanaf 1 januari 2020 eveneens de bijkomende gegevens moeten worden meegegeven.

De aangifte Dimona wordt mogelijk gemaakt vanaf de nieuwe versie van Dimona die in december 2019 in productie zal gaan. Dimona's kunnen vanaf dan worden uitgevoerd met als vroegste IN-datum 1 januari 2020.

Lopende opleidingsovereenkomsten moeten met een Dimona OUT worden afgesloten op 31 december 2019 en met een Dimona IN op datum van 1 januari 2020 opnieuw worden aangegeven, verrijkt met de bijkomende gegevens:

  • stagiairs met een Dimona type 'DWD' vóór 1 januari 2020, worden aangegeven met een Dimona IN, type 'STG', verrijkt met de bijkomende gegevens;
  • stagiairs met een Dimona type 'IVT' en 'TRI' blijven hun typologie behouden maar bij het uitvoeren van de Dimona IN op datum van 1 januari 2020, worden de bijkomende gegevens toegevoegd;
  • Voor stagiairs waarvoor nog geen Dimona aangifte werd gedaan moet op datum van 1 januari 2020 een Dimona IN, type 'STG', verrijkt met de bijkomende gegevens worden uitgevoerd.

Eenmaal de Dimona aangifte gedaan, is ze definitief. Als gegevens niet correct zijn of moeten worden gewijzigd, moet de Dimona geannuleerd worden en opnieuw uitgevoerd. Dit zal niet als 'laattijdig' worden beschouwd.


WIDE - Inschrijving RSZ:

De stagegevers / werkgevers en de opleidingsinstellingen die nog niet gekend zouden zijn bij de RSZ, zullen worden ingeschreven en een definitief RSZ-nummer ontvangen, met een werkgeverscategorie die overeenkomt  met de effectief uitgevoerde activiteiten. Zolang ze geen onderworpen werknemers tewerkstellen moeten zij geen DmfA uitvoeren.

 

ASR:

Met het oog op een aangifte ASR, worden volgende kengetallen gecreëerd (enkel voor ASR) om een aangifte mogelijk te maken:

  • 848 - Personen-arbeiders die arbeid verrichten in het kader van een opleiding tot betaalde arbeid maar niet aan de sociale zekerheid onderworpen zijn;
  • 849 - Personen-bedienden die arbeid verrichten in het kader van een opleiding tot betaalde arbeid maar niet aan de sociale zekerheid onderworpen zijn.

 

Opmerkingen:

Meer informatie kan verkregen worden bij Fedris om in geval van twijfel,

  • uit te maken wie als werkgever moet worden aangezien van deze niet aan de socialezekerheidsbijdragen onderworpen stagiairs,
  • of het stagiairs zijn waarvoor de met de onderworpen leerlingen gelijkgestelde arbeidsongevallenregeling (F1) geldt, of de specifieke arbeidsongevallenregeling (F2).

Gewoonlijk zijn de personen die een stage doorlopen, opgelegd door de reglementen die de toegang tot sommige vrije beroepen regelen (bv. advocaten, gerechtsdeurwaarders, architecten,...), niet gebonden door een arbeidsovereenkomst. Naargelang de situatie kan het echter ook gaan om een stage als zelfstandige. Zij vallen echter nooit onder deze regeling. 

De verplichte aangifte Dimona geldt voor alle stagiairs die arbeidsprestaties verrichten buiten de onderwijs- of opleidingsinrichting, in het kader van een opleiding tot betaalde arbeid, behalve voor opleidingen die buiten enig wettelijk kader worden ingericht.

Doelgroepvermindering collectieve arbeidsduurvermindering

(30/10/2019)

Uit een aantal controles uitgevoerd door de inspectiediensten is gebleken dat in bepaalde gevallen, de manier waarop de bijdragevermindering collectieve arbeidsduurvermindering wordt toegepast, zich verwijdert van de geest van de wetgeving. De RSZ acht het dus nodig om bepaalde verduidelijkingen aan te brengen.

Zoals uitgelegd op de pagina van de doelgroepvermindering collectieve arbeidsduurvermindering, kunnen werkgevers die op een collectieve manier de arbeidsduur in hun onderneming verminderen, een bijdragevermindering genieten. Deze vermindering is in de eerste plaats bedoeld voor de voltijdse werknemers, maar kan ook toegepast worden voor de zogenaamde absolute deeltijdse werknemers.

Een aantal vaststellingen op het terrein wijzen erop dat bepaalde werkgevers dit systeem misbruiken, en het systeem invoeren in een onderneming waar zeer weinig voltijdse werknemers in dienst zijn ten opzichte van het aantal absolute deeltijdsen. In zo een geval zal het tewerkstellingseffect omzeggens onbestaande zijn.

Wanneer in zo een geval de arbeidsduurvermindering voor de voltijdsen ingevoerd wordt zonder volledig loonbehoud, zal de RSZ de situatie nader onderzoeken en de vermindering mogelijk weigeren. Het opzet is dan eerder om de loonkost te doen dalen onder andere door middel van het verkrijgen van een bijdragevermindering.

Federale openbare gezondheidssectoren - bijkomend verlof in 2019

(26/09/2019)

Deze tussentijdse instructie is enkel van toepassing op de werkgevers die tot de federale gezondheidssectoren van de openbare sector behoren.

Het Fonds Sociale Maribel van de Overheidssector is belast met de financiering van een aantal maatregelen voorzien in het sociaal akkoord betreffende de federale gezondheidssectoren 2005-2010. Deze maatregelen houden op geen enkele wijze verband met de toekenning en financiering van de bijkomende tewerkstelling in het kader van de Sociale Maribel.

Dit akkoord is van toepassing op de instellingen van de openbare sector die behoren tot de federale gezondheidssectoren:

  • Ziekenhuizen, psychiatrische verzorgingstehuizen en beschut wonen;
  • ROB/RVT en de dagverzorgingscentra;
  • Diensten voor thuisverpleging;
  • Revalidatiecentra;
  • Wijkgezondheidscentra.

In uitvoering van voormeld sociaal akkoord kunnen de personeelsleden van minstens 52 jaar, die in de federale gezondheidssectoren tewerkgesteld zijn en die niet kunnen genieten van de maatregelen inzake eindeloopbaan van het meerjarenplan voor de gezondheidssector, een aantal bijkomende verlofdagen toegekend krijgen in het kader van de maatregel van bijkomend verlof.

De toekenning van het aantal bijkomende verlofdagen is vastgesteld als volgt:

  • 52 jaar: 5 dagen
  • 53 jaar: 8 dagen
  • 54 jaar: 10 dagen
  • 55 jaar: 13 dagen
  • 56 jaar: 15 dagen
  • 57 jaar: 18 dagen
  • 58 jaar: 20 dagen.

De leeftijd die in beschouwing genomen wordt, is die bereikt op 1 januari van het jaar waarin de bijkomende verlofdagen zijn voorzien.

De financiële middelen die het Fonds Sociale Maribel ter beschikking van de werkgever stelt, moeten aangewend worden voor de aanwerving van bijkomende werknemers of voor de verhoging van de arbeidstijd van werknemers die reeds in dienst zijn bij uw instelling, om een (gedeeltelijke) vervanging toe te laten van de werknemers die het voordeel van het bijkomend verlof toegekend krijgen.

Het bedrag van de financiële tussenkomst is vastgelegd op maximaal € 36.430,84 op jaarbasis per voltijds equivalent doch is beperkt tot de reële loonkost.

Een van de voorwaarden voor het verkrijgen van een financiering is dat de werkgever het sociaal akkoord betreffende de federale gezondheidssectoren toepast.

Werkgevers aan wie reeds bijkomende arbeidsplaatsen werden toegekend in 2018 of op een vroegere datum, dienen eveneens het formulier in bijlage bij deze tussentijdse instructie in te vullen.

Voor het jaar 2019 zal het Fonds Sociale Maribel de financiële middelen voor de vervangende tewerkstelling verdelen op basis van de gegevens betreffende het totaal aantal bijkomende verlofdagen van de werknemers die het voordeel van de maatregel van bijkomend verlof toegekend krijgen.

De werkgever die onder toepassing van dit sociaal akkoord valt, en de maatregel van bijkomend verlof reeds effectief toepast of de maatregel een eerste keer in het jaar 2019 toepast, en die in aanmerking wenst te komen voor de verdere financiering van de reeds toegekende arbeidsplaatsen of voor de toekenning van (een) bijkomende arbeidsplaats(en), moet het daartoe bestemde antwoordformulier invullen en terug bezorgen per post tegen uiterlijk 31 oktober 2019 of per e-mail op volgend adres:

RSZ
AD VII/ Sociale Maribel  
Victor Hortaplein 11
1060 Brussel    

E-mail: maribel@rsz.fgov.be

Het ingevulde antwoordformulier dient ondertekend te worden door de drie representatieve vakorganisaties. Indien een vakorganisatie niet vertegenwoordigd is bij het bestuur, dient zij zich tot het provinciale of nationale niveau te wenden voor het bekomen van de vereiste visa.

Indien de werkgever niet reageert binnen de vooropgestelde termijn, gaat het Fonds Sociale Maribel ervan uit dat de werkgever afstand doet van zijn recht op een eventuele tussenkomst tot financiering van  de vervangende tewerkstelling in het kader van het bijkomend verlof ten voordele van bepaalde categorieën personeelsleden voor het jaar 2019.