Het portaal van de sociale zekerheid gebruikt cookies om de site gebruiksvriendelijker te maken.

Meer weten × Doorgaan

Vers le contenu de cette page

Tussentijdse instructies - 2019/4

Inhoud

Mobiliteitsvergoeding (cash-for-cars)

(26/02/2020)

Het arrest van het Grondwettelijk Hof nr. 11/2020 van 23 januari 2020, dat de wet van 30 maart 2018 betreffende de invoering van een mobiliteitsvergoeding vernietigt, werd op 24 februari 2020 in het Staatsblad gepubliceerd. Dit heeft als gevolg dat:

  • er geen mogelijkheid meer is om nog een bedrijfswagen om te ruilen voor een 'mobiliteitsvergoeding' (cash-for-cars) vanaf 24 februari 2020;
  • dat de gevolgen van de vernietigde wet worden gehandhaafd tot nieuwe wetsbepalingen in werking treden en uiterlijk tot en met 31 december 2020.

Aangifte van kleine statuten (niet-onderworpen stages)

(24/02/2020)

De wet van 21 december 2018 (BS van 17 januari 2019) regelt een veralgemeende verzekerbaarheid voor arbeidsongevallen van niet aan de socialezekerheidsbijdragen onderworpen stagiairs.

De voorziene datum van inwerkingtreding is 1 januari 2020 en geldt ook voor de op deze datum lopende opleidings- en stageovereenkomsten. Hogescholen en universiteiten, hebben in het verleden nooit een Dimona gedaan voor hun studenten. Dit was ook niet verplicht. Andere opleidingsinstellingen waarvoor een Dimona evenmin verplicht was, werden geadviseerd een Dimona DWD te doen voor stages buiten de opleidingsinstelling. Zij moeten nu allemaal een verrijkte Dimona aangifte doen vanaf 1 januari 2020.

Omdat het om de opstart van een systeem gaat midden in het school- of academiejaar, ook voor de lopende opleidings- en stageovereenkomsten, en omdat nog niet iedereen zich voldoende heeft kunnen organiseren om de aangiftes in te dienen, is er een akkoord om een zekere tolerantie te hanteren voor:

  • de aangifte van de op 1 januari 2020 reeds lopende opleidings- en stageovereenkomsten door scholen, hogescholen, universiteiten en opleidingsinstellingen voor de stages waarvoor ze zelf aangever zijn, zodat men zich in regel kan stellen tot 30 juni 2020 zonder repercussies naar de aangever toe.
  • de aangifte van de vanaf 1 januari 2020 aangevangen nieuwe opleidings- en stageovereenkomsten door scholen, hogescholen, universiteiten en opleidingsinstellingen voor de stages waarvoor ze zelf aangever zijn, zodat men zich in regel kan stellen tot 30 juni 2020 zonder repercussies naar de aangever toe.

Het betreft dus enkel de Dimona aangiftes die uitgevoerd moeten worden door de scholen, hogescholen, universiteiten en door de opleidingsinstellingen (= organiserende instanties die in het kader van de wetgeving ‘kleine statuten’ worden aanzien als werkgever m.b.t. de door hen georganiseerde opleidingen tot betaalde arbeid:VDAB, Actiris, FOREm, AVIQ, PHARE,…), niet de Dimona aangiftes die uitgevoerd moeten worden door de stagegevers.

Meer informatie over de verschillende opleidingsinstellingen en de opleidings- en stageovereenkomsten waarvoor zij de Dimona aangiftes dienen uit te voeren, vindt u op de website van Fedris  (>professional>privesector>wetgeving-rechtspraak onderaan pagina 'Kleine Statuten).

Ter herinnering, wanneer de aangifte gebeurt door de opleidingsinstelling, (hoge)school of universiteit, is de gedekte periode (IN / OUT) de periode gedurende welke stageactiviteiten kunnen worden uitgeoefend. Voor scholen, hogescholen of universiteiten die stagiairs uitsturen komt dit overeen met het begin en het einde van het school- of academiejaar. Zo moet er maar één aangifte gebeuren, ook als de student / stagiair tijdens het school- of academiejaar op verschillende stageplaatsen actief is.

We herinneren er eveneens aan dat lopende opleidings- en stageovereenkomsten die zullen moeten worden aangegeven door de opleidingsinstelling, (hoge)school of universiteit en die al aangegeven zouden zijn met een Dimona 'DWD', met een Dimona OUT moeten worden afgesloten op 31 december 2019 (technisch gezien moet een Dimona 'wijzigen' gebeuren om de reeds bestaande einddatum te vervroegen) en met een Dimona IN, type 'STG' op datum van 1 januari 2020 opnieuw moeten worden aangegeven, verrijkt met de bijkomende gegevens. 

Meer informatie betreffende de verrijkte aangifte Dimona vindt u in onze tussentijdse mededeling over de 'aangifte van kleine statuten (niet-onderworpen stages)

Sociale Maribel: bijkomende arbeidsplaatsen in 2020

(30/01/2020)

De middelen waarover het Fonds Sociale Maribel van de Overheidssector kan beschikken voor de financiering van bijkomende tewerkstelling in de non-profit sector werden verhoogd voor het jaar 2020.

Het Beheerscomité van de Sociale Maribel heeft beslist om een deel van de bijkomende middelen aan te wenden voor een financiering van de bestaande arbeidsplaatsen die beter aansluit bij de reële loonkost en een deel voor de creatie van nieuwe arbeidsplaatsen.

Het jaarbedrag waarmee de bestaande arbeidsplaatsen, toegekend vóór 1 januari 2020, zullen gefinancierd worden, wordt verhoogd met 1.000 EUR. De volgende jaarbedragen zijn van toepassing in beide sectoren vanaf 1 januari 2020:

  • algemene sector (provinciale en plaatselijke besturen)
    • contractuelen: 31.906,52 EUR
    • statutairen: 36.665,96 EUR 
  • algemene sector (andere dan provinciale en plaatselijke besturen): 33.700,24 EUR
  • sector van de ziekenhuizen en psychiatrische verzorgingstehuizen
    • contractuelen en statutairen (andere dan logistieke assistenten):  36.665,96 EUR
    • logistieke assistenten: 32.619,80 EUR.

De nieuw toegekende arbeidsplaatsen vanaf 2020 zullen gefinancierd worden aan een hoger bedrag, dat verschilt per sector:

  • algemene sector (provinciale en plaatselijke besturen)
    • contractuelen en statutairen: 42.000 EUR
  • algemene sector (andere dan provinciale en plaatselijke besturen):
    • contractuelen en statutairen: 50.000 EUR
  • sector van de ziekenhuizen en psychiatrische verzorgingstehuizen
    • contractuelen, statutairen en logistieke assistenten: 50.000 EUR 

De voormelde bedragen zijn maximumbedragen. De door het Fonds Sociale Maribel verleende financiële tussenkomst blijft steeds beperkt tot de door de werkgever te dragen reële brutoloonkost van de bijkomend aangeworven werknemer, waarbij eveneens rekening gehouden wordt met eventuele subsidies vanwege een ander organisme voor dezelfde arbeidsplaats.

Door de verhoging van de jaarbedragen, is het aantal beschikbare nieuwe arbeidsplaatsen beperkt.

Dit betekent dat aan de provinciale en plaatselijke besturen 211 voltijdse equivalenten aan nieuwe arbeidsplaatsen kunnen worden toegekend: 163 voltijdse equivalenten in de algemene sector en 48 voltijdse equivalenten in de ziekenhuissector.

Aan de openbare werkgevers andere dan provinciale en plaatselijke besturenkunnen 41 voltijdse equivalenten worden toegekend: 25 in de algemene sector en 16 voltijdse equivalenten in de ziekenhuissector.

Toekenning van nieuwe arbeidsplaatsen

Een aantal algemene voorwaarden moeten vervuld worden bij de toekenning van bijkomende arbeidsplaatsen.  

Het moet steeds gaan om bijkomende tewerkstelling ten opzichte van het aantal arbeidsplaatsen dat bestaat op het ogenblik dat de nieuwe betrekkingen worden toegekend.

De aanwervingen die plaatsvinden vóór de datum van toekenning door het Fonds Sociale Maribel komen niet in aanmerking als bijkomende tewerkstelling.

Bovendien blijft ook de voorwaarde van de verhoging van het arbeidsvolume zoals voorzien in artikel 50 van het koninklijk besluit van 18 juli 2002 onverkort gelden. Het totale arbeidsvolume van alle werknemers die in een kalenderjaar bij een werkgever tewerkgesteld zijn met een onder de toepassing van de Sociale Maribel vallende nace-code, wordt vergeleken met het arbeidsvolume van de referentieperiode en dient gestegen te zijn.

In dit verband wijzen wij u op de wijziging van de referentieperiode die van toepassing is vanaf het jaar 2019.

In de rubriek ‘procedure en te realiseren bijkomende tewerkstelling’ van de RSZ-instructies vindt U meer uitleg over

  • de concrete berekening van de te creëren bijkomende tewerkstelling (+ enkele voorbeelden);
  • de modaliteiten bij een voorafgaande aanvraag tot afwijking op de tewerkstellingsverbintenis (zoals bepaald in artikel 14 van het bovengenoemde koninklijk besluit);
  • de modaliteiten bij een rechtvaardiging van een niet gerealiseerde tewerkstellingsverbintenis (zoals bepaald in artikel 50, § 2 van het bovengenoemde koninklijk besluit).

Wat de algemene sector (provinciale en plaatselijke besturen) betreft, heeft het Fonds voor de te realiseren bijkomende tewerkstelling in het jaar 2020 een aantal specifieke toekenningscriteria vastgelegd.

Voor de provinciale en plaatselijke besturen zullen de arbeidsplaatsen bij voorrang toegekend worden aan de volgende diensten (niet in volgorde):

  • de sociale dienst (zowel administratieve functies als functie van maatschappelijk werker);
  • de coördinatie van de maatschappelijke dienstverlening (clustervorming/samenwerking/coördinatie van dienstverlening);
  • thuiszorg, lokale dienstencentra;
  • woonzorgcentra.

Arbeidsplaatsen voor andere diensten kunnen worden aangevraagd maar zullen pas worden toegekend indien er niet voldoende aanvragen voor de prioritaire plaatsen zijn.

Wat de algemene sector (andere dan provinciale en plaatselijke besturen) en de sector van de ziekenhuizen betreft, zijn geen prioritaire diensten vastgelegd. De keuze van de aangevraagde functies is vrij te bepalen door de werkgever, evenwel na overleg met de representatieve vakorganisaties in het bevoegde overlegcomité.

Aanvraag van nieuwe arbeidsplaatsen

Indien uw bestuur van een financiële tegemoetkoming wenst te genieten voor de realisatie van nieuwe arbeidsplaatsen, dient het hiertoe een aanvraag te richten aan de RSZ met het daartoe bestemde aanvraagformulier.

Het ingevulde en ondertekende formulier moet door uw bestuur per e-mail opgestuurd worden naar maribel@rsz.fgov.be of per post naar RSZ, Directie Sociale Maribel, Victor Hortaplein 11, 1060 Brussel.

De aangevraagde functies dienen op het aanvraagformulier in volgorde van prioriteit vermeld te worden.

Dit betekent dat, wanneer aan uw bestuur één of meerdere arbeidsplaatsen worden toegekend, deze ingevuld dienen te worden met de opgegeven functies in de volgorde waarin deze vermeld werden in het aanvraagformulier. Indien één of meerdere van de gevraagde functies niet in de vermelde volgorde zijn ingevuld binnen de opgelegde termijn, is overleg binnen het bevoegde syndicaal overlegcomité noodzakelijk om de toegekende arbeidsplaats(en) in een andere volgorde in te vullen.

Het aanvraagformulier dient ondertekend te worden door de drie representatieve vakorganisaties en het verslag van het bevoegde syndicaal overlegcomité dient bij de aanvraag te worden gevoegd.

Opdat de aanvragen administratief afgehandeld zouden kunnen worden met het oog op een zo spoedig mogelijke toekenning van de arbeidsplaatsen, moeten zij ten laatste op 20 maart 2020  ingediend zijn bij de RSZ.

 

Decava - loonplafonds inhoudingen

(16/01/2020)

Ingevolge het toepassen van een herwaarderingscoëfficiënt, is er met ingang van 1 januari 2020 een aanpassing van de grensbedragen voor de berekening van de maximale inhouding op de aanvullende vergoedingen:

Grensbedragen na indexering en met toepassing van de herwaarderingscoëfficiënt:

(in EUR)

voltijds, met gezinslast

voltijds, zonder gezinslast

halftijds, met gezinslast

halftijds, zonder gezinslast

basisbedrag 1.130,44 938,50 565,22 469,25
vanaf 01-06-2016 1.672,48 1.388,51 836,24 694,25
vanaf 01-06-2017 1.705,91 1.416,26 852,95 708,13

vanaf 01-01-2018

1.712,05 1.421,35 856,02 710,68
vanaf 01-09-2018 1.746,22 1.449,73 873,11 724,86
vanaf 01-01-2020 1.768,57 1.468,29 884,29 734,14

 

Grensbedragen

(16/01/2020)
  • het maandbedrag waaronder de jongeren KB499 niet onderworpen zijn aan socialezekerheidsbijdragen, is voor 2020 hetzelfde als dat van 2019, namelijk 531,27 EUR
  • voor 2020 mag een verenigingswerker tot 6.340,00 EUR per kalenderjaar bijverdienen zonder er belastingen of sociale bijdragen op te hoeven betalen. Het maximale maandbedrag bedraagt 528,33 EUR en het verhoogde maximale maandbedrag 1.056,66 EUR.

 

Sociale Maribel - forfaits 2020

(16/01/2020)

Als volgende fase in de taxshift wordt vanaf 1 januari 2020 het forfait Sociale Maribel aangepast:

Vanaf 1 januari 2020 bedraagt het forfait:

  • 409,37 EUR voor de werkgevers van het paritair comité voor de diensten van gezins- en bejaardenhulp (318.xx) (ongewijzigd)
  • 507,48 EUR voor de werkgevers van het paritair comité voor de gezondheidsinrichtingen en diensten (330.xx), met uitzondering van de werkgevers die onder de omschrijving van het paritaire subcomité voor de tandprothese vallen (330.03)
  • 498,31 EUR voor de werkgevers die vallen onder het fonds sociale maribel van de overheidssector
  • 504,10 EUR voor alle andere werkgevers voor elke werknemer die onder het toepassingsgebied van de sociale maribel valt.

 

Aangifte van kleine statuten (niet-onderworpen stages) voor lopende overeenkomsten

(20/12/2019)

De wet van 21 december 2018 (BS van 17 januari 2019) regelt een veralgemeende verzekerbaarheid voor arbeidsongevallen van niet aan de socialezekerheidsbijdragen onderworpen stagiairs.

De voorziene datum van inwerkingtreding is 1 januari 2020 en geldt ook voor de op deze datum lopende opleidings- en stageovereenkomsten. Hogescholen en universiteiten, hebben in het verleden nooit een Dimona gedaan voor hun studenten. Dit was ook niet verplicht. Andere opleidingsinstellingen waarvoor een Dimona evenmin verplicht was, werden geadviseerd een Dimona DWD te doen voor stages buiten de opleidingsinstelling. Zij moeten nu allemaal een verrijkte Dimona aangifte doen vanaf 1 januari 2020.

Omdat het om de opstart van een systeem gaat midden in het school- of academiejaar, ook voor de lopende opleidings- en stageovereenkomsten, en omdat nog niet iedereen zich voldoende heeft kunnen organiseren om de aangiftes in te dienen, gaat Fedris akkoord om een zekere tolerantie te hanteren voor de aangifte van de lopende opleidings- en stageovereenkomsten door scholen, hogescholen, universiteiten en opleidingsinstellingen voor de stages waarvoor ze zelf aangever zijn, zodat men zich in regel kan stellen tot 31 maart 2020 zonder repercussies naar de aangever toe.

Het betreft dus enkel de Dimona aangiftes die uitgevoerd moeten worden door de scholen, hogescholen, universiteiten en opleidingsinstellingen, niet de Dimona aangiftes die uitgevoerd moeten worden door de stagegevers.

Stages die aangevat worden vanaf 1 januari 2020 moeten steeds vóór het begin van de stage via een verrijkte Dimona aangegeven worden.

Ter herinnering, wanneer de aangifte gebeurt door de opleidingsinstelling, (hoge)school of universiteit, is de gedekte periode  (IN / OUT) de  periode gedurende welke stageactiviteiten kunnen worden uitgeoefend. Voor scholen die stagiairs uitsturen komt dit overeen met het begin en het einde van het schooljaar. Zo moet er maar één aangifte gebeuren, ook als de student / stagiair tijdens het schooljaar op verschillende stageplaatsen actief is.

We herinneren er eveneens aan dat lopende opleidings- en stageovereenkomsten die zullen moeten worden aangegeven door de opleidingsinstelling, (hoge)school of universiteit en die al aangegeven zouden zijn met een Dimona 'DWD', met een Dimona OUT moeten worden afgesloten op 31 december 2019 en met een Dimona IN, type 'STG' op datum van 1 januari 2020 opnieuw moeten worden aangegeven, verrijkt met de bijkomende gegevens. 

Meer informatie betreffende de verrijkte aangifte Dimona vindt u in onze tussentijdse mededeling over de 'aangifte van kleine statuten (niet-onderworpen stages)'.

 

 

Jaarbedragen 2020

(12/12/2019)
  • niet-recurrente resultaatsgebonden voordelen: 3.413,00 EUR
  • bedrijfsvoertuigen solidariteitsbijdrage: de bedragen moeten vermenigvuldigd worden met 149,19 en vervolgens gedeeld door 114,08; minimum CO2-bijdrage 27,24 EUR
  • geringe vergoeding kunstenaars: maximaal 130,79 EUR/dag en 2.615,78 EUR/jaar
  • Dimona solidariteitsbijdrage: forfaitair bedrag van 2.949,39 EUR
  • herverdeling van de sociale lasten: het bedrag van deze bijdrage wordt jaarlijks begrensd; het plafond bedraagt 211.456,00 EUR
  • voor 2020 blijft het maximale dagbedrag voor vrijwilligers 34,71 EUR en het jaarbedrag 1.388,40 EUR (en 2.549,90 EUR voor het verhoogd jaarbedrag)
  • de maximale loonkost in het kader van de Sociale Maribel blijft 85.685,48 voor 2020.

Activeringsbijdrage

(09/12/2019)

Door een arrest van het Grondwettelijk Hof (n° 152/2019 van 24 oktober 2019; wet van 25 december 2017 - BS van 29 december 2017), werd deze maatregel gedeeltelijk opgeheven, wat resulteert in een veralgemening van het niet verschuldigd zijn van de activeringsbijdrage vóór de inwerkingtreding van de maatregel.

Het Grondwettelijk hof voegt daaraan toe dat er geen redelijke verantwoording bestaat om een onderscheid te maken tussen collectieve en individuele overeenkomsten. Systemen van volledige vrijstelling in toepassing van een individuele overeenkomst, gesloten vóór 29 december 2017, zijn dus eveneens vrijgesteld.

De instructies DmfA moeten dus gelezen worden als volgt:

"met uitzondering van de werknemers

  • die effectief in een systeem van volledige vrijstelling van prestaties zijn gestapt vóór 29 december 2017
  • of die in een systeem van volledige vrijstelling van prestaties zijn gestapt in toepassing van een CAO van bepaalde duur neergelegd vóór 29 december 2017
  • of die in een systeem van volledige vrijstelling van prestaties zijn gestapt in toepassing van een individuele overeenkomst afgesloten vóór 29 december 2017
  • of die, in het geval van een autonoom overheidsbedrijf, in een systeem van volledige vrijstelling van prestaties zijn gestapt in toepassing van een regeling afgesloten in het PC vóór 29 december 2017."

Voor de praktische afhandeling van de rechtzettingen voor systemen die via een individuele overeenkomst gesloten zijn vóór 29 december 2017, kan een mail gestuurd worden naar het algemeen mailadres van de Controledienst van de RSZ secretariaat.controle@onssrszlss.fgov.be.

De werkgever of zijn sociaal secretariaat of dienstverlener kunnen eveneens de bijdrage nu al annuleren (via het blok 'activering-inlichtingen') door nu reeds de code 3 (vrijstelling van prestatie voorafgaand aan 29/12/2017) of 4 (vrijstelling van prestatie gedurende het volledig kwartaal CAO of individuele overeenkomst voorafgaand aan 29/12/2017) aan te duiden. De omschrijving van de codes zal aangepast worden in de versie 1/2020 van het glossarium.