Het portaal van de sociale zekerheid gebruikt cookies om de site gebruiksvriendelijker te maken.

Meer weten × Doorgaan

Vers le contenu de cette page

Gelegenheidsarbeiders in de land- en tuinbouw

In de land- en tuinbouwsector geldt een specifiek systeem van gelegenheidsarbeid. Het is erop gebaseerd dat de bijdragen voor gelegenheidsarbeiders niet worden berekend op het werkelijke loon, maar op een forfaitair dagloon. Aangezien deze arbeiders niet onder de vakantieregeling vallen, wordt dit dagforfait niet verhoogd met 8%.

In de tuinbouw is het systeem van gelegenheidsarbeid in voege vanaf 1 juli 1994. In de landbouwsector is het systeem van kracht vanaf 1 april 2000.

Begrip

Het betreft de handarbeiders, tewerkgesteld bij een werkgever die valt onder:

  • het Paritair Comité voor het Tuinbouwbedrijf, met uitzondering van de sector inplanting en onderhoud van parken en tuinen;
  • het Paritair Comité voor de Landbouw, voor zover de werknemer uitsluitend wordt tewerkgesteld op de eigen gronden van de werkgever
  • het Paritair Comité voor de Uitzendarbeid, voor zover de uitzendarbeider wordt tewerkgesteld bij een gebruiker in één van de bovengenoemde sectoren.

Zij mogen wat de tuinbouwsector betreft, bij meerdere werkgevers uit de sector samen, niet meer dan 65 dagen per jaar werken. Wat de landbouwsector betreft mogen zij, bij meerdere werkgevers uit de sector samen, niet meer dan 30 dagen per jaar werken. Als uitzendarbeider mogen zij het aantal dagen van de betreffende sector niet overschrijden.

Voor studenten gaan alle dagen die zij werken, in om het even welke sector, af van het maximum aantal dagen dat zij als gelegenheidsarbeider kunnen werken.

Handarbeiders tewerkgesteld in de witloofteelt kunnen nog 35 dagen extra als gelegenheidsarbeider actief zijn, maar niet in de hoedanigheid van uitzendarbeider. Het op 6 december 2011 gepubliceerde koninklijk besluit van 13 november 2011 verlengt deze maatregel retroactief vanaf 1 juli 2011 tot 31 december 2011.

Voor de gelegenheidsarbeiders die werken bij een werkgever (of gebruiker) die in beide sectoren actief is, geldt dat zij beide systemen van gelegenheidsarbeid mogen combineren, maar uiteraard op voorwaarde dat zij effectief werken aan de activiteit waarvoor zij die dag ingeschreven zijn. Een gelegenheidsarbeider mag alleszins per jaar bij één of meerdere werkgevers (gebruikers), in één of meerdere sectoren samen, niet meer dan 65 dagen onder dit speciale statuut werken. Arbeiders die reeds hun 65 dagen opgebruikt hebben, kunnen nog 35 bijkomende dagen actief zijn als gelegenheidsarbeider in de witloofteelt.

Voor de champignonteelt moet de tewerkstelling van gelegenheidsarbeiders plaatsvinden tijdens een periode van intense activiteit, beperkt tot 156 dagen per kalenderjaar per werkgever.

Is geen gelegenheidsarbeider voor een bepaald kwartaal, de arbeider die in de loop van dat, of van de twee daaraan voorafgaande kwartalen, in de land- of tuinbouwsector heeft gewerkt in een andere hoedanigheid dan die van gelegenheidsarbeider.

De werkgever kan een werknemer, voor wie hij de verplichtingen betreffende de onmiddellijke aangifte van gelegenheidswerknemers (Dimona-full) niet als gelegenheidsarbeider bij de RSZ aangeven. De betrokken gelegenheidswerknemer moet voor het volledige kalenderjaar als gewone werknemer beschouwd worden.

De werknemer houdt een gelegenheidsformulier bij met het aantal dagen tewerkstelling als gelegenheidswerknemer. Eenmaal per week parafeert de werkgever de aantekeningen. Alle informatie over het verkrijgen en bijhouden van het gelegenheidsformulier krijgt u bij de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, Ernest Blerotstraat 1 te 1070 Brussel (tel. 02 233 41 11) en bij het Waarborg- en Sociaal Fonds voor het Tuinbouwbedrijf (tel. 016 28 63 61) of het Waarborg- en Sociaal Fonds voor de Landbouw (tel. 016 28 63 60), beide gevestigd aan de Diestsevest 40 te 3000 Leuven.

Bijdrageberekening

De bijdragen voor de gelegenheidsarbeiders worden berekend op een forfaitair dagloon, ongeacht het aantal uren dat zij op een dag werken. Daarnaast is de w erkgeversbijdrage voor hen lager, omdat noch de bijdrage voor jaarlijkse vakantie noch de loonmatigingsbijdrage verschuldigd is. De bijzondere bijdragen (bv. bijdrage voor het Fonds voor Sluiting van Ondernemingen, bijdrage voor het Fonds voor Bestaanszekerheid,....) zijn wel verschuldigd.

Men maakt een onderscheid tussen het dagforfait in de landbouw (18,23 EUR), het dagforfait in de tuinbouw (17,81 EUR) en dagforfait voor de 35 extra dagen in de witloofteelt (22,26 EUR) (bedragen vanaf 1 april 2012).

In de praktijk houdt men bij iedere loonbetaling per arbeidsdag 2,38 EUR (landbouw), respectievelijk 2,33 EUR (tuinbouw) of 2,91 EUR (35 extra dagen in de witloofteelt) persoonlijke bijdrage in (13,07 % van het dagforfait, bedragen vanaf 1 april 2012). Deze wordt samen met de werkgeversbijdragen op de normale termijnen aan de RSZ doorgestort. Door de toepassing van de vermindering werkbonus, zal de werkgever die inhouding in de meeste gevallen niet moeten doen.

Wanneer de Dimona-full niet is uitgevoerd, mag men de bijdragen in geen geval berekenen op het forfaitaire loon. De werknemers zijn op dat moment gewone arbeiders voor wie ook de bijdragen voor jaarlijkse vakantie en de loonmatigingsbijdrage verschuldigd zijn. De bijdrageberekening gebeurt voor hen dus op het volledige loon aan 108%.

Formaliteiten

Er zijn speciale werknemerskengetallen voorzien om deze werknemers aan te g even.

Gelegenheidswerknemers worden geacht te werken in een in de onderneming gangbare arbeidsregeling en worden beschouwd als voltijdse werknemers voor de duur van hun contract. Indien zij onder het statuut van seizoensarbeiders worden tewerkgesteld, moet de werkgever in zijn DmfA-aangifte eveneens het aantal gepresteerde uren bij de respectieve prestatiecodes vermelden.

De verlenging van dit statuut met 35 extra dagen voor de handarbeiders tewerkgesteld in de witloofteelt, kan enkel onder bepaalde voorwaarden. Deze werknemers worden onder een aparte werkgeverscategorie aangegeven.

Voorwaarden

  • de betrokken werkgever moet het kalenderjaar voorafgaand aan het lopende jaar ten minste 3/4de van zijn omzet hebben gerealiseerd met de witloofteelt; hij moet dit aantonen door:
    • ten laatste op de veertiende dag die volgt op de door het Nationaal Instituut voor de Statistiek bepaalde datum voor het versturen van de vragenlijsten ingevuld in het kader van de landbouwtelling bedoeld bij het koninklijk besluit van 2 april 2001 betreffende de organisatie van een jaarlijkse landbouwtelling in de maand mei, uitgevoerd door het Nationaal Instituut voor de Statistiek, stuurt de werkgever een kopie van de ingevulde vragenlijst naar de voorzitter van het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf;
    • ten laatste op de veertiende dag die volgt op de ontvangst van het aanslagbiljet voor het lopende aanslagjaar (inkomsten van het vorige jaar), stuurt de werkgever een kopie van dit aanslagbiljet naar de voorzitter van het voornoemde Paritair Comité, met dien verstande dat wanneer het aanslagbiljet voor het aanslagjaar 2008 (inkomsten 2007) wordt opgestuurd na 2008, de mededelingsplicht van de kopie van dit aanslagbiljet blijft bestaan in hoofde van de werkgever
  • in afwachting stuurt de werkgever een verklaring op eer naar de ident ificat iedienst van de RSZ dat aan de voorwaarde van 3/4 realisatie van de omzet met de witloofteelt voldaan is, met een kopie van de vragenlijst ingevuld in het kader van de landbouwtelling van het vorige jaar en met een kopie van het laatste ontvangen aanslagbiljet; een kopie van deze verklaring op eer en de bijlagen worden naar de voorzitter van het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf gestuurd
  • de betrokken werkgever kan deze 35 extra dagen enkel gebruiken voor de witloofteelt, zelfs indien deze werkgever andere activiteiten heeft
  • de betrokken werkgever mag zich niet in één van de volgende situaties bevinden:
    1. de aangifte van sociale zekerheid werd vastgesteld of rechtgezet in toepassing van artikel 22 van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders of gelijkaardige bepalingen toepasbaar door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten;
    2. de onmiddellijke aangifte van tewerkstelling gebeurde voor één of meer werknemers niet conform de bepalingen van het koninklijk besluit van 5 november 2002 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling, met toepassing van artikel 38 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels;
    3. één of meerdere werknemers tewerkstellen die geen onderdanen zijn van de Europese Economische Ruimte, die geen titularis zijn van een geldige verblijfsvergunning of van een arbeidsvergunning, in overtreding met de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers;
    4. één of meer werknemers tewerkstellen onder voorwaarden die strijdig zijn met de menselijke waardigheid en aldus een overtreding begaan op het gebied van de mensenhandel, bedoeld bij artikel 77bis van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen;
    5. de werkgever doet of laat arbeid verrichten door een werknemer waarvoor geen verschuldigde bijdragen werden betaald aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid;
    6. het voorwerp zijn van een verbod om persoonlijk of door een tussenpersoon enig koopmansbedrijf uit te oefenen, krachtens het koninklijk besluit nr. 22 van 24 oktober 1934 betreffende het rechterlijk verbod aan bepaalde veroordeelden en gefailleerden om bepaalde ambten, beroepen of werkzaamheden uit te oefenen;
    7. indien het om een rechtspersoon gaat, onder de bestuurders, zaakvoerders of personen die bevoegd zijn om de vennootschap te verbinden, personen tellen aan wie het uitoefenen van dergelijke functies verboden is krachtens het in 6 genoemd koninklijk besluit nr. 22 van 24 oktober 1934;
    8. indien het om een rechtspersoon gaat, onder de bestuurders, zaakvoerders of personen die bevoegd zijn om de vennootschap te verbinden, personen tellen die bij minstens twee faillissementen, vereffeningen of gelijkaardige operaties betrokken werden met schulden ten aanzien van een inningorganisme van de socialezekerheidsbijdragen.

De regeling waarbij in de witloofsector nog 35 dagen extra met een dagforfait kan gewerkt worden, loopt af op 31 december 2011. In de huidige stand van zaken kan vanaf 1 januari 2012 geen gebruik meer gemaakt worden van de extra 35 dagen. Louter ter informatieve titel wordt in de tabel en deze tekst het forfaitair dagloon voor de extra dagen witloofteelt opgenomen, zoals het van toepassing zou zijn vanaf 1 januari 2012 wanneer de maatregel integraal zou worden verlengd.

De werkgever is ertoe gehouden voor deze gelegenheidswerknemers een Dimona-full uit te voeren .

Bijkomende informatie 1

Bijkomende informatie - Gelegenheidswerknemers land- en tuinbouw

In DMFA zijn de specifieke werknemerskengetallen 010 (arbeiders) en 022 (leerling arbeiders tot einde van het jaar van hun 18 jaar) te vermelden in blok 90012 « werknemerslijn » voorzien voor aangifte van gelegenheidswerknemers in de land-en tuinbouw.

Bovendien moet in het blok 90015 “tewerkstelling van de werknemerslijn” de zone “functienummer” worden ingevuld.

Werkgeverscategorie

Sector

WKN

Type

Functienr.

Bijzonderheden

Categorie 193

landbouw

010
022

0
0

code 91

/

Categorieën 194 en 494

tuinbouw

010
022

0
0

code 99

Vanaf 2012 mag een werkgever in de champignonteelt maximum 156 dagen per kalenderjaar aangeven onder de codes "gelegenheidswerkenemer".

Categorie 594

witloofteelt

010
022

0
0

code 99

code 90

Voor de eerste 65 dagen

Meer dan 65 dagen

Categorieën 097 en 497

Interim

010
022

0
0

code 91

code 99

Gelegenheidswerknemer in landbouw

Gelegenheidswerknemer in tuinbouw

Opmerking: als het studenten betreft die tewerkgesteld worden als gelegenheidswerknemers worden zij aangegeven onder werknemerskengetal 840.