Het portaal van de sociale zekerheid gebruikt cookies om de site gebruiksvriendelijker te maken.

Meer weten × Doorgaan

Vers le contenu de cette page

Maatregel tot reorganisatie van de arbeidstijd

a) Codes "maatregel tot reorganisatie van de arbeidstijd" voor contractuele en vastbenoemde personeelsleden

3 = volledige onderbreking van de loopbaan; enkel de systemen waarbij een tussenkomst van de RVA of WSE* (VL) wordt voorzien, moeten worden aangeduid met deze code;

4 = gedeeltelijke onderbreking van de loopbaan; enkel de systemen waarbij een tussenkomst van de RVA of WSE* (VL) wordt voorzien, moeten worden aangeduid met deze code;

WSE* (VL) = departement Werk en Sociale Economie van het Vlaams Gewest

Meer info over het systeem van loopbaanonderbreking in de openbare sector Vlaanderen vindt u op de website van Vlaanderen.

Onder de code 3 of 4 valt ook de toepassing van een systeem van onderbreking van de loopbaan waarbij in principe een tussenkomst RVA voorzien is, maar de werknemer geen recht heeft op deze tussenkomst voortvloeiend uit de feitelijke omstandigheden (bijvoorbeeld cumulaties). Ook de voortzetting van een systeem van loopbaanonderbreking waarvoor initieel wel een tussenkomst voor voorzien is, maar niet voor de volledige periode van onderbreking, moet met de codes 3 of 4 aangeduid worden.

7 = vermindering van de prestaties ingevolge

  • de vrijwillige vierdagenweek of halftijdse vervroegde uitdiensttreding overeenkomstig de wet van 10 april 1995 door een contractant of een statutair personeelslid;
  • de vierdagenweek (met of zonder premie) overeenkomstig de wet van 19 juli 2012 door een contractant.

Voor deze twee wettelijke systemen, waarbij individuele werknemers hun arbeidsprestaties beperken met overeenkomstig loonverlies, wordt de code 7 gebruikt en niet de code 501 (= afwezigheid gelijkgesteld met dienstactiviteit of met actieve dienst, bezoldigd met een andere wedde dan de activiteitswedde).

De afwezigheidsdagen van contractanten voor andere vormen van loopbaanonderbreking dan deze waarvoor de RVA of WSE een tussenkomst voorziet (code 3 of 4), of deze overeenkomstig de wet van 10 april 1995 of de wet van 19 juli 2012 (code 7), worden aangeduid met de prestatiecode 30.

Voor de statutaire personeelsleden worden de andere afwezigheden aangegeven met de prestatiecode 31, 32, 33, 41 of 42, of met een andere maatregel tot reorganisatie van de arbeidstijd.

b) Code "maatregel tot reorganisatie van de arbeidstijd" voor contractuele personeelsleden

De code 5 wordt gebruikt voor aangepaste arbeid met loonverlies, d.w.z. wanneer de werknemer effectieve arbeidsprestaties levert waarvoor hij een verminderd loon ontvangt ten opzichte van het loon dat hij normaal zou moeten ontvangen (bv. bij werkhervatting na een ziekte met toestemming van de adviserende geneesheer). Dit geldt zowel voor een vermindering van het uurloon als voor een vermindering van het aantal te presteren dagen (uren) of een combinatie van beide.

c) Codes "maatregel tot reorganisatie van de arbeidstijd" voor statutaire personeelsleden

Vijftien codes zijn strikt voorbehouden voor de statutaire personeelsleden die onderworpen zijn aan één van de pensioensstelels van de overheidssector, dit wil zeggen aan vastbenoemden en zij die daarmee gelijkgesteld zijn.

Zij mogen in geen geval gebruikt worden voor personeelsleden die onderworpen zijn aan het privé-stelsel inzake pensioenen (bijvoorbeeld contractanten en tijdelijke leerkrachten in het onderwijs).

De onderscheiden maatregelen tot reorganisatie van de arbeidstijd dekken alle vormen van afwezigheid die zich kunnen voordoen bij een statutair personeelslid en die verschillen van het verlof met behoud van activiteitswedde (zoals het jaarlijks verlof, ziekteverlof…). Het verlof met behoud van activiteitswedde heeft geen enkele weerslag op het pensioen, en moet niet met een specifieke code aangegeven worden in de DmfAPPL.

De afwezigheden zijn niet geclassificeerd op basis van hun officiële benaming, maar er werd allereerst gekeken naar de kenmerken van de v erschillende vormen van afwezigheid en hun weerslag op de toekenning en de berekening van het overheidspensioen. Het betreft voornamelijk de wet van 10 januari 1974 tot regeling van de in aanmerkingneming van bepaalde diensten en van met dienstactiviteit gelijkgestelde perioden voor het toekennen en berekenen van pensioenen ten laste van de Schatkist en het Koninklijk Besluit nr. 442 van 14 augustus 1986 betreffende de weerslag van sommige administratieve toestanden op de pensioenen van de personeelsleden van de overheidssector.

Deze werkwijze laat toe om alle afwezigheden met dezelfde kenmerken en dezelfde weerslag op het pensioen bijeen te brengen onder een gemeenschappelijke maatregel, met een algemene omschrijving, en dat ongeacht het statuut of type van de overheidsinstelling waarbinnen de afwezigheden voorkomen.

De verschillende afwezigheden werden voorzien omdat zij het overheidspensioen mogelijks kunnen beïnvloeden. De invloed laat zich vooral voelen op de bepaling van de duur van de diensten en perioden die in aanmerking genomen worden voor de berekening van het rustpensioen, hoewel ook het tantième en de referentiewedde kunnen worden beïnvloed.

De duur van die diensten en perioden aanneembaar voor de berekening van het pensioen wordt vastgesteld rekening houdend met de verhouding tussen het werkelijk aantal uren dat het personeelslid gepresteerd heeft en een voltijds werkrooster: zo tellen 12 maanden halftijdse arbeidsprestaties slechts voor 6 maanden. Dit noemt men de verminderde duur. Het is dus uiterst belangrijk om op elk ogenblik het effectieve werkrooster van het personeelslid te kennen. In geval van een afwezigheid moet dit werkrooster overeenkomen met de prestaties die het statutair personeelslid blijft leveren.

Dit houdt in dat bij een volledige afwezigheid, het aantal uren per week van de werknemer gelijk zal zijn aan nul, zelfs indien de werknemer gedurende zijn afwezigheid een vorm van wedde ontvangt.

In het geval van een deeltijdse afwezigheid zal het gemiddeld aantal uren per week van de werknemer gelijk zijn aan het aantal uren per week dat de werknemer aanwezig is.

501 = afwezigheid (volledig of deeltijds) gelijkgesteld met dienstactiviteit of met actieve dienst, bezoldigd met een andere wedde dan de activiteitswedde. Het gaat om verloven gelijkgesteld met dienstactiviteit met toekenning van een deel van de wedde voor de niet-geleverde prestaties en die verschillen van de vrijwillige vierdagenweek (code 7), de halftijdse vervroegde uitdiensttreding (code7), de vierdagenweek (code 7, 506 of 514), het halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar (code 514) of het verlof voorafgaand aan het pensioen (code 503).

Voorbeeld:

In het verleden kon het onderwijzend personeel vanaf de leeftijd van vijftig jaar genieten van een bijzonder verlof voor verminderde prestaties. Dit verlof werd gelijkgesteld met dienstactiviteit. Degene die een dergelijk verlof opnam, ontving naast zijn activiteitswedde, één vierde van zijn wedde voor de niet geleverde prestaties.

502 = onbezoldigde afwezigheid (volledig of deeltijds) gelijkgesteld met dienstactiviteit. Het betreft een onbezoldigd verlof, gelijkgesteld met dienstactiviteit, ander dan de loopbaanonderbreking (code 3 of 4), het ouderschapsverlof (code 504) of de afwezigheid met het oog op de uitoefening van een beroepsactiviteit (code 505).

Als een tijdelijk statutair lid van het onderwijzend personeel of een 'statutaire stagiair' die niet onderworpen is aan de pensioenregeling openbare sector, één van deze verloven opneemt, dan moet ook de code 502 gebruikt worden.
Voorbeeld: het verlof voor verminderde prestaties om sociale of familiale redenen of het verlof om dwingende redenen van familiaal belang.

503 = afwezigheid (volledig of deeltijds) gelijkgesteld met dienstactiviteit, voorafgaand aan het pensioen en met wachtwedde. Het gaat om elke afwezigheid waarbij een ambtenaar in een administratieve stand, andere dan terbeschikkingstelling werd geplaatst (code 509), die hem in staat stelt om, met behoud van een bezoldiging of wachtgeld, zijn beroepsactiviteiten definitief te verminderen of te beëindigen tijdens de periode die aan zijn opruststelling onmiddellijk voorafgaat.
Het gaat hier niet
om de halftijdse vervroegde uittreding (code 7).
Het gaat hier wel om de vrijwillige opschorting van prestaties voor de vastbenoemde personeelsleden van de openbare brandweer en de lokale politie vanaf de leeftijd van 55 jaar.

504 = ouderschapsverlof (volledig of deeltijds). Dit ouderschapsverlof mag niet verward worden met het ouderschapsverlof in het kader van loopbaanonderbreking met een vergoeding van de RVA.
Het hier bedoelde ouderschapsverlof is een onbezoldigd verlof gelijkgesteld met dienstactiviteit. Een lokaal bestuur kan dit verlof bijvoorbeeld toekennen naar analogie met het verlof voorzien in artikel 34 van het Koninklijk Besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen.

505 = onbezoldigde afwezigheid (volledig of deeltijds) gelijkgesteld met dienstactiviteit met het oog op het uitoefenen van een beroepsactiviteit (stage, interim in het onderwijs, stage, mandaat…). Onder deze algemene maatregel valt elk onbezoldigd verlof en vrijstelling van dienst verleend aan een personeelslid om hem toe te laten een beroepsactiviteit of mandaat uit te oefenen (ander dan de mandaten om een management- of staffunctie uit te oefenen = code 513) en waarin hij in een administratieve stand van dienstactiviteit is.
Tijdens die periode ontvangt de werknemer een bezoldiging uit hoofde van de beroepsactiviteit of het mandaat dat hij elders uitoefent.

Voorbeeld:

het verlof voor opdracht van algemeen belang.

506 = verminderde prestaties (deeltijds) wegens persoonlijke aangelegenheden (= elke vorm van verlof of afwezigheid, al dan niet bezoldigd, ongeacht de administratieve toestand van de werknemer) of wegens de vierdagenweek zonder premie overeenkomstig de wet van 19 juli 2012.

507 = terbeschikkingstelling (volledig of deeltijds) met wachtwedde en met behoud van het recht op weddenverhoging. Het betreft de perioden van terbeschikkingstelling met wachtwedde, waarin de ambtenaar zijn recht op weddenverhoging behoudt (ook al wordt die verhoging hem pas betaald op het openblik dat hij opnieuw in dienstactiviteit is).

Voorbeeld:

disponibiliteit wegens ziekte.

508 = terbeschikkingstelling (volledig of deeltijds) met wachtwedde en met verlies van het recht op weddenverhoging. Het betreft de perioden van terbeschikkingstelling met toekenning van een wachtwedde, waarin de ambtenaar zijn recht op weddenverhoging verliest.

Voorbeeld:

de terbeschikkingstelling wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst tot 2002.

509 = terbeschikkingstelling (volledig of deeltijds) met wachtwedde, voorafgaand aan het pensioen. De afwezigheid bestaat meer bepaald in het onderwijs onder de benaming "terbeschikkingstelling voor persoonlijke aangelegenheden voorafgaand aan het rustpensioen".
Niet te verwarren met het gelijkaardig verlof, dat moet aangegeven worden door middel van de code 503.

510 = onbezoldigde afwezigheid (volledig of deeltijds) in administratieve toestand van non-activiteit, of terbeschikkingstelling zonder wachtwedde. Het betreft elke onbezoldigde "afwezigheid" die wordt gelijkgesteld met de administratieve stand non-activiteit, of elke andere vorm van terbeschikkingstelling zonder wachtwedde, andere dan de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking zonder wachtwedde in het onderwijs (code 531).
Deze afwezigheden worden nooit in rekening gebracht voor het overheidspensioen.

Voorbeeld:

afwezigheid van lange duur wegens persoonlijke aangelegenheden, terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden.

511 = bezoldigde afwezigheid (volledig of deeltijds) in de administratieve stand van non-activiteit.
Alhoewel deze afwezigheden betaald zijn, worden zij nooit in rekening gebracht voor het overheidspensioen.

512 = verlof zonder wedde (volledig of deeltijds) in de administratieve stand non-activiteit. Het betreft uitsluitend het "verlof" zonder wedde dat gelijkgesteld wordt met de administratieve toestand non-activiteit.
Op dit ogenblik is dit "verlof" toegelaten voor de pensioenberekening, ten belope van ten hoogste één maand per kalenderjaar.

Voorbeeld:

het verlof voor persoonlijke aangelegenheden, het (onbezoldigd) verlof zonder wedde.

513 = verlof zonder wedde (volledig) in de administratieve stand non-activiteit. Het betreft de werknemers die, in het kader van een mandaat, een management- of staffunctie uitoefenen bij de federale overheidsdiensten, de instellingen van openbaar nut, de wetenschappelijke instellingen van de staat, de FPD of in een gefedereerde entiteit.
Dit verlof mag niet verward worden met de afwezigheid, aangegeven met de code 505.

514 = verminderde prestaties (deeltijds) wegens de vierdagenweek met premie of wegens halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar overeenkomstig de wet van 19 juli 2012.

516 = volledige afwezigheid gelijkgesteld met non-activiteit, voorafgaand aan het pensioen en met wachtwedde. Het betreft de afwezigheid van een ambtenaar in de administratieve stand van non-activiteit, die hem in staat stelt om, met behoud van een wachtgeld, zijn beroepsactiviteiten definitief te verminderen of te beëindigen tijdens de periode die onmiddellijk voorafgaat aan zijn opruststelling. De afwezigheid is aanneembaar voor de opening van het recht op een overheidspensioen, maar niet voor de  berekening van het pensioenbedrag.

Voorbeeld:

Het eindeloopbaanregime van het operationeel personeel van de geïntegreerde politie vanaf de leeftijd van 58 jaar. 

599 = gelijktijdige afwezigheden die aanleiding geven tot een combinatie van maatregelen tot reorganisatie van de arbeidstijd voor een statutair personeelslid van de overheidssector.
Strikt genomen gaat het niet over een maatregel tot reorganisatie van de arbeidstijd, maar is het een indicatie dat twee maatregelen tot reorganisatie van de arbeidstijd tegelijkertijd van toepassing zijn.
Deze code zal dus gebruikt worden in het geval de ambtenaar tegelijkertijd gedurende een bepaalde periode van twee maatregelen tot reorganisatie, zoals hierboven vermeld, gebruik maakt.

Voorbeeld:

Loopbaanonderbreking en disponibiliteit wegens ziekte.

Opmerking: In geval van volledige bezoldigde afwezigheid heeft de aanduiding van de afwezigheid met één van de codes "maatregel tot reorganisatie van de arbeidstijd" 501, 503, 507, 508, 509 of 516 een weerslag op de aangifte van prestaties en wedden.

Voorbeelden van deze volledige bezoldigde afwezigheid zijn:

  • een ambtenaar die in disponibiliteit wegens ziekte gesteld werd en gedurende die periode een wachtwedde, gelijk aan 60 % van zijn wedde, ontvangt en die zijn recht op weddenverhoging behoudt (= code 507);
  • een vastbenoemde brandweerman die geen beroepsactiviteiten meer verricht in de periode, onmiddellijk voorafgaand aan het pensioen, en die een wachtwedde ontvangt die gelijk is 80 % van zijn laatste activiteitswedde (= code 503).

Aangezien het personeelslid op dat ogenblik volledig afwezig was, is het gemiddeld aantal uren per week van de werknemer (= de teller van de tewerkstellingsbreuk) gelijk aan nul. Op het niveau van de prestatielijn worden er geen uren en dagen meer aangegeven en op het niveau van de bezoldingslijn mag de wachtwedde niet aangegeven worden met de looncode 101. De wachtwedde, verbonden met deze afwezigheid, moet aangegeven worden met de looncode 120 of 170.

De hierboven vermelde aangifte van prestaties en wedden geldt voor elke maatregel tot reorganisatie van de arbeidstijd die overeenkomt met een volledige afwezigheid van de ambtenaar die van zijn werkgever een andere wedde dan zijn activiteitswedde ontvangt.

d) Gelijktijdige toepassing van twee codes "reorganisatie van de arbeidstijd " voor een contractuele werknemer

Indien voor een werknemer twee afwezigheden, aangeduid met een code reorga nisatie van de arbeidstijd, gelijktijdig van toepassing zijn, moet er chronologisch gewerkt worden. Voor iedere wijziging in de situatie wordt een nieuwe tewerkstellingslijn begonnen. Op die nieuwe lijn wordt alleen de "nieuwe " toestand weergegeven.

Voorbeeld:

Een voltijdse contractuele werknemer werkt in een systeem van de vrijwillige vierdagenweek. Hij wordt ziek en na een periode van volledige arbeidsongeschiktheid, mag hij het werk gedeeltelijk hervatten met toestemming van de adviserende geneesheer. Tot het moment van de werkhervatting worden zijn prestaties (en de periode van volledige arbeidsongeschiktheid) aangegeven op een tewerkstellingslijn met in het veld "maatregel tot herorganisatie van de arbeidstijd" de aanduiding van de maatregel tot vermindering van de arbeidstijd (code 7).

Vanaf het moment dat hij het werk hervat, wordt een nieuwe tewerkstellingslijn begonnen, waarop in het veld "maatregel tot herorganisatie van de arbeidstijd" alleen de aanduiding "aangepaste arbeid" (code 5) vermeld wordt. Wanneer hij nadien het werk volledig hervat wordt opnieuw een tewerkstellingslijn begonnen met daarop in het veld "maatregel tot herorganisatie van de arbeidstijd" de aanduiding van de maatregel tot vermindering van de arbeidstijd (code 7).

e) Gelijktijdige toepassing van twee codes "reorganisatie van de arbeidstijd " voor een vastbenoemd personeelslid

Het kan gebeuren dat een vastbenoemd personeelslid gedurende een bepaalde periode afwezig is op basis van twee afwezigheden tegelijkertijd.

Voorbeeld: Een vastbenoemde, voltijds tewerkgestelde, ambtenaar is in 1/5e loopbaanonderbreking van 1 januari 2012 tot 31 december 2012. Van 16 april 2012 tot 5 mei 2012 wordt hij in disponibiliteit wegens ziekte geplaatst. De disponibiliteit beëindigt de loopbaanonderbreking niet. De ambtenaar is dus voor 1/5e van zijn tijd in loopbaan onderbreking en voor 4/5e in disponibiliteit.
In de praktijk vertaalt zich dat door een combinatie van twee maatregelen tot reorganisatie van de arbeidstijd (codes 4 en 507 in het voorbeeld) tussen 16 april 2012 en 5 mei 2012. Het is echter niet mogelijk om voor éénzelfde tewerkstellilngslijn terzelfdertijd twee maatregelen tot reorganisatie van de arbeidstijd te hebben. Op dit niveau is het enkel toegestaan om opeenvolgende maatregelen tot reorganisatie aan te geven. Om het overheidspensioen te berekenen moet voor een lopende tewerkstellingslijn echter ook de afwezigheidsverhouding per reorganisatiemaatregel gekend zijn.

Hoe dienen gelijktijdig maatregelen tot reorganisatie aangegeven te worden?

Vanaf het tweede kwartaal van 2012 is het voor vastbenoemden mogelijk om voor dezelfde tewerkstellingslijn gelijktijdig twee maatregelen tot reorganisatie aan te geven. Dit gebeurt in twee stappen:

  1. Op de tewerkstellingslijn wordt aangeduid dat er een combinatie van maatregelen tot reorganisatie is met de code 599.
  2. Wanneer de code 599 gebruikt wordt, dan is het noodzakelijk meer details weer te geven over deze combinatie van maatregelen tot reorganisatie. Een lijn " gelijktijdige maatregelen tot reorganisatie van de arbeidstijd - informatie" wordt toegevoegd onder de tewerktellingslijn waarin meer details over de combinatie van de verschillende maatregelen opgegeven worden:
    • de code van elk van de maatregelen tot reorganisatie;
    • het percentage afwezigheid van elke maatregel ten opzichte van de totale afwezigheid. De som van het totaal van de afwezigheden moet steeds 100% zijn.

Voorbeeld:

1. Tewerkstellingslijn (TWlijn)

nummer TWlijn

begindatum

einddatum

type contract

MRA-code

gemiddeld aantal uren werknemer

gemiddeld aantal uren maatman

1

1-1-2012

15-4-2012

0

4

30,40

38,00

2 16-4-2012 5-5-2012 0 599 0 38,00

3

6-5-2012

-

0

4

30,40

38,00

De code 599 op de tewerkstellingslijn twee duidt enkel aan dat er tijdens deze periode voor deze werknemer twee verschillende afwezigheidsmaatregelen van toepassing zijn. Het geeft geen enkele andere informatie. Het gemiddeld aantal uren per week van de werknemer moet voor deze tewerkstsellingslijn steeds nul zijn. Als er twee afwezigheden gelijktijdig van toepassing zijn, dan is de werknemer steeds volledig afwezig voor deze tewerkstelling.

2. Lijn "gelijktijdige maatregelen tot reorganisatie van de arbeidstijd – informatie"

Via de lijn "gelijktijdige maatregelen…" die gekoppeld is aan de tewerkstellingslijn twee, wordt de code maatregel tot reorganisatie en het percentage van elke afwezigheid opgegeven.

In het hierboven vermeld voorbeeld is het voltijds tewerkgestelde vastbenoemde personeelslid afwezig ten belope van 1/5e van zijn tijd (20%) voor de gedeeltelijke loopbaanonderbreking en ten belope van 4/5e van zijn tijd (80%) voor de disponibiliteit wegens ziekte.

lijnen “gelijktijdige maatregelen…” tweede tewerkstellingslijn

maatregel reorganisatie arbeidstijd

percentage van de afwezigheid

1

4

20,00

2

507

80,00

Indien het vastbenoemd personeelslid slechts deeltijds tewerkgesteld zou zijn en gemiddeld 30,40 uur per week zou werken, en indien hij beslist om twee dagen loopbaanonderbreking te nemen, dan wordt dit aangegeven met de MRA-code 4.
Indien hij tijdens de periode van loopbaanonderbreking ziek wordt en in disponibiliteit wegens ziekte geplaatst wordt, dan wordt dit op de tewerkstellingslijn aangegeven met een MRA-code 599 en op de lijn " gelijktijdige maatregelen…" met

  • een MRA-code 4 en een afwezigheidspercentage van 50%;
  • een MRA-code 507 en een afwezigheidspercentage van 50%.

lijnen “gelijktijdige maatregelen…” tweede tewerkstellingslijn

maatregel reorganisatie arbeidstijd

percentage van de afwezigheid

1

4

50,00

2

507

50,00

Bemerkingen:

  • Op de lijn "gelijktijdige maatregelen…" kan de MRA-code 599 niet vermeld worden.
  • Er moeten twee lijnen "gelijktijdige maatregelen…" opgegeven worden.
  • Het percentage drukt de verhouding uit tussen de verschillende maatregelen tot reorganisatie ten opzichte van de totale afwezigheid.
  • Het percentage wordt uitgedrukt tot op twee decimalen.

Het totaal van de percentages moet steeds gelijk zijn aan 100%. Desnoods rondt men de percentages af zodat men op 100% uitkomt.

f) Een bijzondere en een algemene maatregel tot reorganisatie van de arbeidstijd

Het is mogelijk dat eenzelfde afwezigheid beantwoordt aan de omschrijving van twee verschillende maatregelen: een algemene maatregel, met kenmerken die gemeenschappelijk zijn voor een reeks afwezigheden van hetzelfde type, en een bijzondere maatregel die de precieze benaming van de afwezigheid in kwestie vermeldt. In een dergelijke situatie heeft de bijzondere maatregel voorrang op de algemene maatregel.

Voorbeeld:

De maatregel "verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheid" (code 506) is ook een "onbezoldigde afwezigheid (voltijds of deeltijds) in administratieve toestand non-activiteit…" (code 510). Toch wordt zij niet op d ezelfde manier behandeld bij de berekening van de duur van perioden van diensten met onvolledige prestaties. De "verminderde prestaties voor persoonlijke aangelegenheden" moeten dus worden aangegeven door middel van de bijzondere maatregel beschreven onder code 506.

531 = terbeschikkingstelling (volledig of deeltijds) wegens ontstentenis van betrekking zonder wachtwedde (onderwijs). Het betreft alleen de leden van het onderwijzend personeel zoals gedefinieerd in artikel 1 van de wet van 16 juni 1970 betreffende de bonificaties wegens diploma’s inzake pensioenen van leden van het onderwijs.
Die personen kunnen maximaal vijf jaren terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking laten meetellen voor hun pensioenberekening.