Het portaal van de sociale zekerheid gebruikt cookies om de site gebruiksvriendelijker te maken.

Meer weten × Doorgaan

Vers le contenu de cette page

Kunstenaars

Een kunstenaar kan bij een werkgever/opdrachtgever artistieke prestaties leveren en/of artistieke werken produceren:

  • met een arbeidsovereenkomst;
  • zonder arbeidsovereenkomst in het stelsel 'artikel 1bis';
  • zonder arbeidsovereenkomst in het kader van de kleine vergoedingsregeling amateurkunstenvergoedingsregeling.

Het stelsel 'artikel 1bis' en het kunstwerkattest

1bis

Ingevolge artikel 1bis van de wet van 27 juni 1969 vindt deze wet eveneens toepassing op de personen die over een kunstwerkattest beschikken of reeds beschikt hebben, en die omdat ze niet door een arbeidsovereenkomst kunnen zijn verbonden omdat het element 'gezag' ontbreekt voor het bestaan van de overeenkomst in de zin van de artikelen 2, 3 en 120 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, tegen betaling van een loon en in opdracht van een natuurlijke persoon of rechtspersoon artistieke activiteiten verrichten zoals hierbeneden bedoeld.

In dat geval wordt de opdrachtgever als de werkgever beschouwd en moet hij alle verplichtingen die op een werkgever rusten naleven (identificatie bij de RSZ, Dimona en DmfA aangiften, betaling van de bijdragen, ...), alsook de verplichting om een vergoeding te voorzien die gelijk is of hoger dan het loon waarop een werknemer voor eenzelfde functie bij dezelfde opdrachtgever recht zou hebben gehad, en in elk geval minstens gelijk aan het gewaarborgd gemiddeld minimum maandinkomen zoals bepaald in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 43.

De kunstwerker maakt enkel gebruik van deze bepaling indien hij vrijwillig kiest voor de toepassing ervan in zijn professionele relaties met een opdrachtgever.

Deze bepaling vindt geen toepassing wanneer de persoon de activiteit verricht ter gelegenheid van gebeurtenissen in zijn familiekring.

Deze bepalingen vinden evenmin toepassing op de personen die de activiteiten verrichten in het kader van de rechtspersoon waarvan ze mandataris zijn, zoals bedoeld in artikel 3, § 1, vierde en vijfde lid, van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen.

Kunstwerkattest

Elke natuurlijke persoon kan bij de Kunstwerkcommissie een aanvraag voor een kunstwerkattest indienen voor zover de aanvrager een professionele artistieke praktijk in de kunsten aantoont. De Kunstwerkcommissie beoordeelt voor elke aanvraag of de aanvrager artistieke activiteiten in de kunsten aantoont zoals hierbeneden gedefinieerd, die samen kunnen worden beschouwd als een professionele praktijk (zie professionele karakter hierbeneden).

Bij het beoordelen van een artistieke praktijk in de kunsten wordt enkel rekening gehouden met artistieke activiteiten binnen de domeinen van de kunsten, zijnde de audiovisuele en beeldende kunsten, de muziek, de literatuur, het spektakel, het theater, de choreografie en het stripverhaalBij deze beoordeling houdt de Kunstwerkcommissie rekening met de evolutie in de domeinen van de kunsten volgens een methodologie die is vastgelegd in haar huishoudelijk reglement.

Zowel artistieke, artistiek-technische als artistiek-ondersteunende activiteiten worden beschouwd als artistieke activiteiten. Een activiteit wordt slechts beschouwd als artistiek indien de aanvrager met deze activiteit een noodzakelijke artistieke, artistiek-technische of artistiek-ondersteunende bijdrage levert aan een artistieke creatie of uitvoering. 

Een artistieke bijdrage wordt beschouwd als noodzakelijk wanneer hetzelfde artistieke resultaat niet zou worden bereikt zonder deze bijdrage.

Bij het beoordelen van het professionele karakter van de artistieke praktijk in de kunsten wordt rekening gehouden met de aan deze artistieke activiteiten verbonden beroepsinkomsten en tijdsinvestering. Er is sprake van een professioneel karakter indien de aanvrager aantoont dat de beroepsinkomsten en tijdsinvestering volstaan om in een deel van het eigen levensonderhoud te kunnen voorzien.

Voor een advies over de noodzakelijke artistieke bijdrage die een activiteit aan een artistieke creatie of uitvoering moet leveren, verwijst de RSZ naar de Kunstwerkcommissie.

Het aanvragen van het kunstwerkattest verricht zich bij de Kunstwerkcommissie via de digitale platform Workinginthearts.

Amateurkunstenvergoeding

De wet van 16 december 2022 en het koninklijk besluit van 13 maart 2023 voeren vanaf 1 januari 2024 de 'amateurkunstenvergoeding' in ter vervanging van de kleinevergoedingsregeling voor kunstenaars, die onder bepaalde voorwaarden ook wordt vrijgesteld van socialezekerheidsbijdragen en belastingen. 

Toepassingsgebied

De amateurkunstenvergoeding kan worden toegekend voor elke activiteit die een noodzakelijke artistieke bijdrage levert aan een artistieke creatie of uitvoering binnen de domeinen van de kunsten, zijnde de beeldende en audiovisuele kunsten, de muziek, de literatuur, het spektakel, het theater, de choreografie en het stripverhaal.

Een artistieke bijdrage wordt als noodzakelijk beschouwd als zonder deze bijdrage niet hetzelfde artistieke resultaat zou worden bereikt. Ondersteunende artistieke en technische activiteiten zijn in dit kader uitgesloten.

Voor een advies over de noodzakelijke artistieke bijdrage die een activiteit aan een artistieke creatie of uitvoering moet leveren, verwijst de RSZ naar de Kunstwerkcommissie.

Bedragen en plafonds

De amateurkunstenvergoeding bedraagt maximaal 70,00 EUR/dag (niet-geïndexeerde bedrag). Dit bedrag wordt elk jaar op 1 januari geïndexeerd. Het bedraagt 77,22 EUR/dag op 1 januari 2024 .

Bovendien is het aantal dagen waarvoor de amateurkunstenaar deze vergoeding kan ontvangen beperkt tot 30 dagen per kalenderjaar (bij alle opdrachtgevers samen). Het aantal dagen bij dezelfde opdrachtgever mag geen 7 opeenvolgende dagen overschrijden

Als de amateurkunstenaar op dezelfde dag voor meerdere opdrachtgevers artistieke activiteiten verricht, mogen de toegekende vergoedingen niet meer bedragen dan 77,22 EUR per opdrachtgever en ook niet meer dan 77,22 euro vermenigvuldigd met het aantal opdrachtgevers dat voor die dag een beroep op hem heeft gedaan.

De dagvergoeding kan worden gecumuleerd met de terugbetaling van verplaatsingskosten. Het dagplafond voor deze verplaatsingskosten bedraagt 20,00 EUR (niet geïndexeerd bedrag). Dit bedrag wordt elk jaar op 1 januari geïndexeerd. Op 1 januari 2024 bedraagt het 22,06 EUR/dagAlleen werkelijke en aantoonbare verplaatsingskosten zijn aanvaardbaar.

Indien de amateurkunstenaar op dezelfde dag artistieke prestaties verricht voor meerdere opdrachtgevers, mag het bedrag van de verplaatsingsvergoeding niet hoger zijn dan 22,06 EUR per opdrachtgever en niet hoger dan 22,06 EUR vermenigvuldigd met het aantal opdrachtgevers dat voor die dag een beroep op de amateurkunstenaar heeft gedaan.

  • Voor het gebruik van de eigen wagen kan voor werkelijk gemaakte verplaatsingskosten een forfaitaire kilometervergoeding worden toegekend, tot ten hoogste het maximumbedrag dat eenmaal per kwartaal geïndexeerd wordt. 
  • Voor werkelijk gemaakte verplaatsingen met de fiets kan de forfaitaire kilometervergoeding worden toegekend tot het belastingvrije bedrag voor woon-werkverplaatsingen met de fiets (momenteel 0,35 EUR/km).

Verbod op cumulatie

Een amateurkunstenaar die op het ogenblik van de uitvoering van een artistieke activiteit met dezelfde opdrachtgever verbonden is

  • door een arbeidsovereenkomst of
  • in het kader van artikel 1bis van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 (al dan niet door tussenkomst van een sociaal bureau voor kunstenaars), of
  • door een aannemingsovereenkomst of
  • een statutaire benoeming,

komt niet in aanmerking voor de amateurkunstenvergoeding tenzij de amateurkunstenaar en de opdrachtgever het bewijs leveren dat de activiteiten verschillend zijn.

De uitvoering van activiteiten onder deze regeling is ook niet toegestaan als de amateurkunstenaar in de loop van hetzelfde kalenderjaar voor dezelfde opdrachtgever diensten heeft verricht in het kader van.

Verplichte registratie van de opdrachtgever, de amateurkunstenaar en de geleverde prestaties

Voorafgaand aan de aangifte van artistieke activiteiten in het kader van de amateurkunstenvergoeding en ten laatste op het moment dat de kunstenaar zijn artistieke activiteiten aanvat, is de opdrachtgever verplicht om zich via een beveiligde elektronische applicatie bij de RSZ te registreren op basis van zijn ondernemingsnummer, indien hij over een ondernemingsnummer beschikt, of op basis van zijn INSZ, indien hij niet over een ondernemingsnummer beschikt.

Met het oog op een correcte identificatie van de opdrachtgever heeft de RSZ toegang tot en kan hij mededeling verkrijgen van de volgende gegevens over de opdrachtgever afkomstig uit het Rijksregister van de natuurlijke personen:

  1. naam en voornamen;
  2. geslacht;
  3. geboorteplaats en -datum;
  4. hoofdverblijfplaats.

Bij de registratie geeft de opdrachtgever zijn e-mailadres en telefoonnummer door aan de RSZ.

De amateurkunstenaar moet zich op basis van zijn INSZ bij de RSZ registreren via een beveiligde elektronische applicatie, voorafgaand aan de aangifte van zijn artistieke activiteiten in het kader van de amateurkunstenvergoeding en ten laatste bij de aanvang van zijn artistieke activiteiten.

Met het oog op een correcte identificatie van de amateurkunstenaar heeft de RSZ toegang tot en kan hij mededeling verkrijgen van de volgende gegevens over de amateurkunstenaar afkomstig uit het Rijksregister van de natuurlijke personen:

  1. naam en voornamen;
  2. geslacht;
  3. geboorteplaats en -datum;
  4. hoofdverblijfplaats.

Bij de inschrijving bezorgt de uitvoerder zijn e-mailadres en telefoonnummer aan de RSZ.

Voor de aanvang van de artistieke activiteit van de amateurkunstenaar en ten laatste een maand voor de aanvangsdatum deelt de opdrachtgever via een beveiligde elektronische applicatie volgende gegevens met betrekking tot de amateurkunstenvergoeding mee aan de RSZ:

  1. het INSZ van de kunstenaar;
  2. de datum en het aanvangsuur van de artistieke prestatie van de kunstenaar;
  3. de aard van de artistieke activiteit;
  4. het bedrag van de amateurkunstenvergoeding voor de aangegeven activiteit per dag;
  5. het bedrag en de aard van de verplaatsingsvergoeding voor de aangegeven activiteit per dag;
  6. het adres van de plaats waar de artistieke activiteit wordt uitgeoefend.

De opdrachtgever kan de aangifte wijzigen uiterlijk tot het einde van de kalenderdag waarop de artistieke activiteit eindigt.

Als de geplande artistieke activiteiten niet uitgevoerd werden, kan de aangifte worden geannuleerd uiterlijk tot het einde van de kalenderdag waarop ze betrekking had.

Solidariteitsbijdrage

De opdrachtgevers zijn een solidariteitsbijdrage van 5% verschuldigd op het totaal van de tijdens een kalenderjaar uitbetaalde amateurkunstenvergoedingen, als zij tijdens dat kalenderjaar meer dan 500,00 EUR (niet-geïndexeerd) aan amateurkunstenvergoedingen hebben uitbetaald. Het maximaal jaarbedrag waarbij een opdrachtgever vrijgesteld is van het betalen van een solidariteitsbijdrage van 5% op het totaal van de tijdens het kalenderjaar uitbetaalde amateurkunstenvergoedingen bedraagt 1 januari 2024 tot 551,56 EUR/jaar.

Het bedrag van de solidariteitsbijdrage wordt berekend op basis van de aangegeven activiteiten. De solidariteitsbijdrage wordt door de opdrachtgever aan de RSZ betaald, binnen de termijnen en volgens de modaliteiten vastgelegd door de Koning. Deze bijdrage wordt gelijkgesteld met een socialezekerheidsbijdrage, meer bepaald wat betreft de toepassing van burgerlijke sancties en strafbepalingen, de controle, de aanwijzing van de rechter bevoegd in geval van betwisting, de verjaring van rechtsvorderingen en de voorrechten.

Wanneer een opdrachtgever de solidariteitsbijdrage moet betalen, is het de RSZ die hem het bedrag meedeelt, uiterlijk de 5de dag van de 2de maand volgend op het vorige kalenderjaar, d.i. 5 februari. In principe gebeurt deze kennisgeving via de eBox. Het rekeningnummer waarop de opdrachtgever de solidariteitsbijdrage moet betalen, staat op de kennisgeving.

De opdrachtgever moet de solidariteitsbijdrage die verschuldigd is voor het vorige kalenderjaar uiterlijk op de laatste dag van de 2de maand volgend op het kalenderjaar in kwestie aan de RSZ betalen.

Website

Meer informatie over 'Working in the Arts' is terug te vinden op de nieuwe website workinginthearts.be

De kleine vergoedingsregeling en de kunstenaarskaart

In werking getreden op 1 juli 2004 en gemaakt  voor kunstenaars 'amateurs' (artistieke activiteiten op kleine schaal) is een specifieke regeling van kracht die uitdrukkelijk regelt dat kunstenaars die voor hun artistieke prestaties of werken slechts een kleine vergoeding ontvangen, niet onder toepassing van de socialezekerheidswetgeving vallen (en dus niet bij de RSZ moeten worden aangegeven). Gezien de specificiteit van artistieke activiteiten en de grote diversiteit aan kosten die zulke activiteiten met zich kunnen meebrengen, is het in de praktijk niet eenvoudig om aan te tonen dat de toegekende vergoedingen effectief louter kostendekkend zijn.

Concreet wordt iedere vergoeding voor een artistieke prestatie, die niet groter is dan 100,00 EUR (147,67 EUR in 2023) per dag, geacht een onkostenvergoeding te zijn zonder dat daarvoor een bewijs moet worden geleverd. De kunstenaar zelf mag per kalenderjaar niet meer dan 2000,00 EUR (2.953,37 EUR in 2023) ontvangen voor het geheel van zijn artistieke prestaties. Het gaat hier om het volledige bedrag dat de opdrachtgever aan de kunstenaar betaalt (alle kosten, dus ook verplaatsingsonkosten, inbegrepen). Indien de betrokken artiest op één dag voor meerdere opdrachtgevers prestaties levert, mag de vergoeding het maximale dagbedrag per opdrachtgever bedragen; het jaarmaximum blijft echter ongewijzigd. Ook is het aantal dagen waarop een kunstenaar prestaties mag leveren waarvoor deze bijzondere regeling geldt, beperkt tot 30 dagen per kalenderjaar , en tot maximum 7 opeenvolgende dagen bij één opdrachtgever.

Vorige bedragen

Voor het jaar 2018 is het jaarbedrag 2.534,11 EUR en het dagbedrag 126,71 EUR.
Voor het jaar 2019 is het jaarbedrag 2.578,51 EUR en het dagbedrag 128,93 EUR.
Voor het jaar 2020 is het jaarbedrag 2.615,78 EUR en het dagbedrag 130,79 EUR.

Voor het jaar 2021 is het jaarbedrag 2.642,53 EUR en het dagbedrag 132,13 EUR.

Voor het jaar 2022 is het jaarbedrag 2.692,64 EUR en het dagbedrag 134,63 EUR.

Deze specifieke regeling geldt niet voor de personen die op het ogenblik dat zij de bedoelde prestaties leveren, reeds met dezelfde opdrachtgever verbonden zijn door een arbeidsovereenkomst, een aannemingsovereenkomst of een statutaire aanstelling, tenzij ze kunnen aantonen dat de prestaties van de verschillende activiteiten duidelijk verschillend van aard zijn. Deze regeling kan evenmin gecumuleerd worden met de specifieke vrijstellingsregeling voor vrijwilligers voor gelijkaardige prestaties, ook niet indien ze geleverd worden voor verschillende opdrachtgevers.

Indien het jaarbedrag of het aantal toegestane dagen door de kunstenaar overschreden wordt, moet hij door de opdrachtgever die hem op dat moment tewerkstelt bij de RSZ worden aangeven, evenals door alle opdrachtgevers die hem tijdens de rest van het jaar nog zullen tewerkstellen. Indien het gaat om opdrachtgevers voor wie de kunstenaar reeds vroeger in het jaar prestaties leverde, moeten zij ook die prestaties aangeven. Indien bij een bepaalde opdrachtgever het dagbedrag wordt overschreden zelfs zonder dat het jaarbedrag overschreden wordt, is de kunstenaar onderworpen voor alle vergoedingen die hij tijdens het kalenderjaar van die opdrachtgever ontvangt.

De regelgeving voorziet ook dat de betrokken kunstenaars een kunstenaarskaart moeten aanvragen . Op die manier kunnen de opdrachtgevers vaststellen of de kunstenaar in aanmerking komt voor de bijzondere regeling.

Meer informatie aangaande het aanvragen van het kunstenaarskaart, dat zowel op papier als via elektronische weg kan gebeuren, is beschikbaar op de website Artist@Work.

'Papieren' versie

Indien de aanvraag  van de kunstenaarskaart op 'papier' gebeurd is, moeten de kunstenaars een overzichtsdocument hebben met hun prestaties. De kunstenaar houdt op zijn werkplek de kunstenaarskaart en zijn prestatiestaat ter beschikking van de inspectiediensten. Wanneer de prestatiestaat door de Commissie Kunstenaars uitgereikt wordt in papieren vorm, moet de prestatiestaat verder ingevuld worden door de kunstenaar zodat voor elke prestatie vastgesteld kan worden:

  • wat de aard is van de prestatie
  • wat de datum is van de prestatie in het kader van de kleine vergoedingsregeling
  • wat de duur is bij een bepaalde opdrachtgever
  • wat het bedrag is van de vergoeding
  • wat het adres is waar de prestatie plaatsvond
  • en wat de identificatiegegevens van de opdrachtgever zijn, meer bepaald
    • de naam, voornaam en INSZ in het geval van een natuurlijke persoon,
    • de benaming, de naam, voornaam en INSZ van de verantwoordelijke in het geval van een feitelijke vereniging en
    • de benaming en het ondernemingsnummer als het om een onderneming gaat.

Deze gegevens moeten ingevoerd zijn ten laatste op het moment dat de uitvoering van de prestatie begint. Deze prestatiestaat moet per kalenderjaar bijgehouden worden.

'Elektronische weg'

Indien de kunstenaar zijn kaart ontvangen heeft via een aanvraag op het Artist@Work platform of hij zijn keuze bekendgemaakt heeft om over te gaan naar het elektronisch prestatieoverzicht, moet hij zijn prestaties registreren op het platform.

Het invoeren van de prestaties op het platform laat toe voor elke prestatie dezelfde gegevens mee te delen als via de 'papieren' versie. Deze gegevens moeten ingevoerd zijn ten laatste op het moment dat de uitvoering van de prestatie begint.

Bij het ontbreken van de kaart en/of het prestatieoverzicht of in geval van onvolledige of valse vermeldingen daarop, of wanneer de kunstenaar zijn prestaties moet invoeren via Artist@Work ingevolge zijn aanvraag op dit platform of ingevolge de bekendmaking van zijn keuze om over te gaan naar het elektronisch prestatieoverzicht, en de prestaties niet, onvolledig of valselijk op dit platform werden ingevoerd, kunnen de kunstenaar en zijn opdrachtgever gedurende het ganse kalenderjaar geen gebruik maken van de kleine vergoedingsregeling. In dat geval zal de kunstenaar worden onderworpen aan de sociale zekerheid. De opdrachtgever wordt als de werkgever beschouwd.

 

De Kunstwerkcommissie

Voor meer informatie over de modaliteiten van de Kunstwerkcommissie, kan men terecht op de website Workinginthearts.

De Kunstwerkcommissie kan gecontacteerd worden op het volgend adres:

Kunstwerkcommissie
FOD Sociale Zekerheid
Administratief Centrum Kruidtuin
Finance Tower
DG Sociaal Beleid

Kruidtuinlaan 50, bus 115
1000 Brussel

E-mail: wita-secretariat@minsoc.fed.be

 

Bijkomende informatie 1

Bijkomende informatie DmfA - kunstenaars in het stelsel 'artikel 1bis'

Onderwerping

Artiesten, of ze nu aangeworven werden in het kader van een arbeidsovereenkomst of gewoon gelijkgesteld, genieten een volledige onderwerping aan de sociale zekerheid en   hangen af van alle stelsels die voorzien zijn voor de categorie waaronder hun werkgever valt, behalve voor wat betreft de stelsels voor arbeidsongevallen en beroepsziekten in de openbare sector.

Ingevolge het fragmentarisch karakter van de contracten die door de artiesten worden gesloten, werd het beheer van hun jaarlijkse vakantie gecentraliseerd bij de Rijksdienst voor jaarlijkse vakantie, zowel voor het ontvangen van de bijdragen als voor de betaling van het vakantiegeld. Dit betekent dat de artiest, enkel op gebied van de jaarlijkse vakantie, als arbeider wordt beschouwd en niet als bediende. Bijgevolg zijn hun werkgevers de bijdrage voor jaarlijkse vakantie, zowel de kwartaalbijdrage als het jaarlijks vakantiedebetbericht, verschuldigd aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en gebeurt de berekening van de bijdragen op basis van de bezoldiging aan 108%.
Het gecentraliseerd beheer bij de Rijksdienst voor Jaarlijkse Vakantie is niet van toepassing voor artiesten die worden tewerkgesteld bij een werkgever die niet onder de toepassing van de wetgeving inzake jaarlijkse vakantie voor de privésector valt (inclusief voor de openbare lokale besturen) .

Er gebeurt ook een centralisatie bij het FAMIFED op gebied van het beheer en de storting van gezinsbijslagen.

De artiesten die in de openbare sector worden aangeworven met een arbeidsovereenkomst of gelijkgesteld vallen altijd op gebied van arbeidsongevallen en beroepsziekten onder de wetgeving voor werknemers (stelsel  van de private sector).Indien ze artiesten aanwerven moeten de openbare werkgevers een verzekering afsluiten bij een erkende verzekeringsmaatschappij voor de dekking van dit risico en zijn ze de bijdrage van 0,30% ten voordele van FEDRIS verschuldigd alsook een bijzondere patronale bijdrage van 0,02% voor arbeidsongevallen en de bijdrage van 1% voor beroepsziekten.

Verschuldigde bijdragen

→ De artiesten zijn de loonmatigingsbijdrage verschuldigd ingeval deze bijdrage voorzien is voor de werkgeverscategorie. De bijdragevoet is dus dezelfde als voor de handarbeiders en de leerlingen handarbeiders van de categorie.

→ De basisbijdrage FSO (809 of 811) en de bijzondere bijdrage FSO (810) en de bijzondere bijdrage voor sociale zekerheid (856) zijn verschuldigd volgens de algemene regels eigen aan elke bijdrage en de categorie van de werkgever.

→ De bijdrage voor risicogroepen (852) en de bijdrage bestemd voor tijdelijke werkloosheid en oudere werknemers (859) zijn eventueel enkel verschuldigd voor de artiesten die worden aangeworven met een arbeidsovereenkomst.

→ De bijzondere bijdrage voor werkloosheid (855 en 857) is eveneens verplicht voor de artiesten die worden aangegeven onder categorieën die deze bijdrage verschuldigd zijn.

→ De bijdragen voor de fondsen voor bestaanszekerheid of voor de tweede pensioenpijler zijn meestal niet verschuldigd voor artiesten, maar de werkgever heeft toch de mogelijkheid om voor de artiesten die hij aangeeft bij te dragen voor het fonds voor bestaanszekerheid. Voor dat geval wordt de artiest als hoofdarbeider beschouwd en zijn het de codes 830, 831, 832 of 835 die van toepassing zijn.

! De artiesten die onder het paritair comité van het vermakelijkheidsbedrijf (PC 304) vallen zijn altijd de bijdrage voor het fonds voor bestaanszekerheid voor de podiumkunsten van de Vlaamse gemeenschap verschuldigd wanneer ze binnen het toepassingsgebied van dit fonds vallen.
Bijgevolg, voor de artiesten die worden aangegeven onder categorie 562 en 662 moet PC 304 worden vermeld en de bijdragen 830 en 835 zijn verplicht.

Verminderingen

Er is een specifieke doelgroepvermindering voor artiesten voorzien (zie vermindering artiesten). Deze vermindering is cumuleerbaar met de structurele vermindering en de Sociale Maribel.

Aangifte

In DmfA worden de artiesten in het blok 90012 “werknemerslijn” vermeld onder de categorie van de werkgever (geen specifieke categorie) met volgende specifieke werknemerskengetallen :

  • 046 voor artiesten vanaf het jaar waarin ze 19 worden
  • 047 voor leerling artiesten tot het eind van het jaar waarin ze 18 worden

met type 1 wanneer er bijdragen gestort moeten worden voor de RJV
of type 0 wanneer de werkgever niet onder de wetgeving jaarlijkse vakantie privésector valt.

Artiesten die in het kader van een statuut worden aangeworven door een werkgever uit de overheidssector, blijven onderworpen aan de sociale zekerheid voor loontrekkenden volgens de regels die eigen zijn aan statutairen (WNKGT 675) en komen niet in aanmerking voor de bijzonderheden die hierboven beschreven zijn.

In blok 90015 "tewerkstelling van de werknemerslijn", in zone 00053 "statuut van de werknemer" moet ook nog vermeld worden:

  • A1 voor artiesten met een arbeidsovereenkomst
  • A2 voor artiesten die niet verbonden zijn met een arbeidsovereenkomst en die artistieke prestaties en/of artistieke werken leveren tegen betaling van een loon voor rekening van een opdrachtgever, natuurlijk persoon of rechtspersoon.

DIMONA

De verplichtingen aangaande de onmiddellijke aangifte van tewerkstelling (DIMONA) zijn van toepassing voor de artiesten.