Het portaal van de sociale zekerheid gebruikt cookies om de site gebruiksvriendelijker te maken.

Meer weten × Doorgaan

Vers le contenu de cette page

Wat invullen ?

1 - Maand met eerste jeugd- of seniorvakantiedag

Het betreft de maand in het vakantiejaar waarin zich de eerste dag bevindt waarvoor de werknemer jeugd- of seniorvakantie-uitkeringen aanvraagt.

De jeugd- en seniorvakantiedagen worden gegeven ter aanvulling van een onvolledig recht op gewone betaalde vakantie. Om de eerste dag jeugd- of seniorvakantie te kunnen vaststellen, zal de werkgever dus eerst berekenen hoe groot het onvolledige recht op gewone betaalde vakantie is (zie technische bijlage voor de werkgevers in het hoofdstuk "Bijkomende informatie").

2 - Berekeningsbasis van de uitkeringen

2.1 - Tijdseenheid van de bezoldiging

Voor elke jeugd- of seniorvakantiedag ontvangt de werknemer een uitkering die 65 % bedraagt van het begrensd brutoloon geldig op het tijdstip waarop hij voor het eerst (in het vakantiejaar) jeugd- of seniorvakantie neemt.

Voor de werknemers met een vast loon stelt de instelling van sociale zekerheid het gemiddelde dagloon vast onder andere aan de hand van de gegevens "tijdseenheid van de bezoldiging" en "basisbedrag van de bezoldiging".

U geeft het cijfer op dat overeenstemt met de tijdseenheid waarin het vaste loon is uitgedrukt : 1 voor het uur, 2 voor de dag, 3 voor de week, 4 voor de maand, 5 voor het kwartaal en 6 voor het jaar. Indien de werknemer per uur wordt betaald, moet u dus het cijfer "1" opgeven. Indien hij per maand wordt betaald, het cijfer "4".

De tijdseenheid van de bezoldiging is niet gebonden aan de frequentie van de uitbetalingsperiodes. Indien bijvoorbeeld het loon van de arbeider, zoals bepaald in zijn arbeidsovereenkomst, vastgesteld wordt per uur, moet u het uur opgeven als tijdseenheid, zelfs indien zijn loon wordt uitbetaald om de ve ertien dagen.

Voorbeeld 1

Een bediende die per maand betaald wordt, verdient een brutomaandloon van 1.611,31 EUR.

U duidt als tijdseenheid het cijfer "4" aan, wat overeenstemt met "de maand" , en vermeldt als basisbedrag van de bezoldiging het bedrag van het maandloon (=1.611,31 EUR).

Voorbeeld 2

Een arbeider werkt 38 uur per week in een vast arbeidsregime van 5 dagen per week, en ontvangt een bruto-uurloon van 10,41 EUR.

U duidt als tijdseenheid het cijfer "1" aan, wat overeenstemt met "het uur", en vermeldt als basisbedrag van de bezoldiging het bedrag van het uurloon (=10,41 EUR).

Voorbeeld 3

Een arbeider werkt 8 uur per dag in een tewerkstellingsregime van 5 dagen per week, dit gedurende 3 weken, en 4 dagen van 8 uur per dag gedurende de vierde week. Zijn bruto-uurloon bedraagt 10,41 EUR.

De werkgever duidt als tijdseenheid het cijfer "1" aan, wat overeenstemt met "het uur", en vermeldt als basisbedrag van de bezoldiging het bedrag van 10,41 EUR.

U moet het gegeven "tijdseenheid van de bezoldiging" ook invullen om de tijdseenheid van de arbeidscyclus op te geven voor de werknemers met een variabel loon, wat hieronder verder wordt toegelicht.

2.2 - Cyclus

Dit gegeven laat de sector werkloosheid toe het gemiddeld dagloon te bepalen van de werknemers met een variabel loon en voor wie dus het meedelen van de tijdseenheid en het basisbedrag van de bezoldiging niet volstaat. Dit is bijvoorbeeld het geval voor werknemers die in een ploegenstelsel werken met een variabel uurloon of die gedeeltelijk betaald worden per geproduceerde eenheid en van wie het volledige loon dus verandert in functie van hun persoonlijke productiviteit.

In deze situaties moet u "de tijdseenheid van de bezoldiging" (bijvoorbeeld de week of de maand), "de cyclus" (het aantal tijdseenheden) en "het basisbedrag van de bezoldiging" meedelen.

Voorbeeld 1

Een arbeider werkt 38 uur per week. Zijn arbeidscyclus bedraagt 8 weken. Hij ontvangt een vast uurloon van 8,68 EUR (8 x 38 u x 8,68 EUR = 2.637,72 EUR voor 8 weken). Hij ontvangt ook een toeslag per geproduceerde eenheid, die hem voor de volledige cyclus van 8 weken een bijkomende vergoeding oplevert van 648,29 EUR. Het brutoloon voor de volledige cyclus bedraagt 3.287,01 EUR.

In deze situatie vermeldt u als tijdseenheid van de bezoldiging "3" (arbeidscyclus uitgedrukt in weken), als cyclus "8" (de cyclus slaat op 8 weken) en als basisbedrag van de bezoldiging "3.287,01 EUR" (het globale brutoloon loon voor de volledige cyclus van 8 weken).

Voorbeeld 2

Een arbeider van wie het vaste bruto-uurloon 9,92 EUR bedraagt, ontvangt een premie van 25 % voor de ochtend- en avondploeg en een premie van 50% voor de nachtploeg. Hij werkt in een cyclus van 4 weken van 38 uren per week. De eerste week werkt hij in de ochtendploeg, de tweede week in de dagploeg, de derde week in de avondploeg en de vierde week in de nachtploeg. Hij ontvangt dus voor de eerste week 471 EUR, voor de tweede week 376,80 EUR, voor de derde week 471 EUR en voor de vierde week 565,20 EUR.

In deze situatie moet als tijdseenheid het cijfer "3" worden aangeduid (de tijdseenheid van de cyclus, namelijk de week), als cyclus het cijfer "4" (de cyclus slaat op 4 weken) en als basisbedrag van de bezoldiging het volledige loon voor de vier weken, namelijk 1.884 EUR.

Er moet worden opgemerkt dat de werkgever eerder uitzonderlijk de arbeidscyclus zal moeten opgeven.

Zo moet bijvoorbeeld voor een werknemer die halftijds werkt in een cycl us van twee maanden (één maand voltijds met een brutomaandloon van 1.735,25 EUR en één maand zonder arbeidsprestaties) niet het loon worden opgegeven voor de arbeidscyclus van twee maanden, maar wel het gemiddeld loon op maandbasis, h etzij: 1.735,25 EUR /2 = 867,63 EUR.

Voor een bediende bijvoorbeeld die 3/4de werkt in een cyclus van vier weken (drie weken voltijds en één week geen prestaties), moet niet het loon worden opgegeven voor een cyclus van vier weken, maar wel het gemiddelde maandloon.

Indien ook de cyclus niet eenduidig kan worden vastgesteld, geeft u bij voorkeur het loon op op jaarbasis (tijdseenheid van de bezoldiging = "6").

2.3 - Basisbedrag van de bezoldiging

Dit is het totale bedrag van het brutoloon (overeenstemmend met een bepaalde tijdseenheid) waarop de werknemer, op basis van zijn arbeidsovereenkomst, " normaal" en "gemiddeld" recht heeft op het tijdstip waarop hij voor het eerst jeugd- of seniorvakantie neemt. Dit bedrag wordt door de instelling van sociale zekerheid omgezet naar een gemiddeld dagloon.

Het begrip "gemiddeld" houdt in dat de arbeidscyclus in zijn geheel in aanmerking moet worden genomen. Wanneer het loon van de werknemer varieert tijdens de arbeidscyclus, moet een gemiddeld loon opgegeven worden en niet het loon dat van toepassing is op het moment dat het risico zich voordoet.

Voorbeeld 1

Een bediende werkt 3/4de van een voltijdse betrekking. Eén maand werkt hij halftijds voor een maandloon van 793,26 EUR. De tweede maand werkt hij voltijds voor een maandloon van 1.586,52 EUR. Het gemiddelde maandloon bedraagt op maandbasis dus 1.189,89 EUR.

Voorbeeld 2

Een werknemer werkt in een drieploegenstelsel. Hij wordt werkloos tijdens de week waarin hij werkt in de nachtploeg. Zijn uurloon in de nachtploeg bedraagt 6,94 EUR + 1,36 EUR aan premie = 8,30 EUR.

Gedurende de andere twee weken werkt hij één week in de dagploeg en één week in de avondploeg, en bedraagt zijn uurloon 6,94 EUR. De uitkering zal niet berekend worden op basis van het uurloon van 8,30 EUR, maar wel op basis van een gemiddelde uurloon, hetzij 7,3933 EUR. De werkgever mag in dit geval zelf het gemiddeld uurloon bepalen en moet dus enkel de tijdseenheid en het basisbedrag van de bezoldiging per uur meedelen.

A. Maakt deel uit van het loon

Het gemiddeld dagloon omvat alle bedragen en voordelen waarop de werknemer aanspraak kan maken uit hoofde van de uitvoering van zijn arbeidsovereenkomst en waarop sociale zekerheidsbijdragen werden ingehouden (inclusief de voordelen in natura waarop RSZ-bijdragen zijn verschuldigd).

Het op te geven loon is dat waarop de werkloze werknemer "normaal" recht had in het kader van een normale tewerkstelling. Er moet dus geen rekening gehouden worden met dagen van tijdelijke werkloosheid, dagen van ongewettigde afwezigheid of dagen van arbeidsongeschiktheid.

B. Maakt geen deel uit van het loon

  • de compenserende toeslag, vrijgesteld van RSZ-bijdragen en van fiscale inhoudingen, die de werkgever in toepassing van artikel 33bis, § 4, van de wet van 24.12.1999 ter bevordering van de werkgelegenheid betaalt aan de werknemer van minder dan 21 jaar met een startbaanovereenkomst voor wie een verminderd loon wordt betaald;
  • premies en gelijkaardige voordelen die worden toegekend onafhankelijk van het aantal effectief gewerkte dagen tijdens het kwartaal van hun aangifte aan de inningsinstelling van de sociale zekerheidsbijdragen (in de DmfA aangegeven onder de looncode 2)

    Volgende premies en voordelen zijn inzonderheid uitgesloten:

    • eindejaarpremie of extra premie die rond de jaarwisseling bovenop de eindejaarspremie wordt betaald (bv. een 14de maand);
    • attractiviteitspremie (ter aanvulling van de eindejaarspremie) – CAO van 30.06.2006 voor het PC 305;
    • geschenken in natura of in geld of in de vorm van waardebons (die eventueel onder de notie van loon vallen);
    • voordelen en premies gekoppeld aan de duur van de tewerkstelling of aan de gerealiseerde opbrengst (bv. anciënniteitspremie, winstdeling, werknemersparticipaties);
    • premie uitgekeerd aan de mentor, in het kader van een mentorschap zoals bedoeld bij artikel 36 van de wet van 5 september 2001 tot de verbetering van de werkgelegenheidsgraad van de werknemers;
    • verschil tussen het maximumbedrag en het bedrag betaald als niet-recurente resultaatsgebonden voordelen, onderworpen aan de RSZ (wet van 21 december 2007 betreffende de uitvoering van het interprofessioneel akkoord 2007-2008, CAO nr. 90 van 20 december 2007);
  • niet-recurrente resultaatsgebonden voordelen tot het maximumbedrag, niet onderworpen aan de RSZ – in de DmfA enkel aan te geven op het niveau van de werknemersbijdragen (wet van 21 december 2007 betreffende de uitvoering van het interprofessioneel akkoord 2007-2008, CAO nr. 90 van 20 december 2007);
  • terugbetaling van kosten door de werkgever (verplaatsingskosten, verblijfskosten, ARAB- vergoedingen, ...);
  • maaltijd-, cultuur-, sport- en ecocheques die geen loon zijn voor de RSZ;
  • de normale en bijkomende bezoldiging voor overuren (voltijdse werknemers) en meeruren betaald als overuren (deeltijdse werknemers);

    Voorbeeld

    Een werknemer presteert op zaterdag geregeld overuren die vergoed worden aan 150 %. De daaropvolgende maand worden die overuren gecompenseerd doordat hij voor een aantal uren overeenstemmend met het aantal overuren geen prestaties moet leveren. Voor het bepalen van het gemiddelde loon wordt de werknemer geacht steeds bezoldigd te worden aan 100 %. Het loonsupplement van 50 % voor de overuren wordt niet in rekening gebracht.

  • mobiliteitsvergoeding (artikel 3, eerste lid, 2°, van de wet van 30 maart 2018 betreffende de invoering van een mobiliteitsvergoeding);
  • mobiliteitsbudget bedoeld in de wet van 17 maart 2019 betreffende invoering van een mobiliteitsbudget dat wordt gebruikt voor de financiering van een milieuvriendelijke bedrijfswagen of van duurzame vervoermiddelen;
  • het dubbel vakantiegeld en het aanvullend vakantiegeld
  • haard- en standplaatstoelage (statutaire personeelsleden overheidsdiensten);
  • voordelen in natura (zonder RSZ-bijdragen).


C. Specifieke situaties

  • Vast loon met daarboven een variabel deel
    Indien er een vast loon is, verhoogd met variabele premies, dan wordt het recentste bedrag van het vaste loon verhoogd met het gemiddelde van de premies van de voorbije periode van tewerkstelling. Het variabel gemiddelde wordt berekend op de duur van de betro kken tewerkstelling, begrensd tot maximaal 12 maanden. Het is bv. het geval voor de taxichauffeurs die een gewaarborgd gemiddeld minimum maandinkomen (GGMMI) ontvangen, eventueel verhoogd met een toeslag op basis van hun prestaties en/of aanwezigheidsuren.
  • Voor werknemers die volledig of gedeeltelijk met commissielonen en voor de vrijwillige brandweerlieden, de vrijwillige ambulanciers of de vrijwilligers van de civiele bescherming, worden betaald, vermeldt de werkgever het loon voor de 4 trimesters (jaar) voorafgaand aan dat waarin de werknemer werkloos wordt.
  • Voor de chauffeurs van het goederentransport en de verhuisbedrijven (PC 140.03 en 140.05) wordt ook rekening gehouden met het loon voor de beschikbaarheidsuren (ook wachtvergoeding genoemd) als de werknemer gewoonlijk dat loon ontvangt. Dit geldt eveneens voor begeleiders, d.i. werknemers die geen chauffeurs zijn en die recht hebben op loon voor de beschikbaarheidsuren. Er wordt rekening gehouden met een verhoogd uurloon dat gelijk is aan het gewone uurloon vermeerderd met het gemiddelde, wekelijkse bedrag voor de beschikbaarheidsuren (beperkt tot 22 uren per week) gedeeld door 38.
  • Voor de werknemers in de horecasector met forfaitaire daglonen worden de supplementen voor het weekend en de feestdagen niet opgenomen. De werkgever vermeldt het forfaitair dagloon in de 6-dagenweek.
  • Voor de werknemers met een arbeidsovereenkomst als startbaanovereenkomst die een 90%-loon ontvangen en voor wie de werkgever 10% spendeert aan opleiding, vermeldt de werkgever als theoretisch gemiddeld brutoloon het 100%-loon.
  • De verplaatsingsvergoeding die de dienstenchequewerknemer ontvangt voor de verplaatsingstijd tussen 2 gebruikers, wordt beschouwd als loon.

2.4 - Basisbedrag van de bezoldiging voor werknemers die per uur betaald worden

Hier geeft u het bedrag van het normale gemiddelde uurloon op. Zie hierboven voor meer uitleg over de in rekening te brengen looncomponenten en het begrip " normaal".

3 - Vakantiesector

U duidt aan welke vakantieregeling van toepassing is: privé-sector (code 1), openbare sector (code 2) of geen van beide (code 3).

4 - Detail vakantie-uren

Met de twee verplichte zones "code vakantie" en "aantal vakantie-uren" (zie hieronder) deelt u mee hoeveel betaalde vakantie uw werknemer al heeft opgenomen tijdens de kalendermaanden die voorafgaan aan de maand in het vakantiejaar waarin hij voor het eerst jeugd- of seniorvakantie neemt.

Het betreft alle voorafgaande kalendermaanden tijdens dewelke de werknemer bij u in dienst was, maar ten vroegste vanaf januari van het vakantiejaar.

Dit gegeven is essentieel om uw werknemer de uitkeringen toe te kennen waarop hij recht heeft.

U moet beide zones altijd invullen, dus ook als uw werknemer in de voorgaande maanden nog geen vakantie bij u genomen heeft.

4.1 - Code vakantie

Het betreft de uren vakantie, inclusief aanvullende vakantie art. 17bis Wet van 28.06.1971, genomen in de vorige maanden van het kalenderjaar.

In geval van een batchaangifte vermeldt u steeds de waarde '7'.

4.2 - Aantal vakantie-uren

Deze zone moet de som van alle betaalde vakantie-uren, inclusief de uren aanvullende vakantie art. 17bis Wet van 28.06.1971 (de " europese vakantie"), bevatten die genomen werden sinds 1 januari van het vakantiejaar tot en met de maand die voorafgaat aan de eerste maand met jeugd- of seniorvakantie.

In geval van verschillende tewerkstellingen bij dezelfde werkgever in de loop van de eerste maand met jeugd- of seniorvakantie, moeten alle betaalde vakantie-uren (wettelijk en aanvullend) die genomen werden sinds 1 januari van het vakantiejaar tot en met de einddatum van de tewerkstelling die voorafgaat aan de eerste tewerkstelling met jeugd- of seniorvakantie worden meegeteld voor deze rubriek. Met andere woor den, slaat de ASR op een tewerkstelling waarvan de begindatum valt in de eerste maand met jeugd- of seniorvakantie, dan moeten ook de betaalde vakantie-uren (wettelijk en aanvullend) gelegen in deze maand en gelegen vóór de begindatum van de tewerkstelling worden meegedeeld.

Voorbeeld

Een werknemer werkt in een arbeidsregeling van 15/38 per week tot en met 14 april. Vanaf 15 april verhoogt zijn arbeidsregeling naar 25/38. In maart heeft de jongere één week betaalde vakantie (15 uren) genomen. Begin april neemt de jongere nog één week betaalde vakantie (15 uren). Hij neemt vervolgens voor de eerste keer één week jeugdvakantie eind april.

Er wordt een ASR verricht voor het vaststellen van het recht op jeugdvakantie die betrekking heeft op de tewerkstelling met als aanvangsdatum 15 april en als arbeidsregeling 25/38 (betreft de eerste tewerkstelling met jeugdvakantie).

In deze rubriek moeten 30 uren betaalde vakantie worden vermeld (15 uren genomen in maart en 15 uren genomen begin april in de tewerkstelling met arbeidsregeling 15/38).

Vakantie genomen bij andere werkgevers moet u niet vermelden.

Als uw werknemer, sinds hij bij u in dienst kwam, nog geen betaalde vakantie heeft genomen in het lopende vakantiejaar, moet u de waarde '0' invullen.

5 - Commentaar bij de aangifte

Hier kunt u eventuele verdere uitleg geven in verband met deze aangifte.