Het portaal van de sociale zekerheid gebruikt cookies om de site gebruiksvriendelijker te maken.

Meer weten × Doorgaan

Vers le contenu de cette page

Wat invullen ?

1 - Algemeen

Scenario 1 is een aangifte van sociaal risico waarin bepaalde gegevens van de kwartaalaangifte (mini-DMFA/PPL genoemd) zijn geïntegreerd. Naast de sectorspecifieke gegevens bevat dit scenario dus ook gegevens die voorkomen in de trimestriële RSZ -kwartaalaangifte.

2 - De inhoud van de minikwartaalaangifte (mini-DMFA/PPL)

2.1 - Batch- of offlineaangifte

De werkgever moet de gegevens van de hierna vermelde blokken van de kwartaalaangifte meedelen voor de periode voorafgaand aan het sociaal risico en waarvoor nog geen aangifte beschikbaar is bij de RSZ of de DIBISS (voorheen RSZPPO). Deze gegevens worden toegelicht in de instructies voor de werkgevers over de kwartaalaangifte die u kan raadplegen op de portaalsite van de sociale zekerheid.

De gegevens van de volgende blokken moeten meegedeeld worden:

  • werkgeversaangifte
  • natuurlijk persoon
  • werknemerslijn
  • tewerkstelling van de werknemerslijn
  • in voorkomend geval, bijdrage ontslagen statutaire werknemer

Belangrijke opmerkingen

1.

De voormelde gegevens moeten meegedeeld worden voor het lopende kwartaal waarin de tewerkstelling werd beëindigd en voor het kwartaal onmiddellijk hieraan voorafgaand, tenzij deze gegevens reeds beschikbaar zijn in de gegevensbank DMFA/PPL (vanaf de 5de kalenderdag volgend op de ontvangst van de positieve notificatie van de DMFA/PPL-aangifte van dit kwartaal).

2.

De prestaties van de tewerkstelling

Op het niveau van elke tewerkstelling heeft de werkgever de keuze om:

  • ofwel de prestaties mee te delen (voor deeltijdse werknemers zijn de uren verplicht, voor voltijdse werknemers de dagen) ;
  • ofwel gebruik te maken van het facultatieve blok "Kenmerken van de tewerkstelling" dat de werkgever toelaat de prestaties niet mee te delen.

Het gegevensblok "Kenmerken van de tewerkstelling" bevat twee verplichte zones:

  • de zone "Tewerkstelling met onderbreking", die de volgende vraag bevat: " Trad er een onderbreking in de tewerkstelling op in de loop van dit kwartaal?" (zie punt 2.3 hieronder) ;
  • de zone "Deeltijdse tewerkstelling - Overschrijding van de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur", die de volgende vraag bevat: "Betreft het een deeltijdse tewerkstelling tijdens welke de effectieve prestaties voor dit kwartaal niet overeenstemmen met de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur (factor Q) van de werknemers, bijvoorbeeld ingevolge meeruren of overuren waarvoor geen inhaalrust werd toegekend?"

Is het antwoord op beide vragen negatief, dan moeten de gegevens van het prestatieblok niet worden meegedeeld. In dit geval worden berekende prestaties toegevoegd door het Extranet aan de verrijkte aangifte.

Is het antwoord op één van beide vragen positief, dan moeten de prestaties voor de betrokken tewerkstelling worden meegedeeld door de werkgever.

3.

De volgende gegevens zijn facultatief in de mini-DMFA/PPL en moeten dus niet ingevuld worden:

  • netto te betalen bedrag (werkgeversaangifte)
  • datum waarop de vakantie begint (werkgeversaangifte)
  • omzetting in stelsel 5 (werkgeversaangifte)
  • straat van de werknemer (natuurlijk persoon)
  • nummer van het adres van de werknemer (natuurlijk persoon)
  • postcode van de gemeente van de werknemer (natuurlijk persoon)
  • gemeente van de werknemer (natuurlijk persoon)
  • postbus van de werknemer (natuurlijk persoon)
  • gebruikersreferentie - natuurlijk persoon (natuurlijk persoon)
  • landcode van de werknemer (natuurlijk persoon)
  • activiteit ten opzichte van het risico (werknemerslijn)
  • notie grensarbeider (werknemerslijn)
  • gebruikersreferentie - werknemerslijn (werknemerslijn)
  • klasse van het vliegend personeel (tewerkstelling van de werknemerslijn)
  • identificatienummer van de lokale eenheid (tewerkstelling van de werknemerslijn)
  • gebruikersreferentie - tewerkstelling van de werknemerslijn (tewerkstelling van de werknemerslijn)
  • aantal vluchtminuten (prestatie van de tewerkstelling werknemerslijn)
  • percentage van de bezoldiging op jaarbasis (bezoldiging van de tewerkstelling werknemerslijn)
  • bezoldigingen van de tewerkstelling werknemerslijn

4.

In de mini-DMFA/PPL mag het blok "natuurlijk persoon" maar één keer aanwezig zijn. De aangifte van sociaal risico betreft immers maar één werknemer.

5.

In het blok "werknemerslijn" van de mini-DMFA/PPL zijn bepaalde werknemerskengetallen niet toegelaten, meer bepaald de code 879 en de code 771 (werkloosheid met bedrijfstoeslag, voorheen brugpensioen), de code 497 en de code 761 (onthaalouders), de code 883 (ontslagen werknemers voor wie een bijdrage verschuldigd is op de aanvullende vergoedingen), de code 676 (statutaire werknemers met standplaats in het buitenland) en de code 876 (bijdrage voor het stelsel van de Ziekte- en Invaliditeitsverzekering voor ontslagen statutair personeel). Het toegelaten domein van de zone 00037 van het glossarium herneemt het geheel van de niet-toegelaten codes voor het scenario 1 werkloosheid.

2.2 - Web- of onlineaangifte

De onlinetoepassing voorziet een automatische opzoeking van de gegevens uit de reeds verwerkte socialezekerheidskwartalen opdat u deze niet opnieuw zou moeten invoeren. U zal enkel de gegevens van de nog niet verwerkte kwartaalaangiften moeten opgeven.

Voor werkgevers die online (via het web) een DMFA/PPL-aangifte indienen, wordt de aangifte beschouwd als aanvaard als ze het ontvangstbewijs hebben ontvangen.

Per nog niet verwerkt kwartaal moet u de tewerkstellingsgegevens en eventu eel ook de arbeidstijdgegevens meedelen.

Met de arbeidstijdgegevens worden bedoeld de prestatiecode(s) en het aantal gepresteerde dagen (voor voltijdse werknemers) of uren (voor deeltijdse werknemers) per prestatiecode.

U moet de arbeidstijdgegevens enkel opgeven voor een voltijdse of deeltijdse tewerkstelling met een onderbreking in de zin van de werkloosheidsreglementering en voor een deeltijdse tewerkstelling met afwijkende prestaties.

Voor meer informatie in verband met de prestatiecodes, zie punt 2.4 hieronder.

2.3 - De begrippen "tewerkstelling met onderbreking" en " deeltijdse tewerkstelling met afwijkende prestaties"

Vormen een onderbreking van de tewerkstelling:

  • dagen arbeidsongeschiktheid niet gedekt door enig loon;
  • periodes van moederschapsbescherming, vaderschaps- of adoptieverlof;
  • dagen tijdelijke werkloosheid;
  • dagen schorsing bedienden wegens werkgebrek;
  • dagen jeugd- en seniorvakantie;
  • loopbaanonderbreking of tijdskrediet;
  • dagen pleegzorgverlof;
  • dagen gedeeltelijke werkhervatting na ziekte;
  • dagen verlof zonder wedde of andere onbezoldigde afwezigheden na de eerste 10 dagen per kalenderjaar (, dagen staking of lock-out en onbezoldigde afwezigheidsdagen om lessen te volgen in het kader van sociale promotie of voor het uitoefenen van een functie van rechter of raadsheer in sociale zaken vormen geen onderbreking van de tewerkstelling en tellen dus niet mee voor de berekening van de 10 dagen per kalenderjaar.)

U moet ook de arbeidstijdgegevens opgeven voor iedere deeltijdse tewer kstelling waarvoor u heeft aangeduid dat de effectief gewerkte uren niet overeenstemmen met de factor Q (= de normale gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van de werknemer), bijvoorbeeld ingevolge meeruren of overuren waarvoor geen inhaalrust werd toegekend.

Voorbeeld :

Een werknemer wordt ontslagen op 30.04.2007 (= laatste arbeidsdag). Hij was arbeidsongeschikt van 01.11.2006 tot en met 28.02.2007; er was dus een onderbreking van de tewerkstelling. De werkgever vult de arbeidstijdgegevens in voor het kwartaal 2007/2 (periode 01.04.2007 - 30.06.2007), en voor het kwartaal 2007/1 (periode 01.01.2007 - 31.03.2007), indien dit kwartaal nog niet werd verwerkt door de RSZ.

Het is belangrijk dat u alle gegevens van de aangifte correct invult. Foutieve vermeldingen kunnen leiden tot een verzoek om een wijzigende aangifte te verrichten.

De uitleg in verband met de arbeidsregeling, de factor Q (=de contractueel gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van de werknemer), de factor S (=de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van de maatpersoon) en de prestatiecodes vindt u in de RSZ- richtlijnen voor het invullen van de kwartaalaangifte.

2.4 De prestatiecodes

U vindt in de tabel hieronder de mogelijke prestatiecodes.

Meer gedetailleerde info betreffende het gebruik van de verschillende prestatiecodes vindt u in de administratieve richtlijnen inzake de kwartaalaangifte aan de RSZ (DmfA) die u ook kan raadplegen op de portaalsite van de sociale zekerheid.


DmfA codes

Nummer van de code

Beschrijving van de code

1

Alle arbeidstijdgegevens gedekt door loon met RSZ-bijdragen (verbrekingsvergoeding inbegrepen), met uitzondering van de wettelijke en bijkomende vakantie van arbeiders

2

Wettelijke vakantie voor arbeiders

3

Bijkomende vakantie voor arbeiders

4

Afwezigheid eerste dag wegens slecht weer bouwbedrijf (onvolledig loon)

5

Betaald educatief verlof

10

Gewaarborgd loon tweede week, feestdagen en vervangingsdagen tijdens een periode van tijdelijke werkloosheid, functie van rechter sociale zaken

11

Arbeidsongeschiktheid met aanvulling of voorschot overeenkomstig CAO 12bis/13bis

12

Vakantie krachtens algemeen verbindend verklaarde CAO (sectoren textiel, vlas, diamant, binnenscheepvaart), dagen inhaalrust bouwbedrijf, dagen inhaalrust brandstoffenhandel en diamantsector

13

Sociale promotie

14

Aanvullende vakantiedagen bij activiteitsaanvang of -hervatting

15
Flexi-vakantiedagen in de horeca

20

Onbezoldigde dagen inhaalrust in het raam van maatregelen tot vermindering van de arbeidstijd die niet betaald worden op het moment dat deze dagen effectief genomen worden, maar indirect door de techniek van het verhoogde uur loon

21

Dagen staking/lock-out

22

Syndicale opdracht



24

Verlof om dwingende redenen zonder behoud van loon

25

Burgerplicht zonder behoud van loon, openbaar mandaat

26

Militieverplichtingen

30

Alle arbeidstijdgegevens waarvoor de werkgever geen loon of vergoeding betaalt, met uitzondering van deze die onder een andere code vermeld worden

50

Ziekte (ziekte of ongeval van gemeen recht )

51

Moederschapsbescherming (= moederschapsbescherming, moederschapsrust en in vaderschapsverlof omgezet moederschapsverlof bij overlijden of hospitalisatie van de moeder) en borstvoedingspauzes (CAO nr 80)

52

Geboorte- of adoptieverlof (te gebruiken voor al de door de ziekteverzekering betaalde dagen die volgen op de drie door de werkgever betaalde dagen)

53
Profylactisch verlof

60

Arbeidsongeval

61

Beroepsziekte

70

Tijdelijke werkloosheid andere dan de codes 71 en 72

71

Specifieke code economische werkloosheid (niet voor bedienden - zie code 76)

72

Specifieke code tijdelijke werkloosheid ingevolge slecht weer

73

Jeugd- en seniorvakantiedagen

74

Voorziene maar niet geleverde prestaties van onthaalouders wegens de afwezigheid van kinderen om redenen buiten de wil van de onthaalouder

75

Dagen pleegzorg

76

Schorsingsdagen bedienden wegens werkgebrek

80

Niet onderworpen overuren in de Horeca

301

(enkel voor provinciaal of plaatselijk bestuur ) alle arbeidstijdgegevens, gedekt door een vergoeding en vrijgesteld van socialezekerheidsbijdragen, met uitzondering van deze die onder een andere code vermeld worden

3 - Sectorspecifieke gegevens

3.1 - Niet-vergoedbare dagen: inhaalrustdagen

De werkgever vermeldt het aantal dagen, gelegen na het einde van de arbeidsovereenkomst of na de periode gedekt door de verbrekingsvergoeding, dat overeenstemt met de meerprestaties waarvoor overloon is verschuldigd in toepassing van artikel 29 van de arbeidswet. Hij vermeldt eveneens de dagen die overeenstemmen met de andere meerprestaties waarvoor geen overloon is verschuldigd, met name in het kader van een stelsel van arbeidsduurvermindering, en extra prestaties die recht geven op compensatierustdagen.

3.2 - Feestdagen na het einde van de arbeidsovereenkomst

Indien u loon verschuldigd bent voor feestdagen of vervangingsdagen van feestdagen gelegen na het einde van de arbeidsovereenkomst, vermeldt u, ongeacht het gaat om een voltijdse of een deeltijdse tewerkstelling, de datum van de na het einde van de arbeidsovereenkomst gelegen feestdag of vervangingsdag van een feestdag waarvoor u loon verschuldigd bent.

U moet deze rubriek ook invullen indien u een werkgever uit de openbare sector bent.

Opmerking: deze verklaring betreft de situatie op het ogenblik van het verrichten van de aangifte en zonder rekening te houden met een eventuele werkhervatting door de werknemer; deze verklaring betekent dus niet dat, indien u verklaart loon voor bepaalde feestdagen verschuldigd te zijn, u nadien dit loon ook steeds effectief zou moeten betalen, ook al zou de werknemer volgens de feestdagenwetgeving hierop geen aanspraak kunnen maken.

4 - Berekeningsbasis van de uitkeringen

Deze gegevens moeten toelaten het gemiddeld dagloon te bepalen dat in aanmerking komt voor het vaststellen van het bedrag van de werkloosheidsuitkering. De werknemer ontvangt immers een uitkering die een percentage bedraagt van het begrensd normaal brutoloon op het tijdstip waarop hij werkloos wordt.

4.1 - Tijdseenheid van de bezoldiging

Voor de werknemers met een vast loon stelt de RVA het gemiddeld dagloon vast aan de hand van de tijdseenheid van het loon en brutoloon.

De werkgever geeft de tijdseenheid waarin het vast loon is uitgedrukt: uur (1), dag (2), week (3), maand (4), kwartaal (5) en jaar (6).

Dit gegeven moet ook worden ingevuld wanneer de werknemer wordt betaald per taak, per stuk of met commissielonen.

Voor werknemers die per taak of stuk worden bezoldigd, geeft u het loon voor het trimester voorafgaand aan dat waarin de werknemer werkloos wordt. In de situatie waarin er geen tewerkstelling en dus geen loon is voor het trimester voorafgaand aan dat waarin de werknemer werkloos wordt, geeft u het loon aan voor de periode waarop het ASR scenario 1 (formulier C4) betrekking heeft. Gezien de begin- en einddatum van deze tewerkstelling zich dan noodzakelijkerwijze in hetzelfde kwartaal situeren, zal de werkloosheidssector weten dat dit loon geen berekeningsbasis voor de uitkering kan zijn.

De tijdseenheid van de bezoldiging is niet gebonden aan de frequentie van de uitbetalingsperiodes. Indien bijvoorbeeld het loon van de werknemer, zoals bepaald in zijn arbeidsovereenkomst, vastgesteld wordt per uur, moet u het uur opgeven als tijdseenheid, zelfs indien zijn loon wordt uitbetaald om de veertien dagen.

Voorbeeld 1

Een bediende die per maand betaald wordt, verdient een brutomaandloon van 1.611,31 EUR.

U duidt als tijdseenheid de maand aan, en vermeldt als basisbedrag van de bezoldiging het bedrag van het maandloon (=1.611,31 EUR).

Voorbeeld 2

Een arbeider werkt 38 uur per week in een vast arbeidsregime van 5 dagen per week, en ontvangt een bruto-uurloon van 10,41 EUR.

U duidt als tijdseenheid het uur aan, en vermeldt als basisbedrag van de bezoldiging het bedrag van het uurloon (=10,41 EUR).

Voorbeeld 3

Een arbeider werkt 8 uur per dag in een tewerkstellingsregime van 5 dagen per week, dit gedurende 3 weken, en 4 dagen van 8 uur per dag gedurende de vierde week. Zijn bruto-uurloon bedraagt 10,41 EUR.

U duidt als tijdseenheid het uur aan, en vermeldt als basisbedrag van de bezoldiging het bedrag van 10,41 EUR.

U moet het gegeven "tijdseenheid van de bezoldiging" ook invullen om de tijdseenheid van de arbeidscyclus op te geven voor de werknemers met een variabel loon, en dit in combinatie met de zone "cyclus", die hierna wordt toegelicht.

4.2 - Cyclus (bij variabel loon)

Dit gegeven laat toe het gemiddeld dagloon te bepalen van de werknemers met een variabel loon en voor wie dus het meedelen van de tijdseenheid en het basisbedrag van de bezoldiging niet volstaat. Dit is bijvoorbeeld het geval voor werknemers die in een ploegenstelsel werken met een variabel uurloon of die gedeeltelijk betaald worden per geproduceerde eenheid en van wie het volledige loon dus verandert in functie van hun persoonlijke productiviteit.

In deze situaties moet u "de tijdseenheid van de bezoldiging" (bijvoorbeeld de week of de maand), "de cyclus" (het aantal tijdseenheden) en "het basisbedrag van de bezoldiging" meedelen.

Voorbeeld 1

Een arbeider werkt 38 uur per week. Zijn arbeidscyclus bedraagt 8 weken. Hij ontvangt een vast uurloon van 8,68 EUR (8 x 38 u x 8,68 EUR = 2.638,72 EUR voor 8 weken). Hij ontvangt ook een toeslag per geproduceerde eenheid, die hem voor de volledige cyclus van 8 weken een bijkomende vergoeding oplevert van 648,29 EUR. Het brutoloon voor de volledige cyclus bedraagt 3.287,01 EUR.

In deze situatie vermeldt u als tijdseenheid van het loon "week", als cyclus "8" (de cyclus slaat op 8 weken) en als basisbedrag van het loon " 3.287,01 EUR" (het globale brutoloon loon voor de volledige cyclus van 8 weken).

Voorbeeld 2

Een arbeider van wie het vaste bruto-uurloon 9,92 EUR bedraagt, ontvangt een premie van 25 % voor de ochtend- en avondploeg en een premie van 50% voor de nachtploeg. Hij werkt in een cyclus van 4 weken van 38 uur per week. De eerste week werkt hij in de ochtendploeg, de tweede week in de dagploeg, de derde week in de avondploeg en de vierde week in de nachtploeg. Hij ontvangt dus voor de eerste week 471 EUR, voor de tweede week 376,80 EUR, voor de derde week 471 EUR en voor de vierde week 565,20 EUR.

In deze situatie is de tijdseenheid de week, de cyclus het cijfer "4" (de cyclus slaat op 4 weken) en het basisbedrag van het loon komt overeen met het volledige loon voor de vier weken, namelijk 1.884 EUR.

De werkgever zal slechts uitzonderlijk de arbeidscyclus moeten opgeven.

Zo moet bijvoorbeeld voor een werknemer die halftijds werkt in een cyclus van twee maanden (één maand voltijds met een brutomaandloon van 1.735,25 EUR en één maand zonder arbeidsprestaties) niet het loon worden opgegeven voor de arbeidscyclus van twee maanden, maar wel het gemiddelde loon op maandbasis, hetzij: 1.735,25 EUR/2 = 867,63 EUR.

Voor een bediende bijvoorbeeld die 3/4de werkt in een cyclus van vier weken (drie weken voltijds en één week geen prestaties), moet niet het loon worden opgegeven voor een cyclus van vier weken, maar wel het gemiddelde maandloon.

Indien de cyclus niet eenduidig kan worden vastgesteld, geeft u bij voorkeur het loon op jaarbasis.

4.3 - Basisbedrag van het loon

Dit is het totale bedrag van het brutoloon (overeenstemmend met een bepaalde tijdseenheid) waarop de werknemer, op basis van zijn arbeidsovereenkomst, " normaal" recht heeft op het tijdstip waarop hij werkloos wordt. Dit bedrag wordt door de sector werkloosheid omgezet naar een gemiddeld dagloon.

Het op te geven loon is dat waarop de werkloze werknemer "normaal" recht had in het kader van een normale tewerkstelling. Er moet dus geen rekening gehouden worden met dagen van tijdelijke werkloosheid, dagen van ongewettigde afwezigheid of dagen van arbeidsongeschiktheid.

Het gemiddeld dagloon omvat alle bedragen en voordelen waarop de werknemer aanspraak kan maken uit hoofde van de uitvoering van zijn arbeidsovereenkomst en waarop sociale zekerheidsbijdragen werden ingehouden (inclusief de voordelen in natura waarop RSZ-bijdragen zijn verschuldigd).

Premies en gelijkaardige voordelen die worden toegekend onafhankelijk van het aantal effectief gewerkte dagen tijdens het kwartaal van hun aangifte aan de inningsinstelling van de sociale zekerheidsbijdragen (in de DmfA aangegeven onder de looncode 2) zijn uitgesloten.

Volgende premies en voordelen zijn inzonderheid uitgesloten:
• het dubbel vakantiegeld en het aanvullend vakantiegeld;
• de eindejaarspremie of de extra premie die rond de jaarwisseling bovenop de eindejaarspremie wordt uitbetaald (bv. een 14de maand);
• de attractiviteitspremie ter aanvulling van de eindejaarspremie, voorzien in de CAO van 30.06.2006 (PC 305);
• de normale en bijkomende bezoldiging voor overuren (voltijdse werknemers) en meeruren betaald als overuren (deeltijdse werknemers);

Voorbeeld
Een werknemer presteert op zaterdag geregeld overuren die vergoed worden aan 150 %. De daaropvolgende maand worden die overuren gecompenseerd doordat hij voor een aantal uren overeenstemmend met het aantal overuren geen prestaties moet leveren. Voor het bepalen van het gemiddelde loon wordt de werknemer geacht steeds bezoldigd te worden aan 100 %. Het loonsupplement van 50 % voor de overuren wordt niet in rekening gebracht.

• voordelen en premies gekoppeld aan de duur van de tewerkstelling (bv. anciënniteitspremie) of aan de gerealiseerde winst (werknemersparticipaties);
• geschenken in natura in speciën of in de vorm van betaalbons (die eventueel onder het loonbegrip zouden vallen);
• de premie uitgekeerd aan de mentor, in het kader van een mentorschap zoals bedoeld bij artikel 36 van de wet van 05.09.2001 tot verbetering van de werkgelegenheidsgraad van de werknemers;
• terugbetaling van kosten door de werkgever (verplaatsingskosten, verblijfskosten, ARAB- vergoedingen, ...);
• maaltijd-, cultuur-, sport- en ecocheques die geen loon zijn voor de RSZ;
• niet-recurrente resultaatsgebonden voordelen (wet van 21.12.2007 betreffende de uitvoering van het interprofessioneel akkoord 2007-2008, CAO nr. 90 van 20.12.2007), zelfs indien deze het maximumbedrag overschrijden en het verschil tussen het maximumbedrag en het uitbetaalde bedrag aan niet-recurrent resultaatsgebonden voordeel onderworpen is aan de gewone RSZ-bijdragen.

Het begrip "gemiddeld" houdt in dat de arbeidscyclus in zijn geheel in aanmerking moet worden genomen. Wanneer het loon van de werknemer varieert tijdens de arbeidscyclus, moet een gemiddeld loon opgegeven worden en niet het loon dat van toepassing is op het moment dat het risico zich voordoet.

Voorbeeld 1

Een bediende werkt 3/4de van een voltijdse betrekking. Eén maand werkt hij halftijds voor een maandloon van 793,26 EUR. De tweede maand werkt hij voltijds voor een maandloon van 1.586,52 EUR. Het gemiddelde maandloon bedraagt op maandbasis dus 1.189,89 EUR.

Voorbeeld 2

Een werknemer werkt in een drieploegenstelsel. Hij wordt werkloos tijdens de week waarin hij werkt in de nachtploeg. Zijn uurloon in de nachtploeg bedraagt 6,94 EUR + 1,36 EUR aan premie = 8,30 EUR.

Gedurende de andere twee weken werkt hij één week in de dagploeg en één week in de avondploeg, en bedraagt zijn uurloon 6,94 EUR. De uitkering zal niet berekend worden op basis van het uurloon van 8,30 EUR, maar wel op basis van een gemiddelde uurloon, hetzij 7,3933 EUR. De werkgever mag in dit geval zelf het gemiddeld uurloon bepalen en moet dus enkel de tijdseenheid en het basisbedrag van de bezoldiging per uur meedelen.

4.4 - Basisbedrag van de bezoldiging voor werknemers die per uur betaald worden

Deze zone moet enkel worden ingevuld voor werknemers voor wie de tijdseenheid van het loon het uur is.

Hier geeft u het bedrag van het normale gemiddelde uurloon op (uitgedrukt tot op de eurocent nauwkeurig). Zie hierboven voor meer uitleg over de in rekening te brengen looncomponenten en de begrippen "normaal" en "gemiddeld".

4.5 - Specifieke situaties

  • Vast loon met daarboven een variabel deel
    Indien er een vast loon is, verhoogd met variabele premies, dan wordt het recentste bedrag van het vaste loon verhoogd met het gemiddelde van de premies van de voorbije periode van tewerkstelling. Het variabel gemiddelde wordt berekend op de duur van de betro kken tewerkstelling, begrensd tot maximaal 12 maanden. Het is bv. het geval voor de taxichauffeurs die een gewaarborgd gemiddeld minimum maandinkomen (GGMMI) ontvangen, eventueel verhoogd met een toeslag op basis van hun prestaties en/of aanwezigheidsuren.
  • Voor werknemers die volledig of gedeeltelijk met commissielonen worden betaald, vermeldt de werkgever het loon voor de 4 trimesters (jaar) voorafgaand aan dat waarin de werknemer werkloos wordt.
  • Voor de chauffeurs van het goederentransport en de verhuisbedrijven (PC 140.03 en 140.05) wordt ook rekening gehouden met het loon voor de beschikbaarheidsuren (ook wachtvergoeding genoemd) als de werknemer gewoonlijk dat loon ontvangt. Dit geldt eveneens voor begeleiders, d.i. werknemers die geen chauffeurs zijn en die recht hebben op loon voor de beschikbaarheidsuren. . Er wordt rekening gehouden met een verhoogd uurloon dat gelijk is aan het gewone uurloon vermeerderd met het gemiddelde wekelijkse bedrag voor de beschikbaarheidsuren (beperkt tot 22 uren per week) gedeeld door 38.
  • Voor contractuele werknemers bezoldigd door de overheid, vermeldt de werkgever de geïndexeerde brutojaarwedde of maandwedde inclusief de haard-en standplaatsvergoeding. Voor statutaire ambtenaren wordt de haard-en standplaatsvergoeding niet opgenomen. De competentiepremie die de overheid beta alt naar aanleiding van het slagen in een gecertificeerde opleiding, maakt deel uit van het theoretisch gemiddeld brutoloon. Indien de werkgever een maandloon vermeldt, verhoogt de werkgever dit loon met 1/12de van de competentiepremie.
  • Voor werknemers met verminderde prestaties omwille van tijdskrediet of loopbaanonderbreking, vermeldt de werkgever het loon dat overeenstemt met de verminderde prestaties. De RVA zal dit loon omzetten naar het loon dat de werknemer zou verdiend hebben indien hij zijn prestaties niet had verminderd, en dan het bedrag van de uitkeringen bepalen.
  • Voor werknemers met een volledige onderbreking van de beroepsloopbaan in het kader van tijdskrediet of loopbaanonderbreking, vermeldt de werkgever het loon dat de werknemer zou verdiend hebben indien hij verder voltijds was blijven werken en dus zijn loopbaan niet had onderbroken.
  • Voor de werknemers in de horecasector met forfaitaire daglonen worden de supplementen voor het weekend en de feestdagen niet opgenomen. De werkgever vermeldt het forfaitair dagloon in de 6-dagenweek.
  • Voor de werknemers met een arbeidsovereenkomst als startbaanovereenkomst die een 90%-loon ontvangen en voor wie de werkgever 10% spendeert aan opleiding, vermeldt de werkgever als theoretisch gemiddeld brutoloon het 100%-loon.
  • De verplaatsingsvergoeding die de dienstenchequewerknemer ontvangt voor de verplaatsingstijd tussen 2 gebruikers, wordt beschouwd als loon.
  • Voor de artiesten (werknemerskengetal 046) die vergoed worden per prestatie (per taak of per stuk), geeft u het trimester aan als tijdseenheid van de bezoldiging en vermeldt u als basisbedrag van het loon het totaal brutobedrag betaald voor de prestatie. Voor deze werknemers moet u bijkomend hun statuut vermelden (u hebt de keuze tussen een werknemer verbonden door een arbeidsovereenkomst – statuut “A1” – en een werknemer wiens prestaties in toepassing van artikel 1bis van de wet van 27.06.1969 onderworpen zijn aan de sociale zekerheid van de loontrekkenden - statuut “A2”) en als bezoldigingswijze “taakloon of stukloon of per prestatie” opgeven.

5 - Vakantiedagen of -uren uitgeput tijdens de tewerkstelling

De werkgever vermeldt het vakantieregime dat van toepassing is: privé-sector, openbare sector of geen van beide.

Indien het vakantieregime van de privé-sector van toepassing is, moet de werkgever ook vermelden:

  • het aantal dagen (voor voltijdsen) of uren (voor deeltijdsen) wettelijke vakantie dat de werknemer opgenomen heeft sinds januari van het lopende jaar en tijdens de tewerkstelling waarop de aangifte betrekking heeft (code 1 bij batchaangiften);
  • het aantal dagen (voor voltijdsen) of uren (voor deeltijdsen) aanvullende vakantie bij activiteitsaanvang of -hervatting (art. 17bis wet van 28.06.1971) dat de werknemer opgenomen heeft sinds januari van het lopende jaar en tijdens de tewerkstelling waarop de aangifte betrekking heeft (code 11 bij batchaangiften).

Dit gegeven laat de sector werkloosheid toe na te gaan of de werknemer nog recht heeft op dagen betaalde vakantie. Betaalde vakantiedagen kunnen niet met werkloosheidsuitkeringen worden gecumuleerd. Vult u niets in, dan zal de sector werkloosheid ervan uitgaan dat de werknemer nog geen vakantie heeft genomen in het lopende jaar.

Voorbeeld:

De werknemer is voltijds in dienst sinds 01.02, neemt verlof op 01.03 en 02.03 en wordt ontslagen op 31.03: de werkgever vermeldt 2 dagen wettelijke vakantie in de aangifte sociaal risico.

Dezelfde werknemer wordt opnieuw in dienst genomen door dezelfde werkgever op 15.04, en wordt ontslagen op 30.06 zonder verlof genomen te hebb en: de werkgever vermeldt 0 dagen genomen wettelijke vakantie in de aangifte sociaal risico.

Onder vakantieregeling van toepassing op de privésector moet men verstaan de regeling van de jaarlijkse vakantie van de werknemers (gecoördineerde wetten van 28.6.1971 en het uitvoeringsbesluit van 30.3.1967).

De vakantieregeling van toepassing op de openbare sector (die eveneens van toepassing is op de contractuele personeelsleden in openbare dienst) is vastgelegd in:

- het koninklijk besluit van 19.11.1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen (overhe idsadministraties), dat de duur van de vakantie bepaalt, en

- het koninklijk besluit van 30.1.1979 betreffende het vakantiegeld toegekend aan da agenten van de Algemene Administratie van het Koninkrijk, dat de modali te iten bepaalt voor de berekening van het vakantiegeld.

6 - Specifieke gegevens bij het subrisico stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag (voorheen brugpensioen) (type 002)

U moet hier het toepasselijke stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag meedelen. U duidt aan of de invoering van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag gebeurt in het kader van:

1 = het stelsel vanaf 60/62 jaar (CAO nr. 17 of sectorale of ondernemings-CAO)

3 = het stelsel vanaf 58 jaar met 33 jaar beroepsverleden (sectorale CAO)

5 = het stelsel vanaf 56/58/60 jaar met 40 jaar beroepsverleden (CAO NAR)

6 = een collectief akkoord

7 = een erkenning als onderneming in moeilijkheden of herstructurering.

8 = het stelsel vanaf 58 jaar met 35 jaar beroepsverleden en uitsluitend wanneer ernstige lichamelijke problemen of mindervalide (CAO NAR)

9 = het stelsel vanaf 58 jaar met 35 jaar beroepsverleden en uitsluitend indien zwaar beroep (sectorale of ondernemings-CAO)

10 = stelsel vanaf 58 jaar met 25 jaar beroepsverleden of 55 jaar met 38 jaar beroepsverleden (stads- en streekvervoer)

In geval het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag voortvloeit uit een sectorale of een ondernemings-CAO, moet u eveneens gegevens met betrekking tot deze CAO invullen.

In geval van een sectorale CAO volstaat het registratienummer. Kent u dit nummer niet, dan moet u de datum van neerlegging op de griffie van de dienst Collectieve Arbeidsbetrekkingen op de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal overleg en de geldigheidsduur van de sectorale CAO meedelen.

In geval van een ondernemings-CAO, moet u meedelen: het registratienummer (indien u dit nummer kent), de datum van neerlegging op de griffie van de dienst Collectieve Arbeidsbetrekkingen op de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal overleg en de geldigheidsduur van de CAO.

Betreft het een invoering van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag in het kader van een erkenning als onderneming in moeilijkheden of herstructurering, dan moet u meedelen of de onderneming al dan niet overging tot een collectief ontslag. Zo ja, dan moet u de datum van aankondiging van het collectief ontslag opgeven.
Met datum van aankondiging van collectief ontslag wordt bedoeld: de datum waarop aan de vertegenwoordigers van de werknemers de intentie werd meegedeeld om over te gaan tot collectief ontslag in toepassing van artikel 6 van de CAO nr. 24 van 02.10.1975.

De gegevens rond de vervangingsplicht (de identificatiegegevens van de vervanger indien de vervanger al gekend is) of de eventuele vrijstelling van vervangingsplicht worden hier vermeld. De werkgever deelt de reden tot vrijstelling mee, en, in voorkomend geval, ofwel het werkloosheidsbureau dat de beslissing nam indien het een beslissing van het werkloosheidsbureau betreft, ofwel de datum van de beslissing door de minister, indien het een beslissing van de minister betreft.

7 - Het papieren formulier C4ASR

Wanneer de werkgever gebruik maakt van een elektronische aangifte sociaal risico werkloosheid scenario 1, moet hij het formulier C4ASR invullen (of het formulier C4ASR-SWT in geval van werkloosheid met bedrijfstoeslag) en eventueel het formulier BIJLAGE-C4-GENERATIEPACT, en deze formulieren overhandigen aan de werknemer.

Manueel in te vullen gegevens

U moet op het formulier C4ASR of C4ASR-SWT alle relevante gegevens invullen met betrekking tot de manier waarop de tewerkstelling is beëindigd en de betaalde vergoedingen als gevolg van het beëindigen van de arbeidsovereenkomst.

7.1 - DEEL B - Gegevens betreffende de wijze waarop de tewerkstelling is beëindigd

In deze rubriek vermeldt u de wijze waarop de arbeidsovereenkomst van uw werknemer werd beëindigd.

Opgelet: het is mogelijk dat u verschillende vakjes moet aanvinken.

Voorbeeld: wanneer u uw werknemer een opzeggingstermijn hebt betekend en de arbeidsovereenkomst tijdens de opzeggingstermijn wordt beëindigd door verbreking of ingevolge overmacht. In dat geval moet u de vakjes 1 ‘door opzegging door de werkgever’ en 5 ‘ingevolge overmacht’ aanvinken.

Opgelet: in sommige situaties moet u het veld ‘juiste oorzaak van de werkloosheid’ invullen. De sector werkloosheid kan onder andere op basis van die informatie het onvrijwillige karakter van de werkloosheid nagaan. Dat is namelijk een van de essentiële voorwaarden voor uw werknemer om tot de werkloosheid te worden toegelaten.

In de onderstaande tabel vindt u de verschillende mogelijke situaties:

SITUATIE

IN TE VULLEN DATUM

OORZAAK WERKLOOSHEID INVULLEN?

Opzegging door de werkgever

Datum van verzending van de aangetekende brief of datum van betekening bij deurwaardersexploot

JA

Verbreking door de werkgever

Einddatum van de arbeidsovereenkomst

JA

Door de werknemer

Datum van de vrijwillige werkverlating door de werknemer

NEE

In onderling akkoord

Datum van het akkoord betreffende het einde van de arbeidsovereenkomst

JA

Ingevolge overmacht

Datum waarop de overmacht werd ingeroepen, door de werkgever of door de werknemer

JA

Arbeidsovereenkomst voor bepaalde duur

Einddatum van de overeenkomst voor bepaalde duur

NEE

7.2 - DEEL C - Gegevens betreffende de vergoeding betaald n.a.v. de beëindiging van de tewerkstelling

Belangrijke opmerkingen voor het juist invullen van dit deel

Deze rubriek is zeer belangrijk voor de sector werkloosheid. Ze maakt het immers mogelijk om na te gaan of de regels inzake de opzeg (vorm, duur) werden nageleefd en of er vergoedingen zijn toegekend aan uw werknemer die eventueel niet cumuleerbaar zijn met werkloosheidsuitkeringen.

Combinatie van mogelijkheden

Net als onder deel B , is het mogelijk dat u meerdere vakjes moet aanvinken.

Voorbeeld:
U betekent een opzeggingstermijn die loopt van 01.04.2013 tot en met 30.06.2013, maar u verbreekt de arbeidsovereenkomst op 31.05.2013, d.w.z. tijdens de nog lopende opzeggingstermijn, en u betaalt een verbrekingsvergoeding. In deze situatie heeft de werknemer 3 dagen jaarlijks verlof genomen in april. U vinkt de vragen 1 en 2 aan:
- Vraag 1: u vult alle gegevens in zoals initieel van toepassing, d.w.z. alsof de eventueel verlengde opzeggingstermijn normaal zou zijn geëindigd:
De opzeg dekt de periode van 01.04.2013 tot en met 30.06.2013.
De opzeg werd geschorst en verlengd tot 03.07.2013.
- Vraag 2: u vult de periode gedekt door de opzeggingsvergoeding in met als begindatum de dag na de verbreking en als einddatum de einddatum van de initieel betekende en eventueel verlengde opzeggingstermijn: van 01.06.2013 (= 1ste dag die volgt op de verbreking) tot 03.07.2013 (= oorspronkelijke einddatum van de geschorste en verlengde opzeggingstermijn).

Belangrijke uitleg die u moet lezen voordat u de vragen 1 en 2 invult indien de arbeidsovereenkomst begonnen is vóór 2014

Principe

Als de arbeidsovereenkomst van uw werknemer aanving vóór 2014 en hij dus zowel anciënniteit vóór 2014 als na 2013 heeft, wordt zijn anciënniteit in twee blokken opgesplitst:
- de anciënniteit vóór 2014 geeft recht op een opzeggingstermijn of -vergoeding volgens de oude wetgeving (deel A) (doorgaans uitgedrukt in maanden of dagen);
- de anciënniteit na 2013 geeft recht op een opzeggingstermijn of -vergoeding volgens de nieuwe wetgeving (deel B) (steeds uitgedrukt in weken).
Bij vraag 1 (opzeggingstermijn) en vraag 2 (opzeggingsvergoeding) vermeldt de werkgever onder het eerste vakje eerst de totale periode van de opzeggingstermijn of gedekt door de opzeggingsvergoeding en maakt hij vervolgens de opsplitsing in A en B.

Wanneer moet u niet opsplitsen in een deel A en een deel B?

In een aantal gevallen moet die opsplitsing tussen deel A en deel B niet worden gemaakt:
- wanneer de arbeidsovereenkomst van uw werknemer aanving na 31.12.2013, zelfs al is rekening gehouden met anciënniteit gelegen vóór 01.01.2014. In dat geval moet u de nieuwe wetgeving immers integraal toepassen;
- wanneer u uw werknemer ontslaat in het kader van een collectief ontslag dat is betekend vóór 01.01.2014, indien de cao die het collectief ontslag kadert bovendien is neergelegd vóór 01.01.2014. In dat geval gelden immers de opzeggingstermijnen van kracht op 31.12.2013;
- wanneer uw arbeider tewerkgesteld was in een sector waar er op 31.12.2013 een afwijkende opzeggingsregeling bestond, ingevoerd bij Koninklijk Besluit, en de opzeggingstermijn die concreet van toepassing is op uw werknemer op basis van die afwijkende regeling lager is dan wat voorzien is in het schema hierna:

Anciënniteit

Aantal weken opzeg door werkgever

Aantal weken opzeg door werknemer

< 3 maanden

2

1

>= 3 maanden en < 6 maanden

4

2

>= 6 maanden en < 5 jaar

5

2

>= 5 jaar en < 10 jaar

6

3

>= 10 jaar en < 15 jaar

8

4

>= 15 jaar en < 20 jaar

12

6

>= 20 jaar

16

8

In dat geval wordt de opzeggingstermijn immers bepaald volgens bovenstaand schema.

Wat als ik beslis om meer te betalen dan de delen A en B?

Betaalt u meer dan het totaal van A + B, dan:
- vermeldt u direct onder de vraag 1 of 2 de werkelijk betaalde termijn/periode (die langer is dan A + B),
- maakt u de theoretische opsplitsing in A en B (waarvan het totaal een kortere periode dekt dan de werkelijk betaalde periode),
- en vermeldt u ten slotte onder ‘opmerkingen’ dat u meer betaalde dan wettelijk voorgeschreven.

Deel A: afwijking voor de bedienden

Wanneer het jaarloon van uw bediende op 31.12.2013 bepaalde grenzen overschrijdt, geldt een afwijkende regeling voor de berekening van deel A.

Jaarloon op 31.12.2013

Indien opzeg door werkgever: A =

Indien opzeg door de bediende: A =

>= 32.254 euro en < 64.508 euro

1 maand / begonnen jaar anciënniteit
met een minimum van 3 maanden

1 ½ maand / begonnen periode van 5 jaar anciënniteit
met een maximum van 4 ½ maand

>= 64.508 euro

1 maand / begonnen jaar anciënniteit
met een minimum van 3 maanden

1 ½ maand / begonnen periode van 5 jaar anciënniteit
met een maximum van 6 maanden

In dat geval vermeldt u onder ‘opmerkingen’: ‘Jaarloon op 31.12.2013 = xxx; deel A beperkt tot yyy’.

Opmerking: er geldt geen afwijkende regeling indien het jaarloon < 32.254 euro bedraagt. De gewone regeling voorziet in dat geval 3 maanden per begonnen schijf van 5 jaar anciënniteit.

Deel B: afwijking voor de bedienden die ontslag nemen

Wanneer uw bediende zijn ontslag geeft en de maximale opzeggingstermijn op 31.12.2013 bereikt is, dan is deel B gelijk aan 0. Is de maximale opzeggingstermijn op 31.12.2013 niet bereikt, dan mag A + B niet hoger zijn dan 13 weken.
In dat geval vermeldt u onder ‘opmerkingen’: ‘de maximale opzeggingstermijn op 31.12.2013 is xxx  deel B wordt beperkt tot yyy.’
Ter herinnering: de maximale opzeggingstermijn op 31.12.2013 wordt als volgt bepaald in functie van het jaarloon:

Jaarloon op 31.12.2013

Opzegging door bediende
Maximale opzegtermijn =

< 32.254 euro

3 maanden

>=32.254 euro en < 64.508 euro

4 ½ maanden

>= 64.508 euro

6 maanden

Situatie 1: uw werknemer heeft een normaal loon ontvangen tijdens de opzeggingstermijn

U vermeldt eerst de periode gedekt door de initiële opzeggingstermijn.
Als de arbeidsovereenkomst van uw werknemer is begonnen vóór 2014, zie dan het vorige punt voor het berekenen van de delen A en B.
Als er zich een gebeurtenis heeft voorgedaan die de opzeggingstermijn verlengt, vermeldt u eerst de periode gedekt door de geschorste en verlengde opzeggingstermijn en vinkt u de motieven aan van de schorsing van de opzeg.
Als geen enkele gebeurtenis de opzeggingstermijn heeft verlengd, vinkt u het vakje ‘Deze termijn werd niet geschorst’ aan.
U vermeldt ten slotte de datum vanaf dewelke u rekening gehouden heeft met de anciënniteit van uw werknemer voor het berekenen van zijn opzeggingstermijn.

Situatie 2: uw werknemer heeft een opzeggingsvergoeding gekregen

Merk op: opzeggingsvergoeding = verbrekingsvergoeding.
U vermeldt eerst de periode gedekt door de gewone opzeggingsvergoeding.
Als de arbeidsovereenkomst van uw werknemer is begonnen vóór 2014, zie dan het vorige punt voor het berekenen van de delen A en B.
Vervolgens is het mogelijk dat u de vakjes betreffende het outplacement en de verbreking van de overeenkomst tijdens een periode van arbeidsongeschiktheid moet invullen.

We leggen u hieronder deze twee bijzondere situaties uit.

1ste bijzonder geval: outplacement leidt tot verkorting van de periode gedekt door de opzeggingsvergoeding

Wanneer uw werknemer recht heeft op een opzeggingstermijn of -vergoeding van minstens 30 weken, heeft hij recht op outplacement en wordt zijn opzeggingsvergoeding met 4 weken verminderd (4 weken opzeggingsvergoeding worden inderdaad aangerekend voor de waarde van het outplacement).
Dat vinkt u aan op het C4-formulier, onder vraag 2, tweede vakje, of de werknemer het outplacement aanvaardt of niet.
Werd uw werknemer eerst opgezegd, volgde hij outplacement tijdens de opzeggingstermijn en wordt de arbeidsovereenkomst vervolgens verbroken, dan worden de 4 weken verminderd in verhouding tot het aantal uren outplacement dat al werd gevolgd, volgens de formule:
28 – (x / 60) * 28
Waarbij x = het aantal uren outplacement dat reeds werd gevolgd.
En waarbij het resultaat naar de hogere eenheid wordt afgerond.
U vermeldt in de rubriek ‘opmerkingen’: ‘de werknemer heeft tijdens de opzeggingstermijn al xxx uren outplacement gevolgd.’.
Voorbeeld:
Reeds 32 uur outplacement gevolgd tijdens de opzeggingstermijn. Vervolgens wordt de arbeidsovereenkomst verbroken tegen betaling van een opzeggingsvergoeding.
=> de periode gedekt door de opzeggingsvergoeding wordt verminderd met 28 – (32 / 60) * 28 = 13,06 = 14 kalenderdagen
U vult het resultaat van de op die wijze verminderde periode gedekt door de opzeggingsvergoeding in onder vraag 2, vijfde vakje.

2de bijzonder geval: verbreking van de overeenkomst tijdens een arbeidsongeschiktheid

Wanneer u uw werknemer heeft ontslagen, en hij vervolgens arbeidsongeschikt wordt wegens ziekte of ongeval tijdens de opzeggingstermijn en de arbeidsoveree nkomst vervolgens wordt verbroken, mag u de periode van gewaarborgd loon sedert het begin van de arbeidsongeschiktheid waarin de overeenkomst werd verbroken, aftrekken van de periode gedekt door de opzeggingsvergoeding.
Dat vermeldt u op het C4-formulier, onder vraag 2, derde vakje.

Situatie 3: uw werknemer heeft een andere beëindigingsvergoeding ontvangen

Als u andere vergoedingen hebt betaald dan het loon tijdens de opzeggingstermijn of de opzeggingsvergoeding, is het mogelijk dat u die moet vermelden op de C4.
De volgende vergoedingen moeten worden vermeld op de C4:
- de uitwinningsvergoeding die aan een handelsvertegenwoordiger wordt toegekend (art. 101 Arbeidsovereenkomstenwet van 03.07.1978);
- de vergoeding die toegekend wordt in geval van toepassing van een concurrentiebeding (art. 65 en 86 Arbeidsovereenkomstenwet van 03.07.1978), gesloten in het kader van of tijdens de arbeidsovereenkomst of binnen 12 maanden na het einde van de arbeidsovereenkomst;
- de vergoedingen die worden betaald aan een werknemer wiens arbeidsovereenkomst in onderling akkoord is beëindigd of die het werk vrijwillig verliet.

U duidt aan of de vergoeding een bepaalde periode dekt, dan wel uitgedrukt wordt in een bedrag:
- Het gaat om een periode wanneer gedurende een periode het equivalent van het normale loon wordt betaald. In dat geval moet u die periode laten beginnen op de dag die volgt op het einde van de periode gedekt door de opzeggingstermijn of de opzeggingsvergoeding;
- Het gaat om een bedrag wanneer de vergoeding geen periode dekt, of wanneer die weliswaar een periode dekt, maar gedurende die periode meer of minder dan het normale loon wordt betaald. In dat geval vermeldt u dat bedrag zonder rekening te houden met het gedeelte dat eventueel betrekking heeft op het vakantiegeld of een eindejaarspremie.
Voorbeeld: wanneer de werkgever gedurende 5 maanden een vergoeding betaalt die per maand het dubbele van het normale loon bedraagt, vermeldt hij geen periode, maar een bedrag.

Opgelet: indien het gaat om een aanvulling bij de werkloosheidsuitkeringen, dan moet u die mogelijk aangeven door deel E en eventueel de BIJLAGE-C4-GENERATIEPACT in te vullen.
Opgelet: vergoedingen toegekend aan beschermde werknemers zoals de kandidaten en leden van de ondernemingsraad en van het comité voor veiligheid en gezondheid (Wet van 19.03.1991), syndicale afgevaardigden (cao nr. 5) of preventieadviseurs (Wet van 10.12.2002) vermeldt u onder vraag 2 (opzeggingsvergoeding). Vermeld dat ook onder ‘opmerkingen’.

7.3 - DEEL D – Gegevens generatiepact - bijlage-C4-generatiepact

U antwoordt op de vragen die worden gesteld om te bepalen of u het formulier BIJLAGE-C4-GENERATIEPACT al dan niet moet invullen.

U moet noch deel E noch een BIJLAGE-C4-GENERATIEPACT invullen voor uw werknemer als u onder de titel van deel E op het formulier C4-WERKLOOSHEIDSBEWIJS aanvinkt dat u niet onder de wet van 05.12.1968 over CAO’s valt, of dat u onder paritair comité 328 (stads- en streekvervoer) valt.

Alle andere werkgevers moeten de vragen beantwoorden die bepalen of ze het formulier BIJLAGE-C4-GENERATIEPACT al dan niet moeten invullen. Om dit te doen, kunt u zich behelpen met het infoblad E71, "BIJLAGE-C4-GENERATIEPACT" dat beschikbaar is op www.rva.be.

Belangrijke opmerking voor vraag 3: een bijlage C4-GENERATIEPACT betreffende outplacement moet enkel nog worden ingevuld wanneer het een werknemer van 45 jaar of meer betreft, die minstens één jaar anciënniteit telt, maar die geen recht heeft op minstens 30 weken opzeggingstermijn of -vergoeding. Degene die ongeacht zijn leeftijd recht heeft op minstens 30 weken opzeggingstermijn of -vergoeding, valt immers onder de nieuwe algemene regeling inzake outplacement vanaf 01.01.2014.

Meer informatie over outplacement, tewerkstellingscel en aanvullende vergoedingen is te vinden in de infobladen op www.rva.be.

Handtekening werkgever op het einde van rubriek I

Het formulier moet steeds voorzien zijn van de handtekening van de werkgever of zijn afgevaardigde en van de stempel van de firma.

Opmerking

Voor de werkgevers die online aangifte doen (via webaangifte) worden de volgende gegevens op het formulier C4ASR vooraf ingevuld:

  • INSZ werknemer
  • naam en voornaam werknemer
  • benaming werkgever
  • adres werkgever
  • ondernemingsnummer werkgever
  • inschrijvingsnummer RSZ(PPO) werkgever
  • ticketnummer van de aangifte
  • de periode van de verbrekingsvergoeding
  • het feit dat de werkgever ofwel niet onder de wet van 05.12.1968 betreffende de CAO's valt, ofwel onder het paritair comité 328, 328.01, 328.02 of 328.03 (stads- en streekvervoer) valt. In dat geval moet de werkgever geen Bijlage-C4-Generatiepact invullen. Werkgevers bijvoorbeeld die vallen onder de RSZPPO zullen in hun e-box geen Bijlage-C4-Generatiepact aangeboden krijgen.