Het portaal van de sociale zekerheid gebruikt cookies om de site gebruiksvriendelijker te maken.

Meer weten × Doorgaan

Vers le contenu de cette page

Tussentijdse instructies - 2018/1

Inhoud

‘Cash for cars’ – mobiliteitsvergoeding

(09/05/2018)

De wet van 30 maart 2018 betreffende de invoering van een mobiliteitsvergoeding (BS van 7 mei 2018) maakt het vanaf 1 januari 2018 voor sommige werknemers mogelijk om hun bedrijfswagen in te ruilen voor een mobiliteitsvergoeding.

Naar bijdragen toe geldt hetzelfde systeem als bij de bedrijfswagen: de mobiliteitsvergoeding zelf is vrijgesteld, maar de werkgever is een solidariteitsbijdrage verschuldigd. Die is even hoog als de solidariteitsbijdrage die de werkgever verschuldigd was voor de ingeruilde bedrijfswagen en wordt op dezelfde manier berekend zolang de mobiliteitsvergoeding wordt toegekend.

De mobilliteitsvergoeding zelf wordt ook geacht de vergoeding voor de woon-werkverplaatsingen te dekken. Daarom worden álle verplaatsingsvergoedingen die de werkgever bovenop de mobiliteitsvergoeding toekent aan de werknemer, loon. Als enige uitzondering komen de vrijgestelde verplaatsingsvergoedingen in aanmerking die de werkgever in het kader van de woon-werkverplaatsing in de drie maanden vóór het inruilen van de wagen ook al toekende bovenop de bedrijfswagen. Het gaat daarbij dan ook enkel om bedragen die in dezelfde grootteorde liggen.

Wanneer kunnen bedrijfswagens worden omgeruild?

  • Enkel de bedrijfsvoertuigen waarvoor de solidariteitsbijdrage verschuldigd is én waarvoor een voordeel alle aard wordt berekend komen in aanmerking.
  • Bedrijfswagens die toegekend werden in ruil voor een vermindering van het brutoloon ('salary sacrifice') of geheel of gedeeltelijk ter vervanging van een premie of ander voordeel, kunnen nooit worden ingeruild tegen de 'mobiliteitsvergoeding', zelfs als er op het omgezette voordeel geen bijdragen verschuldigd waren.
  • De werkgever moet het systeem van inruilen voorzien in de onderneming. Hij moet dit bekend maken en de eventuele voorwaarden communiceren. Werknemers kunnen nadien een aanvraag indienen.
  • De werkgever zelf moet minstens gedurende een ononderbroken periode van minstens 36 maanden één of meerdere bedrijfswagens ter beschikking hebben gesteld. Een uitzondering wordt gemaakt voor startende werkgevers.
  • De werknemer moet reeds een zekere periode over de bedrijfswagen beschikken:
    • minstens 3 maanden ononderbroken op het moment van zijn aanvraag tot inruilen
    • én minstens 12 maanden in de loop van de 36 maanden die de aanvraag voorafgaan.

De solidariteitsbijdrage in het kader van de mobiliteitsvergoeding geeft u aan op het niveau van de natuurlijke persoon (bijdragecode 860). Onder looncode 10 geeft u het fiscaal voordeel van alle aard aan.

De volledige uitleg zal worden opgenomen in de bijwerking van de instructies voor het 2de kwartaal.