Het portaal van de sociale zekerheid gebruikt cookies om de site gebruiksvriendelijker te maken.

Meer weten × Doorgaan

Vers le contenu de cette page

Voorschotten

Beginselen

De werkgever moet voorschotten betalen op de bijdragen die voor dat kwartaal verschuldigd zijn, indien hij voor het voorlaatste kwartaal (K - 2) méér dan 6197,34 EUR bijdragen aan de RSZ verschuldigd was. Voorbeeld: de bijdragen verschuldigd voor het 3de kwartaal 2009 bepalen of een werkgever voorschotten moet betalen voor het 1ste kwartaal 2010 (op 5 februari, 5 maart en 5 april).

Bijdragen zijn niet alleen de eigenlijke socialezekerheidsbijdragen, maar ook alle andere bijdragen die de RSZ wettelijk moet innen (bijdragen voor bestaanszekerheid, bijdragen voor het Fonds voor Sluiting van Ondernemingen, bijdrage op het dubbel vakantiegeld, enz.). Er wordt evenwel geen rekening gehouden met het gedeelte van de bijdragen die jaarlijks aan de RSZ moeten worden betaald. Het betreft in het bijzonder het bedrag van het debetbericht voor de regeling van de jaarlijkse vakantie van de handarbeiders en het bedrag van de compenserende bijdrage die de werkgever eventueel aan de RSZ verschuldigd is in het raam van de herverdeling der sociale lasten.

Termijnen en bedragen

Voor elk kwartaal moet de werkgever zich de vraag stellen of hij voorschotten moet betalen; zo ja, wat is het bedrag ervan en op welke data moet hij ze betalen?

  • Eerste mogelijkheid: het totaal bedrag aan bijdragen voor het K - 2 beloopt niet meer dan 6197,34 EUR:
    De werkgever moet voor dat kwartaal geen voorschotten betalen. De bijdragen mogen door middel van een enkele storting bij de RSZ toekomen.
  • Tweede mogelijkheid: het totaal bedrag aan bijdragen voor het K - 2 beloopt wel meer dan 6197,34 EUR:
    De werkgever moet uiterlijk de 5de dag van de 2de en 3de maand van het lopende kwartaal aan de RSZ een voorschot betalen dat gelijk is aan 30 % van de bijdragen verschuldigd voor het overeenkomstige kwartaal van het voorafgaande jaar; en uiterlijk de 5de dag van de maand die volgt op het lopend kwartaal, een voorschot van 25 % van de bijdragen van het overeenkomstige kwartaal van het voorafgaande jaar.

    Op deze regel is een belangrijke uitzondering. De voorschotten die betrekking hebben op het 4de kwartaal en die bij de RSZ uiterlijk op 5 november, 5 december en 5 januari moeten toekomen, bedragen respectievelijk 30, 35 en 15% van de bijdragen van het overeenkomstige kwartaal van het voorafgaande jaar.

    In het geval de werkgever geen bijdragen verschuldigd was voor het overeenkomstige kwartaal van het voorafgaande jaar, is het bedrag van het voorschot forfaitair vastgesteld op 421,42 EUR per maand en per tewerkgestelde werknemer in de voorafgaande maand.

Bouwsector: bijzondere regels

Voor de werkgevers die vallen onder het Paritair Comité voor het bouwbedrijf bedraagt het maandelijkse forfaitaire voorschot 700,00 EUR.

Is gehouden tot de betaling ervan, de werkgever:

  • die geen bijdragen verschuldigd was voor het overeenstemmend kwartaal van het voorafgaande kalenderjaar (K - 4) en/of voor het voorlaatste kwartaal (K - 2). Uiterlijk de 5de dag van iedere maand moet hij een voorschot betalen van 700,00 EUR per handarbeider, vanaf de 3de handarbeider die hij tewerkstelde op het einde van de voorafgaande maand.
  • die procentuele voorschotten moet betalen, en tevens een verhoging kent van ten minste drie arbeiders tussen het arbeiderspersoneel in K - 4 en K. In dat geval moet de werkgever op dezelfde datum (uiterlijk de 5de dag van iedere maand ) bovenop de procentuele voorschotten, het forfaitaire voorschot van 700,00 EUR betalen voor iedere bijkomende arbeider vanaf de derde.

Voorbeeld: op 31 maart 2009 zijn er 10 arbeiders in dienst, en eind februari 2010 zijn er 15 arbeiders in dienst; er is dus een toename van 5 arbeiders. Het forfaitaire voorschot bedraagt 5 (toename) - 2 (vrijgesteld) = 3 x 700,00 EUR.

Voor deze verplichting moeten de werkgevers geen rekening houden met de bedienden, de studenten en de leerlingen die zij tewerkstellen.

Voor hun bedienden volgen zij de algemene regel.

Betaaldata

Het verschil tussen het totaal van de maandelijkse voorschotten en het totaal te betalen bedrag, zoals dit berekend werd in de kwartaalaangifte, moet uiterlijk de laatste dag van de maand die op het kwartaal volgt, bij de RSZ toekomen.

De uiterste data voor de betalingen aan de RSZ zijn dus:

Aard van de stortingen

1ste kwartaal

2de kwartaal

3de kwartaal

4de kwartaal

1ste maandelijks voorschot

5 februari

5 mei

5 augustus

5 november

2de maandelijks voorschot

5 maart

5 juni

5 september

5 december

3de maandelijks voorschot

5 april

5 juli

5 oktober

5 januari

saldo

30 april

31 juli

31 oktober

31 januari

Vermindering van het bedrag van de voorschotten

De werkgever die vermoedt dat respectievelijk 35, 30, 25 of 15 % van de bijdragen van het overeenkomstige kwartaal van het voorafgaande jaar, meer bedraagt dan respectievelijk 35, 30, 25 of 15 % van de vermoedelijke bijdragen van het lopende kwartaal, mag het bedrag van de voorschotten tot dat laatste bedrag verminderen.

De werkgever die in het overeenkomstige kwartaal van het voorafgaande jaar geen werknemers tewerkstelde en vermoedt dat het bedrag aan bijdragen dat voor het lopende kwartaal zal zijn verschuldigd, minder bedraagt dan 421,42 EUR x het aantal werknemers tewerkgesteld in de afgelopen maand x het aantal maanden van tewerkstelling, mag stoppen met voorschotten te betalen op het moment dat het vermoedelijke eindbedrag bereikt is.

Voorbeeld:

De werkgever was geen bijdragen verschuldigd voor het 3de kwartaal 2009. Voor het 1ste kwartaal 2010 beliepen zijn bijdragen 7.436,81 EUR. Hij stelt geen werknemers tewerk in de maand juli 2010, stelt er 4 deeltijds tewerk in de maand augustus en 6 in de maand september. Hij vermoedt dat de totale bijdrage voor het 3de kwartaal 2010 2.974,73 EUR zal bedragen. Hij moet geen voorschot betalen op 5 augustus 2010 (geen werknemers in de maand juli). Hij moet evenwel 1.685,68 EUR (4 werknemers x 421,42 EUR) bij de RSZ betalen tegen uiterlijk 5 september 2010 en de resterende 1.289,05 EUR als volgende voorschot tegen uiterlijk 5 oktober 2010. Indien diezelfde werkgever vermoedt dat de bijdragen voor het 3de kwartaal 2010 slechts 1.685,68 EUR zullen bedragen, betaalt hij alleen tegen 5 september een voorschot van 1.685,68 EUR en moet hij geen voorschot meer betalen tegen 5 oktober 2010.

Het verminderen van voorschotten gebeurt op eigen verantwoordelijkheid.

Er zal met het naleven van de verplichting inzake het betalen van maandelijkse voorschotten, rekening gehouden worden om te bepalen of een werkgever kan genieten van de bepalingen van het reglement van 22 februari 1974 van het Beheerscomité van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid. In dit reglement is vastgelegd in welk geval een werkgever voor een bepaald kwartaal, zonder toepassing van de sancties, over een bijkomende termijn van twee maanden kan beschikken voor de betaling van zijn bijdragen.

Sancties

a) incorrecte betaling van de procentuele voorschotten

De werkgever die voor een bepaald kwartaal voorschotten verschuldigd is en zijn verplichtingen niet of in onvoldoende mate nakomt, is aan de RSZ een forfaitaire vergoeding verschuldigd in verhouding tot de schijf van aangegeven bijdragen voor dat kwartaal. De sanctie wordt als volgt toegepast:

Bedrag van de aangegeven bijdragen (in EUR)

Sancties (in EUR)

0 tot 18.592,03

123,95

18.592,04 tot 24.789,37

185,92

24.789,38 tot 37.184,04

247,89

37.184,05 tot 49.578,72

371,84

49.578,73 tot 61.973,40

495,79

61.973,41 tot 74.368,07

619,73

74.368,08 tot 99.157,42

743,68

99.157,43 tot 123.946,78

991,57

123.946,79 tot 198.314,84

1.239,47

198.314,85 tot 247.893,54

1.983,15

247.893,55 tot 495.787,06

2.478,94

495.787,07 tot 743.680,59

4.957,87

743.680,60 tot 991.574,11

7.436,81

991.574,12 tot 1.239.467,62

9.915,74

+ 1.239.467,62

12.394,68

Onder bepaalde voorwaarden en in bepaalde situaties kan de werkgever genieten van een vrijstelling of vermindering van de sancties.

De werkgever die aantoont dat hij wegens behoorlijk bewezen overmacht, onmogelijk zijn verplichtingen heeft kunnen nakomen binnen de vastgestelde termijn kan een volledige vrijstelling van de sancties verkrijgen.

Onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat hij voorafgaandelijk alle vervallen socialezekerheidsbijdragen heeft betaald, kan de werkgever die het bewijs levert dat de niet-betaling van de voorschotten binnen de reglementaire termijnen toe te schrijven is aan uitzonderlijke omstandigheden, een vermindering verkrijgen van ten hoogste 50 % van de sancties.

Deze vermindering kan van 50 % op 100 % worden gebracht wanneer de werkgever, ter verantwoording, het bewijs levert dat op het ogenblik dat de schuld opeisbaar werd, hij een vaste en eisbare schuldvordering bezat ten opzichte van het Rijk, een provincie of provinciale openbare instelling, een gemeente, een vereniging van gemeenten, een gemeentelijke of intercommunale openbare instelling of een instelling van openbaar nut beoogd bij artikel 1 van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut of een maatschappij beoogd bij artikel 24 van dezelfde wet of wanneer het Beheerscomité bij een met eenparigheid getroffen gemotiveerde beslissing, aanvaardt dat zulke vermindering, wegens dwingende billijkheidsredenen of wegens dringende redenen van nationaal of gewestelijk economisch belang, bij wijze van uitzondering, verantwoord is.

Deze sancties zijn niet van toepassing op de forfaitaire voorschotten in de bouwsector.

b) Incorrecte betaling van de forfaitaire voorschotten in de bouwsector

De niet-correcte betaling van forfaitaire voorschotten in de bouwsector wordt geïntegreerd in het begrip "sociale schuld", dat in het kader van artikel 30bis van de wet van 27 juni 1969 de verplichting tot het verrichten van een inhouding van 35% bepaalt op de facturen opgemaakt voor werken die onder het toepassingsgebied van dat artikel vallen.

Bijkomende informatie 1

Voorschotten : berekening en betaling

Algemeenheden (artikel 34 van de KB van 28 november 1969)

  • Bestaat de verplichting om voorschotten voor een kwartaal K te betalen ? : deze verplichting wordt bepaald door het bedrag van de originele aangifte van het kwartaal K-2 : het bedrag van K-2 moet groter zijn dan 6.197,34 euro.

    Als het bedrag van de originele aangifte van K-2 ligt tussen 0,00 euro en 6.197,34 euro, dan moet er voor het kwartaal K geen voorschot betaald worden.

    Indien er in K-2 geen personeel tewerkgesteld is en de werkgever behoort tot het PC 124 (Bouwbedrijf), dan moet men nagaan of forfaitaire voorschotten verplicht betaald moeten worden in de bouwnijverheid voor het kwartaal K..

    Indien in K-2 geen personeel tewerkgesteld wordt en de werkgever behoort niet tot de Bouwnijverheid, dan moet er geen voorschot betaald worden.

  • Berekening van de procentuele voorschotten :
    - percentages : - "1ste, 2de, 3de kwartaal = 30 %, 30 %, 25 % - 4de kwartaal : 30 %, 35 %, 15 %

    - definitie van de " bijdragen verschuldigd voor het overeenstemmende kwartaal van het vorige kalenderjaar ": het bedrag van de oorspronkelijke aangifte van (K-4 ten opzichte van het kwartaal K waarvoor de voorschotten moeten worden betaald), verhoogd en/of verminderd met de wijzigingen die door de RSZ gefactureerd werden (wijzigend bericht ontvangen door ESS) op de datum van de berekening van de voorschotten (1)

    (1) Voor een kwartaal K waarbij de vragen worden gesteld betreffende « moeten er voorschotten betaald worden » en « hoeveel moet er betaald worden », moet rekening worden gehouden met het bedrag van de solidariteitsbijdrage « 863 » (art. 22quater) bij de raming van K-4, maar niet van K-2.
    Bij de raming van K-4 (maar niet van K-2) moet rekening worden gehouden met het creditbedrag van de herverdeling va de sociale lasten (2de kwartaal van het jaar).
    Er moet geen rekening worden gehouden met het bedrag van de sanctie « sanctie economische werkloosheid » bij de raming van K-4 of K-2 ; idem voor het debetbedrag van de herverdeling van de sociale lasten.
    Er moet met de andere wijzigingen rekening worden gehouden bij de raming van K-4, maar niet van K-2.

  • "Uiterlijk de 5e van iedere maand volgend op " → de bedragen die het ESS van de aangeslotene heeft ontvangen als voorschot dat gestort moet worden krachtens artikel 34 tot de « 5de van de maand die volgt….”, moeten in de verdeellijsten – voor de voorschotten opgenomen worden.
    Elke voorschotbetaling die in credit op de rekening van het ESS gezet worden na de 5de, moet het voorwerp uitmaken van een individuele betalingsoverdracht naar de RSZ (cfr. betalingsvervaldata).

  • Wat betreft het kwartaal K waarvoor de vraag wordt gesteld « hoe moet het voorschot dat ik moet betalen, berekend worden » : indien K-2 groter is dan 6.197,34 euros EN er is geen enkele bijdrage verschuldigd voor K-4, dan bedraagt het voorschot 421,42 euro per maand en per tewerkgestelde werknemer (behalve voor de werknemers die beoogd worden door art.34Bis – Bouwbedrijf).

  • "Mogelijkheid om het bedrag van de procentuele voorschotten te verminderen " : wanneer het geschatte bedrag van de aangifte van het lopende kwartaal minder hoog is dan dat van de aangifte van het kwartaal K - 4 (bv. als K – 4 = 60.000,00 euro, dan zijn de te betalen voorschotten 2 x 18.000,00 euro en 1 x 15.000,00 euro, maar als K geschat wordt op 40.000,00 euro dan mogen de voorschotten verminderd worden tot 2 x 12.000,00 euro en 1 x 10.000 ,00 euro).


Werkgevers die enkel tot het PC 124 (bouwnijverheid) behoren (Art.34Bis van de KB van 28 november 1969)

Voor het kwartaal K is het antwoord op de vraag « moeten er forfaitaire voorschotten betaald worden?” ja, als :

  • de werkgever valt onder het PC 124
    en
  • K – 4 en/of K – 2 = 0 € (of geen tewerkgesteld personeel)
    en
  • Er zijn minstens 3 arbeiders op het einde van de maand:

    → - onder arbeider wordt begrepen : de werknemers aangegeven met PC 124 in Dimona
    maar de leerlingen van – 18 jaar zijn uitgesloten
    de studenten zijn uitgesloten
    en de IBO (type werknemer IVT in Dimona) zijn uitgesloten

    - "op het einde van de maand " = op de laatste dag van de maand berekent men het aantal arbeiders dat nog tewerkgesteld is (dit aantal vormt het saldo van de Dimona in en out)

    → te betalen voorschot : (aantal arbeiders – 2 ) x 700,00 €

    →gevolg bij het niet nakomen = inhoudingen op facturen (art. 30bis van de wet van 27 juni 1969)


Voor de werkgevers die, voor een kwartaal K, procentuele voorschotten moeten betalen en die een toename van het personeelsbestand kennen; dus :

  • de werkgever valt onder het PC 124
    en
  • hij is procentuele voorschotten verschuldigd (art. 34)
    en
  • er is een toename van het aantal arbeiders tussen K – 4 en K. Deze toename = ∆
    (K – 4 = aantal arbeiders “PC 124” op het einde van het kalenderkwartaal)
    (K = aantal arbeiders “PC 124 “ op het einde van elke maand van het kwartaal K)
    en
  • de toename (∆) bedraagt minstens 3 arbeiders

    → te betalen voorschot = (∆ - 2 ) x 700,00 €

    → gevolg van het niet nakomen = inhoudingen op facturen (art. 30bis van de wet van 27 juni 1969)