Het portaal van de sociale zekerheid gebruikt cookies om de site gebruiksvriendelijker te maken.

Meer weten × Doorgaan

Vers le contenu de cette page

Jonge werknemers

Deze doelgroepvermindering richt zich op de aanwerving van jonge werknemers. Zij bestaat in feite uit 3 afzonderlijke verminderingen:

- de doelgroepvermindering jonge werknemers groep A – plus 18 tot min 30-jarigen
- de doelgroepvermindering jonge werknemers groep B – laaggeschoolden en erg laaggeschoolden
- de doelgroepvermindering jonge werknemers groep C – min 19-jarigen

Betrokken werkgevers

Voor de groep A (doelgroepvermindering jonge werknemers – plus 18 tot min 30-jarigen) zijn volgende werkgevers uitgesloten:

  • het Rijk, met daarin begrepen de Rechterlijke macht, de Raad van State, het leger en de federale politie;
  • de Gemeenschappen en Gewesten;
  • de instellingen van openbaar nut en de openbare instellingen die van de hiervoor genoemde overheden afhangen;
  • de werkgevers die onder het toepassingsgebied van de sociale maribel vallen.

Voor groep B en groep C komen zowel de werkgevers uit de openbare als uit de private sector voor de doelgroepvermindering in aanmerking, ongeacht het aantal werknemers dat zij tewerkstellen.

Om de doelgroepvermindering 'jonge werknemers' te kunnen genieten moeten de werkgevers voldoen aan de startbaanverplichting.

Onder startbaanverplichting moet worden verstaan de verplichte aanwerving van ten minste 3 % jongeren uitgedrukt in VTE (voltijds equivalent) met een startbaan (vanaf 1 juli 2006 tellen alle jongeren mee die op de 1ste dag van het kwartaal nog geen 25 jaar zijn, ongeacht of ze aangeworven zijn met een startbaanovereenkomst of niet; de Koning heeft de grensleeftijd op advies van de betrokken gewestregeringen retroactief voor alle gewesten met één jaar verhoogd tot 26 jaar) ten opzichte van het 2de kwartaal van het voorgaande jaar. Deze verplichting geldt enkel voor ondernemingen met minstens 50 werknemers in dienst op 30 juni van het voorgaande jaar. De non-profit sector, de openbare sector en de onderwijssector hebben afwijkende percentages of zijn vrijgesteld van deze verplichting. Zowel de openbare als private werkgever kan voor een derde van zijn startbaanverplichting vrijgesteld worden als hij een aantal stageplaatsen aanbiedt in het kader van een beroepsopleiding voor jongeren. Jongeren indienstgenomen in het kader van de bevordering van de tewerkstelling van laaggeschoolde jongeren in de non-profit, tellen niet mee voor het bereiken van het contingent jongeren. De Federale Staat en de overheidsinstellingen die ervan afhangen zullen eveneens 3 % jongeren moeten tewerkstellen. Een overgangsmaatregel om tot dit percentage te komen is voorzien. De berekening zowel van het aantal startbaners als van het personeelsbestand voor het refertekwartaal gebeurt op basis van de gegevens van de Dmfa-aangifte.

In dit hoofdstuk zal voornamelijk de doelgroepvermindering toegelicht worden. Voor bijkomende inlichtingen over de startbaanverplichting of over de voorwaarden om vrijstelling te verkrijgen kan u terecht bij de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, die de uiteindelijke bevoegdheid heeft na te gaan wie aan de verplichting voldoet en wie niet.

Betrokken werknemers

Voor groep A komen alle jongeren in aanmerking die vóór 1 januari van het lopende jaar reeds 18 jaar waren en op de laatste dag van het betrokken kwartaal de leeftijd van 30 jaar nog niet bereikt hebben. Enkel zij die een refertekwartaalloon hebben dat lager is dan een vastgelegde loongrens S0 (5870,71 EUR), komen in aanmerking.

Tot groep B behoren de laaggeschoolde of erg laaggeschoolde werkzoekende jongeren ( tot en met het kwartaal dat ze 26 jaar worden) tewerkgesteld met een startbaanovereenkomst. Onder startbaanovereenkomst moet worden verstaan elke overeenkomst gesloten met een jongere, zoals hieronder opgedeeld in verschillende types:

  • I. een minstens halftijdse arbeidsovereenkomst;
  • II. een combinatie van een deeltijdse arbeidsovereenkomst (minstens halftijds) en een door de jongere gevolgde opleiding, met ingang van de dag waarop de jongere begint met de uitvoering van de arbeidsovereenkomst;
  • III. een industriële leerovereenkomst, een leerovereenkomst middenstandsopleiding, een stageovereenkomst opleiding tot ondernemingshoofd, een overeenkomst socioprofessionele inschakeling en elke andere vorm van opleidings- of inschakelingsovereenkomst door de Koning bepaald.

Een werkkaart attesteert of de jongere aan de voorwaarden voldoet om in aanmerking te komen voor de doelgroepvermindering (laaggeschoold, gehandicapt, ...). Indien de jongere in de loop van het kalenderjaar nog geen 19 jaar wordt, is een werkkaart overbodig. Hij valt automatisch onder groep C. Om de doelgroepvermindering laaggeschoolde jongere te verkrijgen in het jaar dat hij 19 wordt en de daarop volgende jaren, moet zijn werkgever ten laatste op 31 januari van het jaar waarin hij 19 wordt een werkkaart voor hem aanvragen.

Zolang de werkgever de jongere ononderbroken verder in dienst houdt onder één van de drie vermelde types van overeenkomsten, blijft dit beschouwd als een tewerkstelling in het kader van een startbaanovereenkomst als jongere behorend tot de geattesteerde groep, tot de laatste dag van het kwartaal waarin de jongere de leeftijd van 26 jaar bereikt.

Onder jongere in het kader van de startbaanovereenkomst moet worden verstaan eenieder die op het ogenblik van zijn indiensttreding minder dan 26 jaar oud is. De voorwaarde dat de jongere op het moment van indienstname ingeschreven moet zijn als werkzoekende, valt weg vanaf 1 april 2010.

Groep C bestaat uit jongeren in het algemeen die in de loop van het kalenderjaar de leeftijd van 19 jaar niet bereiken.

Bedrag van de vermindering

De doelgroepvermindering jonge werknemers wordt enkel gekoppeld aan de voorwaarde dat de werkgever moet voldoen aan zijn startbaanverplichting. Dit speelt dus in het voordeel van de werkgevers die inspanningen doen zonder daartoe verplicht te zijn (ondernemingen < 50 werknemers, vrijgestelde ondernemingen, ..).

De vermindering voor laag- en erg laaggeschoolden loopt door tot het einde van het kwartaal waarin de werknemer 26 jaar wordt. Voor de startbaanverplichting tellen in algemene zin alle jongeren tot de leeftijd van 26 jaar mee.

Berekening van het personeelsbestand tijdens het 2de kwartaal van het voorgaande jaar

Het personeelsbestand, berekend in voltijdse equivalenten (VTE), over het 2de kwartaal van het voorgaande jaar, is de som van de VTE-breuken, van de individuele werknemers. Indien er voor een werknemer in dit 2de kwartaal meerdere tewerkstellingslijnen moeten worden gebruikt, dan gebeurt de berekening van de VTE-breuk voor iedere lijn afzonderlijk.

Voor tewerkstellingslijnen waarop vergoedingen wegens onrechtmatige beëindiging van de overeenkomst (looncode 3) of wegens het ontslag met onmiddellijke ingang uit een statutaire betrekking (looncode 9), en de erdoor gedekte dagen worden aangegeven, mag geen VTE-breuk berekend worden.

Berekening:

Voor tewerkstellingslijnen waarop alleen dagen moeten worden aangegeven geldt:
VTE-breuk = Y1 : T

Voor tewerkstellingslijnen waarop dagen en uren moeten worden aangegeven geldt:
VTE-breuk = Z1 : (U x E)

Waarbij:

  • Y1 = Het aantal dagen aangegeven met de prestatiecodes 1, 3, 4, 5 en 20, verhoogd met:
    • de wettelijke vakantiedagen voor arbeiders (prestatiecode 2);
    • de dagen tijdelijke werkloosheid wegens economische oorzaken (prestatiecode 71);
    • de dagen tijdelijke werkloosheid ingevolge slecht weer (prestatiecode 72);
    • de dagen crisis-schorsing bedienden (prestatiecode 76);
    • de dagen staking/lock out (prestatiecode 21);
    • de niet door de werkgever betaalde vakantiedagen toegekend ingevolge algemeen verbindend verklaarde CAO en de dagen inhaalrust bouwbedrijf (prestatiecode 12);
    • de vakantiedagen bij activiteitsaanvang of -hervatting voor arbeiders en bedienden (prestatiecode 14).
  • Z1 = het aantal uren dat overeenkomt met Y1; U = het gemiddeld aantal uren per week van de maatpersoon;
  • E = 13 indien de werknemer betaald wordt met een maandelijkse frequentie. Anders bedraagt E het aantal weken begrepen in het betrokken kwartaal;
  • T = E vermenigvuldigd met het aantal dagen per week van het arbeidsstelsel.

De VTE-breuk wordt per tewerkstellingslijn rekenkundig afgerond tot op 2 cijfers na de komma waarbij 0,005 naar boven wordt afgerond. Het resultaat mag per werknemer ( = de som van de verschillende tewerkstellingslijnen) nooit groter zijn dan 1.

De jongeren met een startbaanovereenkomst en werknemers voor wie geen dagen moeten worden aangegeven, worden niet in aanmerking genomen bij de berekening van het personeelsbestand over het 2de kwartaal van het voorgaande jaar. Interimkrachten worden evenmin in aanmerking genomen voor de berekening van het personeelsbestand (noch bij de gebruiker noch bij het interimkantoor zelf).

Berekening van het aantal jongeren met een startbaanovereenkomst in het lopende kwartaal

Het aantal jongeren met een startbaanovereenkomst dat tijdens een kwartaal in dienst is, is de som van de VTE-breuken berekend per individuele jongere met een startbaanovereenkomst. Indien er voor de werknemer voor een kwartaal meerdere tewerkstellingslijnen moeten worden gebruikt, dan gebeurt de berekening van de VTE-breuk voor iedere lijn afzonderlijk.

Voor de volgende jongeren met een startbaanovereenkomst, tellen de VTE-breuken dubbel ook indien het gaat om jongeren die vóór 1 juli 2003 in dienst werden genomen (voor de indienstnemingen na 1 januari 2004 moet dit vermeld staan op de startbaankaart en na 1 april 2010 op de werkkaart):

  • Iedereen van buitenlandse afkomst, die net voor zijn indienstneming:
    • werkzoekende is (deze voorwaarde is niet meer vereist vanaf 1 april 2010);
    • minder dan 26 jaar oud is;
      Onder een persoon van buitenlandse afkomst wordt verstaan, de persoon die niet de nationaliteit bezit van een Staat die deel uitmaakt van de Europese Unie, of de persoon van wie ten minste één van de ouders deze nationaliteit niet bezit of niet bezat op het ogenblik van het overlijden, of de persoon van wie ten minste twee van de grootouders deze nationaliteit niet bezitten of bezaten op het ogenblik van hun overlijden. De jongere kan met elk rechtsmiddel bewijzen dat hij beantwoordt aan deze definitie, de verklaring op eer inbegrepen.
  • Elke persoon met een handicap, die net voor zijn indienstneming:
    • werkzoekende is (deze voorwaarde is niet meer vereist vanaf 1 april 2010);
    • minder dan 26 jaar oud is.
      Onder een persoon met een handicap wordt verstaan, de persoon die als dusdanig ingeschreven is bij het ‘Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap’ of bij ‘l'Agence wallonne pour l'Intégration des Personnes handicapées’ of bij de ‘Service bruxellois francophone des Personnes handicapées’ of bij de ‘Dienststelle des Deutschsprachigen Gemeinschaft für Personen mit einer Behinderung sowie für die besondere soziale Fürsorge’

Vanaf 1 april 2010 tellen de VTE-breuken van jongeren met een startbaanovereenkomst type II en type III eveneens dubbel.

Berekening:

De berekening van de VTE-breuken is afhankelijk van het type van startbaanovereenkomst en het al dan niet voltijds tewerkgesteld zijn:

  • voor een voltijds tewerkgestelde jongere met een type I startbaanovereenkomst (voltijdse arbeidsovereenkomst) is de VTE-breuk = Y2 : T;
  • voor een deeltijds tewerkgestelde jongere met een type I startbaanovereenkomst (deeltijdse, maar minstens halftijdse arbeidsovereenkomst ) is de VTE-breuk = Z2 : (U x E);
  • voor een jongere met een type II of type III startbaanovereenkomst (overeenkomst werk-opleiding, leerovereenkomst, stageovereenkomst voor opleiding tot ondernemingshoofd) is de VTE-breuk = Y3 : T.

Waarbij:

  • Y2 = al de onder één van de prestatiecodes aangegeven dagen, met uitzondering van de dagen aangegeven met de code 30;
  • Z2 = het aantal uren dat overeenkomt met Y2;
  • Y3 = het aantal kalenderdagen van het betrokken kwartaal verminderd met de dagen waarop de jongere ingevolge zijn arbeidsregeling (feestdagen e.d. spelen dus geen rol) niet moet werken. Enkel de kalenderdagen die vallen in de periode waarin de werknemer verbonden is met een startbaanovereenkomst komen in aanmerking. Voor een jongere die het ganse kwartaal gebonden is door een startbaanovereenkomst is Y3 dus gelijk aan T.

De andere factoren zijn dezelfde als deze gebruikt bij het bepalen van het personeelsbestand (zie hiervoor).

De VTE-breuk wordt per tewerkstellingslijn rekenkundig afgerond tot op 2 cijfers na de komma waarbij 0,005 naar boven wordt afgerond. Het totaal van de VTE-breuken van één werknemer ( = de som van al de tewerkstellingslijnen) mag nooit groter zijn dan 1.

Naast de jongeren met een startbaanovereenkomst worden ook alle werknemers (met uitzondering van de studenten voor wie alleen een solidariteitsbijdrage verschuldigd is) meegerekend tot en met het kwartaal waarin ze 26 jaar oud worden. De VTE breuk van deze werknemers wordt berekend met dezelfde formules als voor een jongere met een startbaanovereenkomst van het Type I.

Jongeren aangeworven in het kader van de subsidiëring tewerkstelling laaggeschoolde jongeren in de non-profit, komen niet in aanmerking om aan de verplichting te voldoen en mogen dus niet meegeteld worden. Zij worden in de Dmfa aangegeven in het veld 'maatregelen non-profit', code '8'.

Bedrag

Groep A

Een met de oplopende leeftijd degressieve vermindering wordt toegekend aan de werkgever voor elke jongere die hij in dienst neemt tot en met het kwartaal voorafgaand aan het kwartaal dat hij 30 jaar wordt. Het betreft dus zowel jongeren aangeworven met als zonder startbaanovereenkomst en ongeacht of zij verbonden zijn met een leerovereenkomst of een arbeidsovereenkomst.

In afwijking van de algemene doelgroepverminderingsformule, wordt deze bij de toepassing van de doelgroepvermindering jonge werknemers – plus 18 tot min 30-jarigen:

Pg = µ x 1/ß x [(30 – leeftijd) x (G3 x 0,10)]

Pg wordt afgerond tot op de eurocent waarbij 0,005 EUR wordt afgerond naar 0,01 EUR. Onder ‘leeftijd’ wordt verstaan ‘de leeftijd van de werknemer op de laatste dag van het betrokken kwartaal’.

De component [(30 – leeftijd) x (G3 x 0,10)] wordt afgetopt tot G3 wanneer de vermenigvuldiging een resultaat geeft dat groter is dan G3 en geeft dan volgende formule:

Pg = µ x 1/ß x G3

Groep B

Een forfaitair verminderingsbedrag G1 wordt toegekend aan de werkgever voor elke laaggeschoolde jongere die hij in dienst neemt met een startbaanovereenkomst voor het kwartaal van indienstneming en de 7 daarop volgende kwartalen en een forfaitair verminderingsbedrag G2 voor de daaropvolgende kwartalen, en dit voor zolang hij in dienst is met een startbaanovereenkomst (de vermindering eindigt dus in elk geval in het kwartaal waarin de jongere 26 jaar wordt).

Een forfaitair verminderingsbedrag G1 wordt toegekend aan de werkgever voor elke erg laaggeschoolde jongere die hij in dienst neemt met een startbaanovereenkomst voor het kwartaal van indienstneming en de 15 daarop volgende kwartalen en een forfaitair verminderingsbedrag G2 voor de daaropvolgende kwartalen, en dit voor zolang hij in dienst is met een startbaanovereenkomst (de vermindering eindigt dus in elk geval in het kwartaal waarin de jongere 26 jaar wordt).

Een forfaitair verminderingsbedrag G1 wordt toegekend aan de werkgever voor elke gehandicapte of van buitenlandse afkomst zijnde, laaggeschoolde jongere die hij in dienst neemt met een startbaanovereenkomst voor het kwartaal van indienstneming en de 15 daarop volgende kwartalen en een forfaitair verminderingsbedrag G2 voor de daaropvolgende kwartalen, en dit voor zolang hij in dienst is met een startbaanovereenkomst (de vermindering eindigt dus in elk geval in het kwartaal waarin de jongere 26 jaar wordt).

De vermindering voor erg laaggeschoolde jongeren en voor laaggeschoolde gehandicapte of van het buitenland afkomstige jongeren, kan enkel worden toegepast voor jongeren die bij de werkgever voor het eerst in dienst genomen worden vanaf het 2de kwartaal van 2006. Deze nieuwe regeling zal dus pas vanaf het 2de kwartaal 2008 effect hebben.

Als kwartaal van indienstneming wordt het kwartaal in aanmerking genomen waarin de jongere voor de allereerste keer in dienst komt van de betrokken werkgever. Indien de jongere echter reeds in dienst was vóór het eerste kwartaal van het kalenderjaar waarin hij 19 jaar oud wordt, wordt het eerste kwartaal van het jaar waarin hij 19 jaar wordt beschouwd als het kwartaal van indienstneming. Dat wil zeggen dat een werkgever de vermindering voor erg laaggeschoolden, laaggeschoolde gehandicapten en laaggeschoolde allochtonen ook kan toepassen voor jongeren die reeds vóór 1 april 2006 bij hem tewerkgesteld waren zolang deze jongeren in 2006 nog geen 19 werden.

Groep A + B

In afwijking van de algemene doelgroepverminderingsformule, wordt deze bij de gecombineerde toepassing van de doelgroepvermindering jonge werknemers – plus 18 tot min 30-jarigen en de doelgroepvermindering jonge werknemers – laaggeschoolden en erg laaggeschoolden:

Pg = µ x 1/ß x {(G1 of G2) + [(30 – leeftijd) x (G3 x 0,10)]}

Pg wordt afgerond tot op de eurocent waarbij 0,005 EUR wordt afgerond naar 0,01 EUR. Onder ‘leeftijd’ wordt verstaan ‘de leeftijd van de werknemer op de laatste dag van het betrokken kwartaal’.

De component [(30 – leeftijd) x (G3 x 0,10)] wordt afgetopt tot G3 wanneer de vermenigvuldiging een resultaat geeft dat groter is dan G3 en geeft dan volgende formule: Pg = µ x 1/ß x {(G1 of G2) + G3}

Groep C

Een forfaitair verminderingsbedrag G1 wordt toegekend aan de werkgever voor elke jongere die hij in dienst neemt tot en met het 4de kwartaal van het kalenderjaar dat zijn werknemer 18 wordt. Het betreft dus zowel jongeren aangeworven met als zonder startbaanovereenkomst en ongeacht of zij verbonden zijn met een leerovereenkomst of een arbeidsovereenkomst.

Te vervullen formaliteiten

Groep A en C:

Buiten het aanduiden van de overeenkomstige doelgroepvermindering(en), zijn er geen specifieke administratieve plichtplegingen verbonden aan de doelgroepvermindering jonge werknemers – plus 18 tot min 30-jarigen en de doelgroepvermindering jonge werknemers – min 19-jarigen.

Groep B:

Om de doelgroepvermindering jonge werknemers – laaggeschoolden en erg laaggeschoolden te kunnen genieten, moet de jongere worden tewerkgesteld met een startbaanovereenkomst.

Indien de jongere in de loop van het kalenderjaar van indiensttreding 19 jaar wordt of ouder, moet hij op het moment van de indienstneming een geldige werkkaart kunnen voorleggen om aan te tonen dat hij aan de voorwaarden voldoet. Hij kan de werkkaart erkrijgen bij het werkloosheidsbureau van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening van zijn woonplaats.

Op de werkkaart wordt vermeld of de jongere in kwestie dubbel wordt geteld bij de berekening van de startbaanverplichting (zie de berekening van het aantal jongeren met een startbaanovereenkomst in het lopende kwartaal). Daarnaast attesteert de werkkaart ook of het een laaggeschoolde of erg laaggeschoolde jongere betreft.

De aanvraag van de werkkaart wordt onontvankelijk verklaard wanneer ze gebeurt op een ogenblik waarop de jongere nog studies met een volledig leerplan volgt in het dagonderwijs.

Indien de werkzoekende op het moment van zijn indienstneming niet in het bezit is van een geldige werkkaart, dan kan ook de werkgever de kaart aanvragen bij de RVA. De aanvraag die van de werkgever uitgaat, zal enkel geldig zijn indien zij voor iedere werkzoekende afzonderlijk gebeurt, en wordt slechts aanvaard voor zover op die aanvraag de namen van de werkgever en van de jongere vermeld zijn, en ook het domicilie van de jongere, zijn identificatienummer voor de sociale zekerheid en de datum van zijn indienstneming.

De aanvraag tot het verkrijgen van een werkkaart moet ten laatste op de 30ste dag volgend op de dag van de indienstneming gebeuren bij het bevoegde werkloosheidsbureau. Elke aanvraag die later toekomt heeft tot gevolg dat de periode waarin de vermindering kan worden toegekend, ingekort wordt met een periode die aanvangt op de dag van indienstneming en eindigt op de laatste dag van het kwartaal waarin de laattijdige indiening van de aanvraag voor een werkkaart gebeurd is.

De werkkaart draagt als geldigheidsdatum 1 januari van het jaar waarin de jongere 19 wordt indien hij reeds vóór deze datum in dienst genomen is , anders de datum van indienstneming en indien hij nog niet in dienst genomen is de datum waarop de aanvraag wordt ingediend.

De werkkaart heeft een maximale geldigheidsduur van 6 maanden (alleszins beperkt tot de dag vóór zijn 26ste verjaardag) en mag gebruikt worden voor elke indienstneming die tijdens de geldigheidsperiode wordt verricht. De geldigheidsduur kan met een zelfde periode verlengd worden als de jongere nog aan de vereiste voorwaarden voldoet.

De werkgever van de jongere, die in de loop van het kalenderjaar van indiensttreding de leeftijd van 19 jaar niet bereikt en dus geen werkkaart moet voorleggen, moet ten laatste op 31 januari van het jaar waarin de jongere 19 wordt, een werkkaart aanvragen bij het bevoegde werkloosheidsbureau als hij recht wil doen gelden op de doelgroepvermindering laaggeschoolde jongere. Bij zijn aanvraag vermeldt hij:

  • de identiteit van de werkgever
  • de identiteit van de werknemer
  • de woonplaats van de werknemer
  • het INSZ-nummer van de werknemer
  • de datum van indienstneming.

Elke aanvraag die later toekomt heeft tot gevolg dat de periode waarin een vermindering kan worden toegekend, ingekort wordt met een periode die aanvangt op 1 januari van het jaar dat de jongere 19 en eindigt op de laatste dag van het kwartaal waarin de laattijdige indiening van de aanvraag voor een werkkaart gebeurd is.

Het recht op de doelgroepvermindering wordt automatische verlengd wanneer de jongere na afloop van zijn overeenkomst bij dezelfde werkgever aansluitend in dienst treedt. Een nieuwe aanvraag voor een werkkaart is in dat geval niet nodig. Om echter bij een onderbroken tewerkstelling bij dezelfde werkgever recht te geven op de doelgroepvermindering jonge laaggeschoolde werknemer, moet de jongere opnieuw een werkkaart aanvragen die attesteert dat hij nog aan de voorwaarden voldoet.

De Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening maakt via elektronische weg de gegevens betreffende de werkkaarten over aan de RSZ.

De startbaanovereenkomst moet niet meer gebeuren volgens een vastgelegd model. Elke arbeidsovereenkomst gesloten volgens de bepalingen van een startbaanovereenkomst (minstens halftijds, ...), wordt geacht een startbaanovereenkomst te zijn.

Via de multifunctionele aangifte deelt de werkgever, in het veld 'Maatregelen tot bevordering van de werkgelegenheid' mee met welk type van startbaanovereenkomst de jongere wordt aangeworven en tot welke categorie hij behoort. In het geval van een overeenkomst specifiek voor leerlingen of stagiairs, moet de werkgever eveneens bij de parameters van de tewerkstellingslijn aanduiden over welk 'type van leerling' het gaat. In het veld 'begindatum doelgroepvermindering' moet de werkgever de datum van de allereerste indiensttreding invullen (er wordt voor de berekening van het aantal kwartalen G1 automatisch GEEN rekening gehouden met de kwartalen vóór 1 januari van het jaar dat de werknemer 19 wordt). Deze aanduidingen zijn verplicht en kunnen een impact hebben op de berekening van de startbaanverplichting, het recht op de doelgroepvermindering en/of de berekening van de verschuldigde bijdragen.

Daarnaast duidt de werkgever de overeenkomstige doelgroepvermindering aan.