Het portaal van de sociale zekerheid gebruikt cookies om de site gebruiksvriendelijker te maken.

Meer weten × Doorgaan

Vers le contenu de cette page

De vergoedingen waarop een bijzondere bijdrage verschuldigd is

Het saldo van het mobiliteitsbudget uitbetaald in geld wordt aangegeven met de looncode 29. Het betreft het saldo dat - na aftrek van de waarde van de milieuvriendelijke wagen en de duurzame transportmiddelen - overeenstemt met de 3de pijler. 

 

De looncode 770 betreft een voordeel waarop geen socialezekerheidsbijdragen verschuldigd zijn: persoonlijk gebruik van een bedrijfswagen voor woon-werkverkeer en privaat gebruik of een milieuvriendelijke wagen in het kader van het mobiliteitsbudget.

De berekening van het voordeel voortvloeiend uit het gebruik van een bedrijfswagen bestaat uit het toepassen van een CO2-percentage op 6/7de van de cataloguswaarde van het kosteloos ter beschikking gestelde voertuig.

Om het CO2-percentage te bepalen vertrekt men van een basispercentage van 5,5%, dat verhoogd wordt met 0,1% per CO2-gram meer dan de referentie-CO2-uitstoot, tot een maximum van 18%. Per CO2-gram minder dan de referentie-CO2-uitstoot vermindert het basispercentage met 0,1% , tot minimaal 4%. De Koning bepaalt jaarlijks de referentie-CO2-uitstoot. Voor 2021 is dit:

  • Benzine-, LPG- of aardgasmotor: 102 g/km
  • Dieselmotor: 84 g/km

 

Hybride wagens

De fiscus heeft een specifiek stelsel ingevoerd om het gebruik van zogenaamde 'valse hybrides' tegen te gaan. Het gaat om zogenaamde 'plug-in' hybrides die deels werken op een klassieke brandstof en deels op een oplaadbare batterij , maar waarvan de capaciteit van de elektrische batterij een eerder beperkt gebruik van deze energiebron inhoudt. Voor deze voertuigen wordt niet de CO2-uitstoot gekend bij de 'dienst voor inschrijving van voertuigen' gebruikt, maar deze van een overeenstemmend voertuig dat voorzien is van een motor die uitsluitend gebruik maakt van dezelfde klassieke brandstof.

Op de website van de FOD Financiën wordt een omschrijving gegeven welke voertuigen als 'valse hybrides ' moeten beschouwd worden en is er ook een lijst opgenomen van overeenstemmende voertuigen. Bestaat er geen overeenstemmend voertuig met een motor die uitsluitend werkt op dezelfde brandstof (diesel, benzine, lpg, aardgas) als die van de ‘valse hybride’, dan wordt de uitstootwaarde van de ‘valse hybride’ met 2,5 vermenigvuldigd.

Voor de 'echte' hybride wagens moet de formule overeenkomstig het gebruikte fossiele brandstoftype worden gebruikt. Voertuigen waarvoor geen gegevens met betrekking tot de CO2-uitstoot voorhanden zijn bij de 'dienst voor inschrijving van de voertuigen', worden gelijkgesteld met een voertuig met een CO2-uitstoot van 205 g/km (benzine-, LPG- of aardgasmotor) of 195 g/km (diesel).

 

Het voordeel mag nooit minder bedragen dan 820,00 EUR (niet-geïndexeerd) per jaar. Voor 2021 bedraagt dit 1.370,00 EUR. Wanneer een tussenkomst aan de werknemer wordt gevraagd moet dit in mindering worden gebracht van het berekende voordeel.

Vanaf 2021 mogen de autoconstructeurs voor de WLTP-wagens nog een NEDC 2.0-waarde berekenen maar zijn ze dit in algemene zin niet meer verplicht. Als de autoconstructeur de NEDC2-waarde nog vermeldt op het gelijkvormigheidsattest (COC), dan zal de dienst inschrijving van de voertuigen (DIV) deze nog verder registreren, anders niet.

Er zullen vanaf 2021 dus voertuigen zijn die

  • nog gehomologeerd zijn volgens de oude NEDC-test en waarvoor de autoconstructeur dus enkel een NEDC-waarde ('NEDC 1.0') heeft vermeld op het COC
  • gehomologeerd zijn volgens de nieuwe WLTP-test en waarvoor de autoconstructeur zowel een NEDC 2.0-waarde als een WLTP-waarde heeft vermeld op het COC
  • gehomologeerd zijn volgens de nieuwe WLTP-test en waarvoor de autoconstructeur enkel een WLTP-waarde heeft vermeld op het COC.

Dit houdt in dat volgende CO2-waarde gebruikt moet worden:

  • de NEDC 1.0 CO2-waarde wanneer het voertuig enkel een NEDC-waarde heeft
  • de WLTP CO2-waarde wanneer het voertuig enkel een WLTP-waarde heeft
  • de NEDC 2.0 CO2-waarde of de WLTP-CO2-waarde (vrije keuze) wanneer het voertuig zowel een NEDC 2.0-waarde als een WLTP-waarde heeft.

De RSZ zal dus voor de berekening van de bijzondere bijdrage bedrijfsvoertuigen vanaf 2021, zoals eerder bij de invoering van de WLTP-norm de circulaire zoals toegepast door de fiscus volgen voor wat betreft de te gebruiken uitstoot norm.

Ook wanneer er geen bijzondere bijdrage CO2 zou verschuldigd zijn (utilitaire voertuigen) en de fiscaliteit het voertuig in de behandeling als 'lichte vracht' kwalificeert, moet wanneer er (naar fiscaal begrip) een voordeel in natura zou zijn, dit voordeel  aangegeven worden onder looncode 770.

Geen enkele instelling die van de gegevens in de DmfA gebruikmaakt, moet dit gegeven per tewerkstellingslijn kennen. Indien er voor de werknemer meerdere tewerkstellingslijnen moeten worden gebruikt, is er dan ook geen bezwaar tegen om het totale bedrag van dit voordeel voor het ganse kwartaal aan één tewerkstellingslijn te koppelen.

 

De winstparticipaties die een intercommunale uitbetaalt aan haar personeelsleden, moet aangegeven worden met de bezoldigingscode 780.

 

De door de werkgevers betaalde verkeersboetes worden aangegeven met de bezoldigingscode 791.

 

De stortingen van de werkgevers voor de vorming van een buitenwettelijk pensioen ten bate van hun personeelsleden of hun rechthebbenden worden aangegeven met

  • de bezoldigingscode 792 als het buitenwettelijk pensioen rechtstreeks aan de werknemer betaald wordt bij de oppensioenstelling;
  • de bezoldigingscode 793 als het voordeel gestort wordt aan een verzekeringsmaatschappij of aan een pensioeninstelling.

De rechtstreekse storting van een extralegaal pensioen in het kader van een groepsverzekering die niet per werknemer geïndividualiseerd kan worden of aan een ex-personeelslid dat niet meer in dienst is (of aan zijn nabestaande), mag aangegeven worden in het blok “bijdrage niet gebonden aan een natuurlijk persoon”.

Voor de personeelsleden van een aantal Antwerpse besturen wordt het loon waarop de bijdrage in het kader van de tweede pensioenpijler contractanten berekend wordt, aangegeven met de bezoldigingscodes 794 (loonschijf onder of gelijk aan het drempelbedrag) en 795 (loonschijf boven het drempelbedrag).