Het portaal van de sociale zekerheid gebruikt cookies om de site gebruiksvriendelijker te maken.

Meer weten × Doorgaan

Vers le contenu de cette page

Tussentijdse instructies - 2023/2

Inhoud

Kilometervergoeding woon-werkverplaatsingen en beroepsverplaatsingen

(31/07/2023)

De maximale kilometervergoeding voor de woon-werkverplaatsingen en beroepsverplaatsingen bedraagt 0,4237 EUR/km vanaf 1 juli 2023 tot en met 30 september 2023 (omzendbrief nr. 721 van 9 juni 2023, BS van 28 juli 2023).

Solidariteitsbijdrage bedrijfsvoertuigen vanaf 1 juli 2023

(17/07/2023)

De solidariteitsbijdrage voor bedrijfsvoertuigen wordt vanaf 1 juli 2023 verhoogd voor bedrijfsvoertuigen die vanaf deze datum worden aangekocht, gehuurd of geleased. Het is de datum waarop de werkgever bij aankoop van een bedrijfswagen de bestelbon heeft ondertekend  of de datum waarop de lease- of huurovereenkomst werd afgesloten, die bepalend is.

De berekende solidariteitsbijdrage moet vanaf 1 juli 2023 met een multiplicatiefactor 2,25 worden vermenigvuldigd. Vanaf respectievelijk 1 januari 2025, 1 januari 2026 en 1 januari 2027 moet een multiplicatiefactor van 2,75 , 4,00 en 5,50 worden toegepast.  Deze multiplicatiefactoren moeten enkel worden gebruikt voor bedrijfsvoertuigen die vanaf 1 juli 2023 worden aangekocht, gehuurd of geleased.

Voor bedrijfsvoertuigen die vóór 1 juli 2023 werden aangekocht, gehuurd of geleased blijft de berekening zonder multiplicatiefactor van toepassing.

Ook het minimumbedrag zal worden verhoogd, maar dit slechts vanaf 1 januari 2025. Op dit minimumbedrag moet de multiplicatiefactor niet worden toegepast. Vanaf 1 januari 2025 wordt het niet geïndexeerde minimumbedrag verhoogd naar 23,41 EUR. Verder wordt ook vanaf 1 januari 2026, 1 januari 2027 en 1 januari 2028 het niet geïndexeerde minimumbedrag verhoogd naar respectievelijk 25,99 EUR, 28,57 EUR en 31,15 EUR. Het verhoogde minimumbedrag moet niet worden gebruikt voor bedrijfsvoertuigen die vóór 1 juli 2023 werden aangekocht, gehuurd of geleased.

Uitzonderlijke overgangssituaties:

  • Wanneer een aankoopoptie voor de werkgever voorzien is in de lease- of huurovereenkomst, en wanneer de overeenkomst werd afgesloten voor 1 juli 2023, moet de multiplicatiefactor niet worden toegepast nadat het bedrijfsvoertuig door de werkgever wordt aangekocht.
  • Ook wanneer in de oorspronkelijke overeenkomst aangegaan vóór 1 juli 2023 een verlenging werd voorzien, moet de multiplicatiefactor niet worden toegepast na verlenging van de overeenkomst. Dit geldt enkel maar als alle concrete uitvoeringsmodaliteiten van die verlenging (waaronder de duur van de verlenging, de nieuwe leasingtermijnen, de nieuwe optieprijs, enz.) in de optie tot verlenging werden voorzien.
  • Verlengingen van een lease- of huurovereenkomst en aankoopopties die niet in de oorspronkelijke overeenkomst werden voorzien, worden beschouwd als nieuwe overeenkomsten waarvoor de multiplicatiefactor en het verhoogde minimumbedrag moeten worden gebruikt. 

Voorbeeld

Een plug-in (benzine) hybride bedrijfsvoertuig met een CO2 -uitstoot van 22 gram per kilometer wordt door een werkgever besteld op 10 juli 2023.  De berekende solidariteitsbijdrage voor dit voertuig is -71,47 EUR in 2023. Zie hiervoor de formule {[(Y x 9) – 768] : 12} x 171,64/114,08 waarbij Y het CO2-uitstootgehalte in gram per kilometer is.  

Op deze berekende solidariteitsbijdrage moet de multiplicatiefactor 2,25 worden toegepast. Dit leidt tot een solidariteitsbijdrage van -160,80 EUR. Het bedrag -160,80 EUR is echter kleiner dan het minimumbedrag 31,34 EUR (het geïndexeerde minimumbedrag in 2023) en dus is dit minimumbedrag de uiteindelijke verschuldigde solidariteitsbijdrage.

Merk ten slotte op dat het minimumbedrag niet met een multiplicatiefactor werd vermenigvuldigd.   


 

Gelegenheidsarbeid in de land- en tuinbouw

(04/07/2023)

De regering keurde in de Ministerraad van 30 juni 2023 in 1ste lezing een aantal aanpassingen aan de wettelijke bepalingen inzake de gelegenheidsarbeid in de land- en tuinbouwsector goed.

Het betreft de handarbeiders, tewerkgesteld bij een werkgever die valt onder:

  • het Paritair Comité voor het Tuinbouwbedrijf, met uitzondering van de sector inplanting en onderhoud van parken en tuinen;
  • het Paritair Comité voor de Landbouw, voor zover de werknemer uitsluitend wordt tewerkgesteld op de eigen gronden van de werkgever
  • het Paritair Comité voor de Uitzendarbeid, voor zover de uitzendarbeider wordt tewerkgesteld bij een gebruiker in één van de bovengenoemde sectoren.

De hieronder uiteengezette nieuwe regeling zal gelden vanaf 1 juli 2023 tot en met 31 december 2023, onder voorbehoud van publicatie van de wet en het KB in het Belgisch staatsblad. 

De gelegenheidsarbeiders mogen wat de tuinbouwsector betreft, bij meerdere werkgevers uit de sector samen, niet meer dan 100 dagen per jaar werken.  De specifieke verhoging met 35 dagen in de witloof- en champignonteelt vervalt.  In de witloofsector blijft wel een onderscheid bestaan tussen de dagforfaits  voor de eerste 65 en de volgende 35 dagen.

Wat de landbouwsector betreft mogen zij, bij meerdere werkgevers uit de sector samen, niet meer dan 50 dagen per jaar werken. 
In een onderneming met als hoofdactiviteit het fokken van melkvee en NACE-code 01.410, betreft het maximaal 100 halve dagen voor het melken, voederen, verzorgen van de dieren en schoonmaken van de stal. 

Een halve dag is een periode van 4 uur tussen middernacht en 12 uur ’s middags of tussen 12 uur ’s middags en middernacht.  Indien het aantal uren wordt overschreden of bij een overlapping over 2 periodes worden deze als 2 halve dagen geteld. 

Aangezien bij een dimona van een gelegenheidsarbeider telkens het begin- en einduur moet worden meegedeeld, is het mogelijk meerdere dimona’s te doen voor 1 kalenderdag. De manier van aangeven in de DmfA blijft in alle geval gebaseerd op het dagforfait.

Als uitzendarbeider mogen zij bij gebruikers uit de tuin- en landbouwsector niet meer dan respectievelijk 65 en 30 dagen per jaar werken. De speciale regeling voor de melkveehouderij geldt niet voor de uitzendarbeid.

Voor de champignonteelt moet de tewerkstelling van gelegenheidswerknemers plaatsvinden tijdens een periode van intense activiteit, die beperkt is tot 156 dagen per kalenderjaar per werkgever. Deze beperking vervalt als een aantal specifieke voorwaarden vervuld zijn.

De modaliteiten inzake de 180-dagenregel en het gelegenheidsformulier blijven ongewijzigd van toepassing. 

In de huidige stand van zaken blijft de manier van aangeven in Dimona ongewijzigd. 

De online dienst Green@work wordt lichtjes aangepast.

Meer info, onder andere inzake de in de DmfA toepasselijke functienummers en forfaitaire dagbedragen, wordt gecommuniceerd na de publicatie in het Belgisch staatsblad van de wet en het KB. 
 

Decava - loonplafonds inhoudingen

(04/07/2023)

Ingevolge het toepassen van een herwaarderingscoëfficiënt, is er met ingang van 1 juli 2023 een aanpassing van de grensbedragen voor de berekening van de maximale inhouding op de aanvullende vergoedingen:

Grensbedragen na indexering en met toepassing van de herwaarderingscoëfficiënt:

(in EUR)

voltijds, met gezinslast

voltijds, zonder gezinslast

halftijds, met gezinslast

halftijds, zonder gezinslast

basisbedrag 1.130,44 938,50 565,22 469,25
vanaf 01-08-2022 2.003,33 1.663,18 1.001,67 831,59
vanaf 01-11-2022 2.043,35 1.696,40 1.021,67 848,20
vanaf 01-12-2022 2.084,26 1.730,36 1.042,13 865,18
vanaf 01-07-2023 2.100,51 1.743,86 1.050,26 871,93

Herinvoering 120 extra vrijwillige overuren 'relance-uren'

(19/06/2023)

De regering keurde in de ministerraad van 12 mei 2023 de herinvoering goed van 120 bijkomende vrijwillige overuren, de zogenoemde 'relance-uren', voor de periode 1 juli 2023 - 30 juni 2025. Voor de sociale zekerheid worden deze 120 extra uren vrijgesteld van socialezekerheidsbijdragen en moeten zij ook niet worden aangegeven in de DmfA.

Het gaat om 120 vrijwillige overuren te spreiden over het 3de en 4de kwartaal 2023, 120 vrijwillige overuren voor 2024 en 120 vrijwillige overuren te spreiden over het 1ste en 2de kwartaal 2025, ongeacht de sector (maar alleen bij werkgevers die vallen onder de arbeidswet van 16 maart 1971, wat overeen komt met de privé-sector en een beperkt aantal werkgevers uit de openbare sector - art. 3, §1, 1° van de wet van 16 maart 1971) (niet-gepubliceerde wetgeving).

Meer informatie over vrijwillige overuren en deze extra 120 overuren vindt u terug op de website van de FOD WASO.

Wat de bedrijfsvoorheffing betreft verwijzen we naar de FOD Financiën voor meer informatie en de laatste stand van zaken.

Gedeeltelijke compensatie werkgeverskost jaarlijkse vakantie voor de gelijkstelling tijdelijke werkloosheid overmacht 'corona', 'overstromingen' en het conflict in Oekraïne

(17/06/2023)

Een gedeeltelijke compensatie is voorzien in een ontwerp van programmawet voor de kost voortvloeiend uit de gelijkstelling van de dagen tijdelijke werkloosheid overmacht als gevolg van de COVID-19-pandemie, de overstromingen in de zomer van 2021 of het conflict in Oekraïne, voor wat het vakantiegeld voor de bedienden betreft (nog niet gepubliceerde wet; koninklijk besluit van 24 mei 2023 - BS van 9 juni 2023). 

Deze compensatie is enkel bedoeld voor de werkgevers die in het 1ste en/of het 2de kwartaal 2022 een aangifte bij de RSZ hebben ingediend met gelijkgestelde uren en/of dagen tijdelijke werkloosheid wegens overmacht (prestatiecode 77voor hun bedienden en/of leerling-bedienden waarop de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van toepassing zijn.

Voor deze werkgevers berekent de RSZ een gemiddeld percentage tijdelijke werkloosheid door overmacht. Een werkgever met een gemiddelde groter dan of gelijk aan 41% kan een compensatie bekomen. Het bedrag van de compensatie zal ter kennisgeving eind juli 2023 worden overgemaakt. Dit bedrag wordt toegerekend op de werkgeversrekening bij de RSZ, meer bepaald als betaling op de aangegeven bijdragen voor het 3de kwartaal 2023 (saldo te betalen op 31 oktober 2023).

Berekening

De berekening gebeurt door:

  • per werkgever een 'compensatiepercentage' te bepalen op basis van een 'gemiddelde prestatiebreuk' µ(overmacht) die wordt bekomen door de dagen tijdelijke werkloosheid overmacht (prestatiecode 77) van elke individuele bediende ten opzichte van zijn totale prestatie gedurende het 1ste en het 2de kwartaal 2022 vast te stellen en vervolgens de som ervan te proratiseren
  • als de gemiddelde prestatiebreuk µ(overmacht) >= 0,41, 
    • de 'prestatiebreuken' van de individuele bedienden van de werkgever voor het 1ste en 2de kwartaal 2022 op te tellen om zo het 'gewicht' van de werkgever te bepalen
  • op basis hiervan het aandeel van de werkgever in het totale 'gewicht ' van alle werkgevers (met een gemiddelde prestatiebreuk µ(overmacht) >= 0,41) vast te stellen
  • uiteindelijk het compensatiebedrag te berekenen op basis van het 'relatieve gewicht' van de werkgever voor de verdeling van de voorziene enveloppe.

Vragen over deze maatregel kunt u stellen via uw e-Box Ondernemingen of mailen naar: corona@onssrszlss.fgov.be.

Werkbonus - zeer lage lonen

(17/06/2023)

Het koninklijk besluit van 27 maart 2023 versterkt de werkbonus voor de zeer lage lonen.

Ingevolge deze versterking van de werkbonus, wordt een extra loongrens ingevoerd en de maximale vermindering voor de laagste lonen verhoogd. Hieronder vindt u in tabelvorm de nieuwe bedragen en loongrenzen vanaf 1 juli 2023.

Deze loongrenzen zijn onder voorbehoud van het niet overschrijden van de spilindex in de loop van de maand juni 2023.

Bedienden (*)

S (refertemaandloon aan 100% in EUR)

R (basisbedrag in EUR)

≤ 2.013,64
2.013,64 en ≤ 2.571,45
2.571,45 en ≤ 3.082,66
3.082,66

262,16
262,16 - (0,2579 x (S - 2.013,64))
247,31 - (0,2313 x (S - 2.013,64))
0,00

Arbeiders (**)

S (refertemaandloon aan 100% in EUR)

R (basisbedrag in EUR)

≤ 2.013,64
2.013,64 en ≤ 2.571,45
2.571,45 en ≤ 3.082,66
3.082,66

283,13
283,13 - (0,2786 x (S - 2.013,64))
267,09 - (0,2498 x (S - 2.013,64))
0,00

(*) Onder 'Bedienden' moet worden verstaan: de werknemers die moeten worden aangegeven aan 100 %, dus ook bijvoorbeeld arbeiders in de openbare sector.
(**) Onder 'Arbeiders' moet worden verstaan: de werknemers die moeten worden aangegeven aan 108 %, dus ook bijvoorbeeld kunstenaars.

Type Dimona alternerend leren - 'ALT'

(17/06/2023)

Vanaf het begin van het schooljaar 2023-2024, moet de Dimona voor opleidingsovereenkomsten 'alternerend leren' aangegeven worden met het type 'ALT'. Om interpretatieproblemen bij gezinsbijslagorganismen te vermijden, werd het Dimona type 'OTH' uitgesplitst in 'OTH' als algemeen type Dimona en 'ALT' voor opleidingsovereenkomsten die beantwoorden aan de 6 criteria om te worden onderworpen aan socialezekerheidsbijdragen.

Voor opleidingsovereenkomsten waarvoor reeds een Dimona type 'OTH' werd uitgevoerd en die voor 1 september 2023 niet ten einde lopen, moet geen nieuwe Dimona 'ALT' worden uitgevoerd zolang de overeenkomst waarvoor de oorspronkelijke Dimona 'OTH' werd uitgevoerd niet afloopt. Bij een hernieuwing van de opleidingsovereenkomst moet wel het type 'ALT' gebruikt worden.

Het nieuwe type 'ALT' kan reeds vanaf nu uitgevoerd worden.

Competitiviteit - uitstel van betaling

(17/06/2023)

In het kader van de versterking van de competitiviteit, voorziet de programmawet van 26 december 2022 een uitstel van betaling van 7,07% van de netto basiswerkgeversbijdragen voor het 3de en 4de kwartaal 2023. In tegenstelling tot de vermindering competitiviteit die automatisch werd berekend, moet het uitstel door de werkgever zelf aangevraagd worden via zijn aangifte DmfA.

Betrokken werkgevers

  • net zoals de vermindering competitiviteit gaat het om
    • werkgevers die vallen onder de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités
    • autonome overheidsbedrijven zoals bedoeld in art. 1 §4 van de wet van 21 maart 1991 en HR Rail
    • openbare zorginstellingen voor hun activiteiten met een specifieke NACE-code

Betrokken werknemers

Alle werknemers voor wie basiswerknemersbijdragen worden betaald.

Zijn dus onder andere niet inbegrepen:

  • flexi-job werknemers
  • studenten onder solidariteitsbijdragen

Bedrag van het uitstel

De 7,07 % uitstel van betaling wordt berekend op de netto globale werkgeversbijdragen. Het gaat om de werkgeversbijdragen berekend op alle looncodes waarop de basiswerkgeversbijdragen worden berekend (looncodes 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 9, 51, 61, 62, 65 en 66) na het in mindering brengen van de toepasselijke werkgeversbijdrageverminderingen met uitzondering van het forfait sociale maribel.

Formaliteiten inzake het uitstel en de inning in 2025 van de bedragen waarvoor uitstel werd verleend

Aanvullende informatie over betalingen en vervaldata

Het NTB (Netto Te Betalen) voor het kwartaal blijft ongewijzigd.

Het overgedragen bedrag wordt op dusdanige wijze geïsoleerd dat, indien er een herinnering wordt verstuurd over het aangegeven bedrag voor het kwartaal, het te betalen bedrag wordt bepaald door het verschil tussen het NTB, het overgedragen bedrag en de ontvangen betalingen.

Indien er een attest of stand van de rekening wordt opgesteld of als er analyses worden uitgevoerd om een beslissing te nemen met betrekking tot de inhoudingsplicht op facturen (art. 30bis en ter van de wet van 27 juni 1969), worden uitsluitend de verschuldigde bedragen in aanmerking genomen. Overgedragen bedragen zullen dus niet worden opgenomen tot wanneer ze verschuldigd zijn.

Overgedragen bedragen worden gedeeld door 4. 

Elk deel heeft zijn eigen vervaldatum, zijnde 30/04/2025, 31/07/2025, 31/10/2025 en 31/01/2026.

Twee maanden voorafgaand aan elk van de 4 betalingsdata wordt een document opgesteld om de werkgever aan het te betalen bedrag te herinneren.

DmfA

De vraag tot uitstel van betaling in het kader van de competitiviteit wordt in de DmfA aangegeven in het gegevensblok ‘Werkgeverscompensatie’, rechtstreeks onder het blok ‘Werkgeversaangifte’.

Bijkomende informatie DmfA - aangifte aanvraag tot uitstel

Het blok bevat drie zones:

  • ‘Type werkgeverscompensatie’ : hierin wordt waarde ‘02’ ingevuld;
  • ‘Werkgeverscompensatie – afwijking’ deze zone mag in het kader van deze maatregel niet ingevuld worden
  • ‘Bedrag van de compensatie’ (optioneel) : hierin wordt het berekend bedrag van het uitstel ingevuld.

Originele aangiftes via batch: het bedrag van het uitstel zal steeds door de RSZ nagerekend worden en verbeterd via systeemcorrecties waar nodig.  De RSZ doet de berekening ook indien de werkgever in het toepassingsgebied valt en de waarde ‘02’ wordt aangegeven in de zone ‘Type werkgeverscompensatie’, zonder dat het bedrag wordt aangegeven.

Originele aangiftes via web: het bedrag van het uitstel wordt automatisch berekend indien de werkgever in het toepassingsgebied valt en aanduidt dat het uitstel aangevraagd wordt.

Wijzigende aangiftes: het uitstel kan enkel aangevraagd worden in de originele aangifte; wijzigingen zijn niet toegelaten.

 

Auteursrechten - regularisatie 2018-2022

(17/06/2023)

Om vanaf 1 januari 2023 als een vergoeding vrij van RSZ voor de overdracht of verlening van een licentie van auteursrechten en naburige rechten te worden beschouwd, mag het niet gaan om vergoedingen verleend ter vervanging of ter omzetting van loon, premies, voordelen in natura of enig ander voordeel of een aanvulling.

Dit geldt niet voor bepaalde voordelen aangegeven bij de fiscus en de RSZ. Om te weten om welk bedrag in de gewone verloning aangegeven aan de RSZ voor 1 januari 2023 het gaat, wordt de werkgever gevraagd voor eind 2023 het om te zetten bedrag aangegeven in 2022 mee te delen aan de RSZ (of als er in 2022 geen dergelijke vergoedingen aangegeven werden, voor respectievelijk 2021, 2020, 2019 of 2018); op deze manier wordt een ogenschijnlijke loonsverlaging bij een voortgezette tewerkstelling verantwoord; in een latere mededeling zal de RSZ meedelen op welke wijze en onder welke modaliteiten. Dit heeft geen invloed op de DmfA-aangiftes vóór 1 januari 2023.

Werkgevers die enkel bij de fiscus dergelijke vergoedingen hebben aangegeven, krijgen de gelegenheid om naar het verleden toe voor de periode 2018 - 2022 deze bedragen ook aan te geven bij de RSZ via een wijzigende aangifte van de betrokken periode. De geregulariseerde bedragen geven niet langer aanleiding tot nabetaling van bijdragen, bijdrageopslagen, forfaitaire vergoedingen of verwijlintresten bij de RSZ.

Een ontwerp van koninklijk besluit voorziet in een wijziging van de vooropgestelde datum van 30 juni 2023 om deze regularisaties te doen naar een datum later op het jaar. De mogelijkheid tot wijziging kan slechts vanaf het moment dat de aangifte van het 3de kwartaal 2023 mogelijk is. De definitieve datum zal eveneens in een latere mededeling worden gecommuniceerd.