Het portaal van de sociale zekerheid gebruikt cookies om de site gebruiksvriendelijker te maken.

Meer weten × Doorgaan

Vers le contenu de cette page

Algemene regels

Hieronder vindt u een algemene uitleg over de principes die maken dat iemand al dan niet bij de RSZ moet worden aangegeven.

In de rubriek "specifieke gevallen" vindt u een bespreking van de verschillende functies die, wegens een specifieke reden, een verplichte onderwerping, een niet-onderwerping, of een onderwerping volgens bijzondere modaliteiten van de betrokken personen tot gevolg hebben

De arbeidsovereenkomst

De belangrijkste categorie van personen die onder de socialezekerheidswet vallen, zijn zij die werken in uitvoering van een arbeidsovereenkomst. Een arbeidsovereenkomst is de overeenkomst waarbij een persoon zich verbindt om tegen een loon prestaties te verrichten onder het gezag van een andere persoon. Er is dus alleen sprake van een arbeidsovereenkomst indien uit de feitelijke toestand blijkt dat de drie elementen (prestaties, loon en de band van ondergeschiktheid) aanwezig zijn.

De programmawet van 27 december 2006 voert nieuwe principes in voor de beoordeling van het sociaal statuut waarin beroepsactiviteiten worden verricht, hetzij als werknemer met een arbeidsovereenkomst, hetzij als zelfstandige.

De partijen zijn vrij hun overeenkomst te kwalificeren voor zover zij de openbare orde, de goede zeden en de dwingende wetten respecteren. De socialezekerheidswetten zijn van openbare orde en hebben voorrang op de wil van de partijen zodat de bepalingen van de wet van 27 juni 1969 en de wet van 29 juni 1981 (voor werknemers) en het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 (voor zelfstandigen) blijven gelden. Zo blijven de wettelijke vermoedens van het bestaan van een arbeidsovereenkomst en de gelijkaardige voorwaarden als die van een arbeidsovereenkomst integraal van toepassing.

De wetgever voert eveneens het beginsel in dat het sociaal statuut dat de partijen kiezen, verenigbaar moet zijn met de concrete tewerkstellingsomstandigheden en voorziet algemene en specifieke criteria om de effectieve invulling van het sociaal statuut te beoordelen.

Voor de bepaling van het gezagselement formuleert de programmawet vier algemene criteria:

  • de wil van de partijen uitgedrukt in de overeenkomst;
  • de vrijheid van organisatie van de werktijd;
  • de vrijheid van organisatie van het werk;
  • de mogelijkheid een hiërarchische controle uit te oefenen.

De verplichtingen die inherent zijn aan de uitoefening van een beroep en die door of krachtens een wet zijn opgelegd, komen niet in aanmerking om de aard van een overeenkomst te kwalificeren. Bovendien zijn, volgens de wetgever, onderstaande elementen op zichzelf onvoldoende om te besluiten of er al dan niet sprake is van een arbeidsovereenkomst:

  • de benaming van de overeenkomst;
  • de inschrijving bij een instelling van sociale zekerheid;
  • de inschrijving bij de Kruispuntbank voor Ondernemingen;
  • de inschrijving bij de administratie van de BTW;
  • de wijze waarop de inkomsten bij de fiscale administratie worden aangegeven.

Naast de algemene criteria kunnen specifieke criteria worden bepaald bij koninklijk besluit. Deze specifieke criteria zullen, na een adviesprocedure, worden vastgelegd per sector, per beroep en/of per beroepscategorie en verplicht gemaakt bij Koninklijk Besluit. Zodra specifieke criteria worden gepubliceerd, vervolledigt de RSZ deze tekst.

De wetgever voorziet ook de oprichting van een ‘Commissie ter regeling van de arbeidsrelatie’ met als taak beslissingen te nemen over de hoedanigheid van personen (werknemers of zelfstandigen) zonder daarbij te raken aan de soevereine macht van hoven en rechtbanken.

Tot het ogenblik dat deze Commissie in werking treedt, behoudt de RSZ zijn huidige werkwijze d.w.z. de RSZ zal geen standpunt innemen op basis van een hypothetische toestand. Indien u echter twijfelt over een concreet geval kunt u dat steeds aan de RSZ voorleggen. Het is uiteraard in het belang van alle partijen om dat zo kort mogelijk na de aanvang van de prestaties te doen.

De wetgeving op de arbeidsovereenkomsten (vormvereisten, opzeggingstermijnen, ...) behoort tot de bevoegdheid van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, waar u terecht kunt voor nadere informatie. Voor de aangifte bij de RSZ moet u wel weten of een werknemer als bediende dan wel als arbeider wordt beschouwd, omdat de bijdragen verschillen. Om dat onderscheid te maken is de aard van de prestaties determinerend (hoofdzakelijk van intellectuele aard of hoofdzakelijk van manuele aard), en niet de benaming van de overeenkomst.

Het wettelijk vermoeden

In algemene zin moet hij die het bestaan van een arbeidsovereenkomst inroept, het bestaan ervan bewijzen. In de volgende gevallen is er echter een wettelijk vermoeden ingesteld dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen de partijen.

Soms kan dat vermoeden worden weerlegd, in andere gevallen niet:

De gelijkaardige voorwaarden

Het socialezekerheidsstelsel voor werknemers is ook van toepassing op de personen die arbeid verrichten in gelijkaardige voorwaarden als die van een arbeidsovereenkomst. Het is zeer belangrijk te beseffen dat iemand presteert in gelijkaardige voorwaarden zodra hij zijn prestaties levert binnen de door de wetgever gegeven omschrijving. Het is dus niet nodig dat de prestaties worden geleverd in een band van ondergeschiktheid.

Gelijkaardige voorwaarden bestaan er voor:

De leerlingen

Voor de sociale zekerheid zijn leerlingen gelijkgesteld met werknemers.

De openbare sector

Het socialezekerheidsstelsel voor werknemers is zowel van toepassing op contractuele als op statutaire personeelsleden in overheidsdienst.

De uitsluitingen

Bepaalde werknemers zijn uitgesloten uit het socialezekerheidsstelsel voor werknemers, omdat zij prestaties van beperkte omvang leveren. Dat is, als aan de nodige voorwaarden voldaan is, het geval voor:

Met uitzondering van de studenten worden deze personen dus niet bij de RSZ aangegeven. Voor de studenten is in elk geval een solidariteitsbijdrage verschuldigd.