Het portaal van de sociale zekerheid gebruikt cookies om de site gebruiksvriendelijker te maken.

Meer weten × Doorgaan

Vers le contenu de cette page

Tussentijdse instructies - 2020/4

Inhoud

Verenigingswerkers

(11/02/2021)

Het Grondwettelijk Hof heeft vorig jaar de regels op het bijklussen vernietigd. Hierdoor is het vanaf 1 januari 2021 niet meer mogelijk om volgens de bijklusregels activiteiten te verrichten voor verenigingen of diensten van burger aan burger.

De wet van 24 december 2020 (BS van 31 december 2020) voorziet een aangepaste regeling voor het verenigingswerk in 2021. Het gaat om een tijdelijke oplossing voor één jaar en enkel voor de sportsector.

De volgende activiteiten worden als verenigingswerk beschouwd:

  1. animator, leider, monitor of coördinator die sportinitiatie en/of sportactiviteiten verstrekt;
  2. sporttrainer, sportlesgever, sportcoach, jeugdsportcoördinator, sportscheidsrechter, jurylid, steward, terreinverzorger-materiaalmeester, seingever bij sportwedstrijden;
  3. conciërge van sportinfrastructuur;
  4. hulp en ondersteuning bieden op occasionele of kleinschalige basis op het vlak van het administratief beheer, het bestuur, het ordenen van archieven of het opnemen van een logistieke verantwoordelijkheid bij activiteiten in de sportsector;
  5. hulp bieden op occasionele of kleinschalige basis bij het opstellen van nieuwsbrieven en andere publicaties (zoals websites) in de sportsector;
  6. verstrekker van opleidingen, lezingen, en presentaties in de sportsector.

Let wel, werken in onroerende staat kunnen niet in het kader van het verenigingswerk worden uitgevoerd zoals een kantine verbouwen, de aanleg van terreinen... .

Een vereniging die verenigingswerkers in dienst neemt is een solidariteitsbijdrage van 10% van de overeengekomen vergoeding verschuldigd aan de RSZ. Er is eveneens een fiscaal luik, namelijk een belastingheffing van 10%. Meer informatie over het hoe en het wanneer volgt later.

 

Welke verenigingen zijn beoogd?

Het betreft, zoals bij het bijklussen, de vereniging, feitelijke vereniging, private of publieke rechtspersoon die geen vermogensvoordeel uitkeert andere dan aan een in de statuten belangeloos doel en die ingeschreven is in de Kruispuntbank van Ondernemingen of (in het geval van een feitelijke vereniging) geïdentificeerd is bij de RSZ.

 

Voor wie is het statuut ‘verenigingswerker’ bedoeld?

Dit statuut geldt enkel voor wie minstens 18 jaar is en op kwartaalbasis maximaal gemiddeld 50 uren per maand prestaties verricht die als verenigingswerk worden beschouwd.

De volgende personen komen in aanmerking om verenigingswerk te verrichten :

  • actieve werknemers;
  • gepensioneerden (met inbegrip van de personen met een overlevingspensioen);
  • zelfstandigen (alleen in hoofdberoep). 

Bij het begin van de verenigingsactiviteiten moet aan deze voorwaarde voldaan zijn. De beoordeling gebeurt op basis van de situatie in  (T - 3)  (of  op  (T - 2) voor gepensioneerden):

  • In de 12 tot 9 maanden (= T - 3) voorafgaand aan de start van het verenigingswerk minstens één dag als werknemer of ambtenaar gewerkt hebben.
  • of  in (T - 3) zelfstandige in hoofdberoep zijn en sociale bijdragen betalen;
  • of in (T - 2) gepensioneerd zijn.

Hiervoor wordt rekening gehouden met:

  • de door de werkgever betaalde dagen
  • bepaalde niet door de werkgever betaalde dagen van schorsing van de arbeidsovereenkomst, zoals moederschapsrust, adoptieverlof en tijdelijke werkloosheid
  • evenals de dagen van uitgestelde bezoldiging in het onderwijs.

Tellen niet mee, de prestaties als:

  • 'leerling' in het kader van het alternerend leren,
  • deeltijds leerplichtige,
  • student onder solidariteitsbijdrage,
  • gelegenheidswerknemer in de Horeca of in de land- en tuinbouw en
  • flexi-werknemer.

Voor bepaalde bijzondere situaties moet contact opgenomen worden met de RSZ.

Verdere bijzonderheden zijn terug te vinden op de website www.verenigingswerk.be.

 

Wie komt niet in aanmerking?

Zoals bij bijklussen komt al wie door een arbeidsovereenkomst, statutaire aanstelling of dienstverleningsovereenkomst verbonden is met dezelfde vereniging of organisatie, niet in aanmerking.

Komen evenmin in aanmerking, al wie bij de vereniging tewerkgesteld is:

  • als uitzendkracht,
  • als tijdelijke werknemer (vervanging of inzet bij tijdelijke vermeerdering van het werk), of
  • als werknemer die ter beschikking werd gesteld door de vereniging.

Bovendien geldt dit verbod voor de periode van één jaar voorafgaand aan het begin van het verenigingswerk. Dit verbod geldt niet indien het ging om een tewerkstelling als student, om een niet-onderworpen tewerkstelling in de socio-culturele sector of bij sportmanifestaties (Dimona 'A17') en voor een gepensioneerde.

De vereniging mag geen 'verenigingswerker' inzetten ter vervanging van een werknemer die ze de afgelopen 4 kwartalen zelf in dienst had of die in dienst was van een vereniging die deel uitmaakt van dezelfde technische bedrijfseenheid.

 

Wat is de minimale vergoeding en wat zijn de maxima die in aanmerking komen?

In tegenstelling met vrijwilligerswerk dat in principe onbetaald is, wordt een minimale vergoeding van 5,10 EUR per uur opgelegd. De inkomsten uit verenigingswerk mogen niet meer bedragen dan 532,50 EUR per maand en 6.390,00 EUR per jaar (inclusief verplaatsingskosten en onkosten). De vermelde bedragen zijn de geïndexeerde bedragen 2021.

De inkomsten via een erkend deeleconomieplatform worden mee in rekening gebracht om na te gaan of het maximum jaarbedrag van 6.390,00 EUR per jaar niet wordt overschreden.

 

Hoe moeten de prestaties aangegeven worden?

De aangifte moet gebeuren vóór de aanvang van het verenigingswerk via een onlinedienst die op de website www.verenigingswerk.be beschikbaar is.

Bij de start op 1 januari 2021 was de onlinedienst Verenigingswerk nog niet beschikbaar. De aangiftes van prestaties die aanvingen voor de onlinedienst beschikbaar was, moeten retroactief gebeuren.

 

Premie voor de compensatie van RSZ-bijdragen van het 3de kwartaal 2020 - toeleveranciers update 25/01/2021 - coronamaatregel

(25/01/2021)

Maatregel voor de toeleveranciers van werkgevers die verplicht hebben moeten sluiten op basis van de ministeriële besluiten van 28/10/2020 en 01/11/2020.

Om de financiële gevolgen van de coronacrisis te verlichten, heeft de regering nieuwe maatregelen genomen om de werkgevers van bepaalde zwaar getroffen sectoren te ondersteunen. Zo werd een compensatieregeling uitgewerkt voor toeleveranciers van ondernemingen die op basis van de ministeriële besluiten van 28 oktober 2020 en 1 november 2020 verplicht moesten sluiten. Deze regeling voorziet in een compensatie die gelijk is aan de verschuldigde netto patronale basisbijdragen en de patronale solidariteitsbijdrage voor studenten voor hetzij het 1ste kwartaal 2020, hetzij het 3de kwartaal 2020, waarbij het meest gunstige bedrag van de twee wordt toegekend.

Een koninklijk besluit dat deze aangelegenheid regelt, werd op 16 december 2020 ondertekend.

 

I Toepassingsgebied en voorwaarden van de maatregel

Deze maatregel is van toepassing

  • op werkgevers uit de privésector
  • die nog actief zijn aan het eind van het 3de kwartaal, nl. op 30 september 2020.
  • die toeleveranciers zijn van ondernemingen die verplicht hebben moeten sluiten op basis van de ministeriële besluiten van 28 oktober 2020 en 1 november 2020. Er moet een rechtstreeks verband bestaan tussen de toeleverancier en de onderneming die verplicht moest sluiten om deze maatregel te kunnen genieten. Werkgevers die leveren aan toeleveranciers van een onderneming die verplicht heeft moeten sluiten, kunnen deze maatregel niet genieten.

Notie van toeleverancier in het kader van de maatregel

Om deze maatregel te kunnen genieten, moeten de werkgevers in 2019 een omzet hebben behaald die voor minstens 20% resulteerde uit goederen en/of diensten, geleverd aan de bedrijven die op basis van de ministeriële besluiten van 28 oktober 2020 en 1 november 2020 verplicht moesten sluiten. Ondernemingen die hun activiteiten in 2020 hebben aangevat, moeten in 2020 een omzet behalen die voor minstens 20% resulteert uit goederen en/of diensten, geleverd aan de bovenvermelde bedrijven die voor het publiek gesloten zijn.

Werkgevers die de premie aanvragen, moeten voor de RSZ bewijsstukken ter beschikking houden van het feit dat ze leveren aan de bedrijven die verplicht hebben moeten sluiten voor het publiek, voor minstens 20% van hun omzet van 2019 of 2020, al naargelang het geval.

Ondernemingen waarvan men rechtstreekse toeleverancier moet zijn, zijn de ondernemingen die op basis van de ministeriële besluiten van 28 oktober 2020 en 1 november 2020 verplicht moesten sluiten en die tot de volgende sectoren behoren :

  • inrichtingen die behoren tot de sector van de horeca (PC 302) en andere eet- en drinkgelegenheden, met uitzondering van hotels, vakantieverblijven en grootkeukens voor verblijf-, school-, leef- en werkgemeenschappen, die zijn uitgesloten vermits zij niet verplicht gesloten waren voor het publiek;
  • discotheken, dancings en dergelijke;
  • ondernemingen die behoren tot de sector van de organisatie van congressen en beurzen;
  • ondernemingen uit het ‘vermakelijkheidsbedrijf’;
  • ondernemingen die behoren tot de sector van de filmvertoning;
  • exploitanten van kermisattracties
  • casino's;
  • pret- en dierenparken, de historische sites en monumenten en musea;
  • ondernemingen die deel uitmaken van de sportsector;
  • rijscholen;
  • garages, handels in voertuigen en carwashbedrijven op voorwaarde dat deze moesten sluiten voor het publiek;
  • onderneming die deel uitmaken van de sector van de detailhandel;
  • onderneming die behoren tot de kappers- en schoonheidszorgsectoren;
  • welnesscentra;
  • tatoeage- en piercingsalons;
  • ondernemingen die behoren tot de sector van de dierenverzorging;
  • ondernemingen die behoren tot de sector van de buitenschoolse opleiding en de verenigingen, op voorwaarde dat ze moesten sluiten voor het publiek.

 

Er bestaan 3 categorieën van werkgevers op wie deze maatregel van toepassing is.

Categorie 1: BTW-plichtige werkgevers die een periodieke BTW-aangifte indienen

Deze werkgevers kunnen aanspraak maken op de maatregel als zij aan de volgende 2 voorwaarden voldoen:

  • In 2019 een omzet hebben behaald die voor minstens 20% resulteerde uit goederen en/of diensten, geleverd aan de bedrijven die op basis van de ministeriële besluiten van 28 oktober 2020 en 1 november 2020 verplicht moesten sluiten, of, voor ondernemingen die hun activiteiten in 2020 hebben aangevat, in 2020 een omzet behalen die voor minstens 20% resulteert uit goederen en/of diensten, geleverd aan de bovenvermelde bedrijven die voor het publiek gesloten zijn
  •  en in het 2de kwartaal 2020 een effectieve daling van minstens 65% van de omzet hebben, resulterend uit verrichtingen die in kader 2 moeten worden opgenomen van de periodieke BTW-aangiften, bedoeld in artikel 53, §1, eerste lid, 2°, van het BTW-wetboek, ten opzichte van de omzet, resulterend uit diezelfde verrichtingen die in de periodieke BTW-aangiften voor het 2de kwartaal 2019 of het 1ste kwartaal 2020 moesten worden opgenomen, 
    • of in het 4de kwartaal 2020 een effectieve daling van minstens 65% van de omzet hebben, resulterend uit de verrichtingen die in kader 2 moeten worden opgenomen van de periodieke BTW-aangiften, bedoeld in artikel 53, §1, eerste lid, 2°, van het BTW-wetboek, ten opzichte van de omzet uit diezelfde verrichtingen die in de periodieke BTW-aangiften voor het 4de kwartaal 2019 of het 3de kwartaal 2020 moesten worden opgenomen.

Categorie 2: BTW-plichtige werkgevers die geen periodieke BTW-aangifte indienen

Het betreft

  • kleine ondernemingen die hebben geopteerd voor de vrijstellingsregeling indien hun jaarlijkse omzet niet meer bedraagt dan 25.000,00 EUR
  • ondernemingen die onder de bijzondere landbouwregeling vallen
  • ondernemingen die deel uitmaken van een BTW-eenheid die de BTW-aangiften uitvoert voor de volledige eenheid.

Deze werkgevers kunnen aanspraak maken op de maatregel als zij aan de volgende 2 voorwaarden voldoen:

  • In 2019 een omzet hebben die voor minstens 20% resulteert uit goederen en/of diensten, geleverd aan de bedrijven die op basis van de ministeriële besluiten van 28 oktober 2020 en 1 november 2020 verplicht moesten sluiten voor het publiek, of, voor ondernemingen die hun activiteiten in 2020 hebben aangevat, in 2020 een omzet hebben die voor minstens 20% resulteert uit goederen en/of diensten, geleverd aan de bovenvermelde bedrijven die voor het publiek gesloten zijn
  • en in het 2de kwartaal 2020 een effectieve daling hebben van minstens 65% van de bij de RSZ aangegeven loonmassa ten opzichte van het 2de kwartaal 2019 of het 1ste kwartaal 2020,
    • of in het 4de kwartaal 2020 ten opzichte van het 4de kwartaal 2019 of het 3de kwartaal 2020.

Categorie 3: werkgevers die niet BTW-plichtig zijn

Deze werkgevers kunnen aanspraak maken op de maatregel als zij aan de volgende 2 voorwaarden voldoen:

  • In 2019 een omzet hebben behaald die voor minstens 20% resulteert uit goederen en/of diensten, geleverd aan de bedrijven die op basis van de ministeriële besluiten van 28 oktober 2020 en 1 november 2020 verplicht moesten sluiten, of, voor ondernemingen die hun activiteiten in 2020 hebben aangevat, in 2020 een omzet behalen die voor minstens 20% resulteert uit goederen en/of diensten, geleverd aan de bovenvermelde bedrijven die voor het publiek gesloten zijn
  • en in het 2de kwartaal 2020 een effectieve daling hebben van minstens 65% van de bij de RSZ aangegeven loonmassa ten opzichte van het 2de kwartaal 2019 of het 1ste kwartaal 2020,
    • of in het 4de kwartaal 2020 ten opzichte van het 4de  kwartaal 2019 of het 3de  kwartaal 2020.

 

 

II Procedure

Stap 1: Aanvraag van de premie bij de RSZ via een online toepassing

Categorie 1: BTW-plichtige werkgevers die een periodieke BTW-aangifte indienen

Om de maatregel te kunnen genieten, moeten deze werkgevers een aanvraag bij de RSZ indienen via een online toepassing waarin zij aangeven

  • dat hun omzet in 2019 voor minstens 20% resulteert uit goederen en/of diensten, geleverd aan de bedrijven die op basis van de ministeriële besluiten van 28 oktober 2020 en 1 november 2020 verplicht moesten sluiten, of, voor ondernemingen die hun activiteiten in 2020 hebben aangevat, dat hun omzet in 2020 voor minstens 20% resulteert uit goederen en/of diensten, geleverd aan de bovenvermelde bedrijven die verplicht moesten sluiten
  • en dat er in het 2de kwartaal 2020 een daling van hun omzet van minstens 65% heeft plaatsgevonden ten opzichte van het 2de kwartaal 2019 of het 1ste kwartaal 2020,
    • of in het 4de kwartaal 2020 ten opzichte van het 4de kwartaal 2019 of het 3de kwartaal 2020.

Categorie 2: BTW-plichtige werkgevers die geen periodieke BTW-aangifte indienen en categorie 3: werkgevers die niet BTW-plichtig zijn

Om de maatregel te kunnen genieten, moeten deze werkgevers een aanvraag bij de RSZ indienen via een online toepassing waarin zij aangeven

  • dat hun omzet in 2019 voor minstens 20% resulteert uit goederen en/of diensten, geleverd aan de bedrijven die op basis van de ministeriële besluiten van 28 oktober 2020 en 1 november 2020 verplicht moesten sluiten, of, voor ondernemingen die hun activiteiten in 2020 hebben aangevat, dat hun omzet in 2020 voor minstens 20% resulteert uit goederen en/of diensten, geleverd aan de bovenvermelde bedrijven die verplicht moesten sluiten
  • en dat er in het 2de kwartaal 2020 een daling van de aangegeven loonmassa van minstens 65% heeft plaatsgevonden ten opzichte van het 2de kwartaal 2019 of het 1ste kwartaal 2020,
    • of in het 4de kwartaal 2020 ten opzichte van het 4de kwartaal 2019 of het 3de kwartaal 2020.

De ESS en de dienstverrichters kunnen deze aanvraag indienen voor de werkgevers waarvoor zij bij de RSZ als mandataris voor de DmfA bekend staan.

De aanvragen op basis van de daling met ten minste 65 % van de omzet of de loonmassa van het 2de kwartaal 2020 en/of  het 4de kwartaal 2020 ten opzichte van het voorgaande kwartaal of van het overeenstemmende kwartaal van 2019, moeten ten laatste tegen 15 februari 2021 bij de RSZ worden ingediend. De RSZ onderzoekt de aanvragen zowel op basis van het 2de kwartaal 2020 als op basis van het 4de kwartaal 2020.

 

Stap 2: verzending van een ontvangstbevestiging van de aanvraag

Werkgevers die een aanvraag van de premie 'toeleverancier' bij de RSZ hebben ingediend, ontvangen in hun e-box een elektronisch overzicht van hun aanvraag.

Werkgevers voor wie de mandataris de aanvraag heeft ingediend, ontvangen in hun e-box een elektronisch overzicht van de aanvraag.

 

Stap 3: Berekening van het bedrag van de premie

Na de controle van de voorwaarden voor de toekenning van de premie, zal de RSZ het bedrag berekenen voor de werkgevers die er recht op hebben.

De premie is gelijk aan het bedrag van de verschuldigde netto patronale basisbijdragen en de patronale solidariteitsbijdrage voor studenten voor hetzij het 1ste kwartaal 2020, hetzij het 3de kwartaal 2020, waarbij het meest gunstige bedrag van de twee wordt toegekend.

De premie wordt berekend voor alle werknemers en studenten van de betrokken werkgevers, met uitzondering van de flexi-jobs en de specifieke werknemers die niet in de DmfA werden aangegeven, zoals de vrijwilligers.

Onder netto patronale basisbijdragen wordt begrepen de patronale basisbijdragen, met inbegrip van de loonmatigingsbijdrage, verminderd met de structurele verminderingen en de doelgroepverminderingen.

Zijn niet in het toepassingsgebied opgenomen:

  • de werknemersbijdragen
  • de bijzondere werkgeversbijdragen, waaronder:
    • de bijdrage bestemd voor het stelsel voor jaarlijkse vakantie der handarbeiders
    • de bijdrage 1,60% of 1,69%
    • de bijdrage risicogroepen
    • de bijdragen bestemd voor het Fonds voor Sluiting van Ondernemingen
    • de bijdragen bestemd voor een Fonds voor Bestaanszekerheid
    • De bijdragen voor de 2de pensioenpijler

Onder de patronale solidariteitsbijdrage, verschuldigd voor de studenten, wordt begrepen, het gedeelte van de solidariteitsbijdrage ten laste van de werkgever (5,42%).

Het bedrag van de premie zal in 4 gelijktijdige stappen worden berekend:

  • Stap 1: berekening van het bedrag op basis van de gegevens van het 1ste kwartaal 2020
    Dit bedrag is gelijk aan
    • het bedrag van de netto patronale basisbijdrage van het 1ste kwartaal 2020
    • vermeerderd met het bedrag van de patronale solidariteitsbijdrage, verschuldigd voor de studenten betreffende het 1ste kwartaal 2020
  • Stap 2: berekening van het bedrag op basis van de gegevens van het 3de kwartaal 2020
    Dit bedrag is gelijk aan
    • het bedrag van de netto patronale basisbijdrage van het 3de kwartaal 2020
    • vermeerderd met het bedrag van de patronale solidariteitsbijdrage, verschuldigd voor de studenten betreffende het 3de kwartaal 2020
  • Stap 3: vergelijking van de 2 bedragen
    • Het hoogste bedrag van de 2 wordt in aanmerking genomen.
  • Stap 4: eventuele vergelijking van het bedrag van de premie, toegekend aan de werkgevers die, in overeenstemming met de ministeriële besluiten van 28 oktober 2020 en 1 november 2020, verplicht hebben moeten sluiten of die door de coronamaatregelen zwaar getroffen zijn (premie 'sluiting'), met het bedrag van de premie, toegekend op basis van de huidige nota (premie 'toeleverancier')
    • Als de werkgever reeds een premie 'sluiting' genoten heeft en hij ook recht heeft op de premie 'toeleverancier', zal de RSZ de 2 bedragen vergelijken.
    • Het bedrag van de premie 'toeleverancier' zal gelijk zijn aan het verschil tussen de premie 'sluiting' en de premie 'toeleverancier' die werd berekend.

Werkgevers kunnen slechts één maal op deze premie aanspraak maken. Indien de premie wordt toegekend op basis van de verklaring van de daling van de omzet of de loonmassa van het 2de kwartaal, dan is deze premie verworven. Ze zal echter geen 2de keer worden toegekend als de werkgever op basis van de daling van de omzet of de loonmassa van het 4e kwartaal een aanvraag indient, ook niet indien er effectief een daling in omzet of loonmassa heeft plaatsgevonden in het 2de en het 4de kwartaal.

 

Stap 4: Mededeling aan de werkgever van het recht op de premie en het bedrag

De RSZ zal de werkgevers meedelen of ze op basis van de bovenstaande voorwaarden al dan niet recht hebben op de premie, en zo ja, hoeveel die bedraagt. Werkgevers die er voor gekozen hebben om hun documenten enkel via hun e-Box Enterprise te ontvangen (opt in), zullen deze informatie enkel  elektronisch via een e-mail in hun e-box ontvangen. De andere werkgevers ontvangen deze informatie ook op papier.

 

Stap 5: Storting van de premie op de werkgeversrekening bij de RSZ

Voor werkgevers die recht hebben op de premie op basis van de daling van hun omzet of loonmassa in het 2de kwartaal 2020 stort de RSZ zo snel mogelijk het bedrag van de premie op de rekening van de werkgever bij de RSZ.

De premie zal in eerste instantie worden aangewend om de bijdragen voor het 1ste kwartaal 2021  en vervolgens om de eventuele andere verschuldigde bedragen te betalen. Ze zal hierbij eerst op de oudste schuld worden toegerekend, overeenkomstig artikel 25 van de wet van 27 juni 1969.  Indien er na toerekening een saldo overblijft, kan de werkgever om de uitbetaling ervan verzoeken.  Wanneer de werkgever niet om uitbetaling verzoekt, zal het saldo worden aangewend voor de eerstvolgende bedragen die aan de RSZ verschuldigd zijn.

Voor werkgevers die recht hebben op de premie op basis van de daling van hun omzet of loonmassa in het 4de kwartaal 2020, stort de RSZ, zodra dit mogelijk is, het bedrag van de premie op de rekening van de werkgever bij de RSZ.

De premie zal in eerste instantie worden aangewend om de bijdragen voor het 2de kwartaal 2021 en vervolgens om de eventuele andere verschuldigde bedragen te betalen. Ze zal hierbij eerst op de oudste schuld worden toegerekend, overeenkomstig artikel 25 van de wet van 27 juni 1969.  Indien er na toerekening een saldo overblijft, kan de werkgever om de uitbetaling ervan verzoeken.  Wanneer de werkgever niet om uitbetaling verzoekt, zal het saldo worden aangewend voor de eerstvolgende bedragen die aan de RSZ verschuldigd zijn.

Voorschotten 1ste en 2de kwartaal 2021

(25/01/2021)

Gelet op de goedkeuring in de Ministerraad van 22 januari 2021 van een ontwerp van wet, zal het niet-doorstorten van de voorschotten voor het 1ste en het 2de kwartaal 2021, zoals de vorige kwartalen, geen aanleiding geven tot sancties. 

Het ontwerp van wet, dat nog de parlementaire procedure dient te volgen, voorziet ook dat werkgevers een minnelijk afbetalingsplan voor de aangegeven bijdragen voor het 1ste en het 2de kwartaal 2021 en voor de bijdrage jaarlijkse vakantie voor het vakantiedienstjaar 2020 zullen kunnen aanvragen. In bepaalde omstandigheden en onder bepaalde voorwaarden zullen de bijdrageopslagen en / of verwijlinteresten niet aangerekend worden wanneer en voor zover de vastgelegde afbetalingsmodaliteiten strikt worden nageleefd.

Eerste aanwervingen - verlenging - update 14 januari 2021

(14/01/2021)

Het koninklijk besluit van 5 januari 2021 (BS van 12 januari 2021) zet het systeem van de bijdragevermindering eerste aanwervingen, zoals toegepast in 2020, verder.

Voor een 1ste werknemer aangeworven vóór 1 januari 2021, kan een vermindering G7 onbeperkt in tijd worden toegekend. Deze periode van indienstnames met verhoogde bijdragevermindering liep af op 31 december 2020. De beperking tot deze periode wordt nu geschrapt, zodat ook voor indienstnames van een 1ste werknemer na 31 december 2020 dezelfde toepassingsmodaliteiten blijven gelden (vermindering G7 onbeperkt in tijd).

Ter herinnering, het gaat om de vermindering (G7) van de werkgeversbijdragen voor een 1ste werknemer voor nieuwe werkgevers in de privésector, gelijk aan het saldo van de verschuldigde basisbijdragen na de eventuele sociale maribel aftrek en na toepassing van de structurele vermindering.

Pretracing buitenlandse arbeidskrachten - coronamaatregel

(14/01/2021)

Het ministerieel besluit van 12 januari 2021 (BS van 12 januari 2021) breidt het systeem van pretracing uit naar alle sectoren.

In het kader van de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus COVID-19, is nu elke werkgever of gebruiker die voor werkzaamheden in België tijdelijk beroep doet op een in het buitenland verblijvende of wonende werknemer of zelfstandige, verplicht een aantal gegevens in te zamelen en bij te houden. Een uitzondering hierop blijft de uitvoering voor natuurlijke personen van werkzaamheden voor strikt persoonlijke doeleinden (zoals bijvoorbeeld installatie of herstelling van een verkoelingssysteem in de private woning).

Vrijwilligers jaarlijks kostenplafond - coronamaatregel

(14/01/2021)

Omdat tijdens de periode van de Covid-19-crisis veel vrijwilligers uitgebreid ingezet werden in ondernemingen (waar toegestaan), verenigingen en diensten van de cruciale sectoren en de essentiële diensten, bestond het gevaar dat voor heel wat van hen het maximale kostenplafond na de 1ste corona-golf al bereikt zou zijn. Daarom werden de categorieën van vrijwilligers die gebruik konden maken van het verhoogde jaarlijkse kostenplafond uitgebreid met:

  • de vrijwilligers die effectief ingezet werden in de ondernemingen (waar toegestaan), verenigingen en diensten van de cruciale sectoren en de essentiële diensten  bedoeld in de bijlage van het ministerieel besluit van 30 juni 2020 houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken, voor activiteiten in het kader van het beheer van de Covid-19 crisis, in de periode van 18 maart 2020 tot en met 17 mei 2020.

De verhoging van het jaarlijkse kostenplafond gold vanaf 1 januari 2020 tot en met 31 december 2020 (koninklijk besluit van 28 augustus 2020 - BS van 8 september 2020).

Omdat ook tijdens het 4de kwartaal 2020 en het 1ste kwartaal 2021 tijdens de 2de corona-golf heel wat vrijwilligers ingeschakeld werden / worden en om de vrijwilligers de mogelijkheid te laten hun gewoonlijk vrijwilligerswerk verder te zetten, werd opnieuw voorzien dat het jaarlijkse kostenplafond verhoogd wordt wanneer zij ingezet werden / worden in cruciale sectoren. Daarom worden de categorieën van vrijwilligers die gebruik kunnen maken van het verhoogde jaarlijkse kostenplafond uitgebreid met:

Concreet betekent dit dat wanneer zij als vrijwilliger actief zijn in het 4de kwartaal 2020 bij één of meerdere van de in de bijlage van het ministerieel besluit opgenomen ondernemingen, verenigingen of diensten, voor 2020 het verhoogde jaarbedrag van 2.549,90 EUR op hen van toepassing wordt, indien dat nog niet het geval zou zijn geweest.

Dit betekent ook dat wanneer zij als vrijwilliger actief zijn in het 1ste kwartaal 2021 bij één of meerdere van de in de bijlage van het ministerieel besluit opgenomen ondernemingen, verenigingen of diensten, voor 2021 het verhoogde jaarbedrag van 2.600,90 EUR op hen van toepassing is.

(koninklijk besluit van 28 december 2020 - BS van 31 december 2020)

 

120 extra vrijwillige overuren 4de kwartaal 2020 en 1ste kwartaal 2021 - coronamaatregel

(08/01/2021)

De wet van 20 december 2020 (BS van 30 december 2020) verhoogt voor de periode van 1 oktober 2020 tot en met 31 december 2020 en 1 januari 2021 tot en met 31 maart 2021 het jaarlijks maximum van 100 vrijwillige overuren naar 220 vrijwillige overuren voor de ‘cruciale sectoren’. Voor de periode van 1 oktober 2020 tot en met 31 december 2020 worden de extra vrijwillige overuren die reeds in het 2de kwartaal gepresteerd werden, wel in mindering gebracht van het bijkomend contingent van 120 extra overuren.

Dit wil zeggen dat in de loop van het 4de kwartaal 2020 en het 1ste kwartaal 2021, 120 extra vrijwillige overuren kunnen gepresteerd worden, ongeacht of er reeds vrijwillige overuren van het contingent van 100 gebruikt werden. Meer informatie over vrijwillige overuren in het algemeen  en deze extra 120 overuren , vindt u terug op de website van de FOD WASO.

Voor de sociale zekerheid worden deze 120 extra uren vrijgesteld van socialezekerheidsbijdragen en moeten zij dus ook niet worden aangegeven in de DmfA of DmfAPPL (koninklijk besluit van 28 december 2020 - BS van 31 december 2020). Zij worden eveneens fiscaal vrijgesteld.

Onder  ‘cruciale sectoren’ wordt verstaan, de handelszaken, private en publieke bedrijven en diensten die personeel tewerkstellen en die noodzakelijk zijn voor de bescherming van de vitale belangen van de Natie en de behoeften van de bevolking als bedoeld in het raam van de door de minister van Binnenlandse Zaken genomen dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken, alsook de producenten, leveranciers, aannemers en onderaannemers van goederen, werken en diensten die essentieel zijn voor de activiteit van deze ondernemingen en deze diensten.

Decava - loonplafonds inhoudingen

(08/01/2021)

Ingevolge het toepassen van een herwaarderingscoëfficiënt, is er met ingang van 1 januari 2021 een aanpassing van de grensbedragen voor de berekening van de maximale inhouding op de aanvullende vergoedingen:

Grensbedragen na indexering en met toepassing van de herwaarderingscoëfficiënt:

(in EUR)

voltijds, met gezinslast

voltijds, zonder gezinslast

halftijds, met gezinslast

halftijds, zonder gezinslast

basisbedrag 1.130,44 938,50 565,22 469,25

vanaf 01-01-2018

1.712,05 1.421,35 856,02 710,68
vanaf 01-09-2018 1.746,22 1.449,73 873,11 724,86
vanaf 01-01-2020 1.768,57 1.468,29 884,29 734,14
vanaf 01-03-2020 1.803,94 1.497,65 901,97 748,82
vanaf 01-01-2021 1.809,71 1.502,44 904,86 751,22

 

Verlenging geldigheidsduur consumptiecheque en maaltijd-, eco-, geschenk-, sport- en cultuurcheques - coronamaatregel

(08/01/2021)

Om de begunstigden van de verschillende cheques toe te laten deze te gebruiken zonder keuzebeperking als gevolg van de huidige sluitingen, wordt de geldigheid ervan verlengd. Dit laat ondernemingen ook toe ze te aanvaarden na de oorspronkelijke geldigheidsdatum.

Het gaat om volgende verlengingen:

  • Consumptiecheques (elektronische en papieren)
    • --> verlenging geldigheidsduur tot en met 31 december 2021
    • consumptiecheques in sectoren die beslist hebben over de toekenning ervan na een financieringsbeslissing van de subsidiërende federale overheid of gefedereerde entiteit in de periode van 1 november 2020 tot en met 31 december 2020, mogen toegekend worden tot en met 30 juni 2021; het gaat om de eenmalige solidariteitspremie volgens het systeem van de consumptiecheque voor het personeel van de federale gezondheidssectoren
  • Maaltijdcheques (enkel elektronische):
    • waarvan de geldigheidsduur afloopt gedurende periode van 1 maart tot en met 30 juni 2020 --> verlenging geldigheidsduur met 6 maanden
    • waarvan de geldigheidsduur afloopt gedurende periode van 1 november 2020 tot en met 31 maart 2021 --> verlenging geldigheidsduur met 6 maanden
    • elektronische maaltijdcheques waarvan de geldigheidsduur in 2020 is afgelopen, worden heruitgegeven ten belope van hetzelfde bedrag voor zover zij niet werden verlengd, opnieuw met een geldigheidsduur van 12 maanden
  • Ecocheques (elektronische en papieren):
    • waarvan de geldigheidsduur afloopt gedurende periode van 1 maart tot en met 30 juni 2020 --> verlenging geldigheidsduur met 6 maanden
    • waarvan de geldigheidsduur afloopt gedurende periode van 1 november 2020 tot en met 31 maart 2021 --> verlenging geldigheidsduur met 6 maanden
    • papieren en elektronische ecocheques waarvan de geldigheidsduur in 2020 is afgelopen, worden heruitgegeven ten belope van hetzelfde bedrag voor zover zij niet werden verlengd, opnieuw met een geldigheidsduur van 24 maanden
  • Sport- en cultuurcheques:
    • waarvan de vervaldatum 30 september 2020 is --> verlenging geldigheidsduur tot en met 30 september 2021
  • Geschenkcheques:
    • waarvan de geldigheidsduur afloopt gedurende periode van 1 maart tot en met 30 juni 2020 --> verlenging geldigheidsduur met 6 maanden
    • waarvan de geldigheidsduur afloopt gedurende periode van 1 november 2020 tot en met 31 maart 2021 --> verlenging geldigheidsduur met 6 maanden

Dit houdt dus in dat wanneer de geldigheidsduur eerder verlengd werd, de verlengde geldigheidsduur bepalend is om na te gaan of er nog sprake kan zijn van een verlenging.

(koninklijk besluit van 20 mei 2020 - BS van 29 mei 2020; 2 koninklijke besluiten van 22 december 2020 - BS van 29 december 2020; programmawet van 20 december 2020 - BS van 30 december 2020; koninklijk besluit van 28 december 2020 - BS van 31 december 2020)

 

Vrijwilligers - coronamaatregel

(08/01/2021)

Vanaf 1 mei 2020 tot 1 september 2020 konden vrijwilligers als dusdanig ook worden ingeschakeld bij organisaties die niet als vereniging zonder winstoogmerk zijn opgericht, maar die door de bevoegde overheid zijn erkend voor de bijstand aan en de zorg voor bejaarden en voor de opvang en de huisvesting van bejaarden. Deze private commerciële instellingen worden voor het inschakelen van vrijwilligers, tijdelijk gelijkgesteld met een 'organisatie' zoals gedefinieerd in de vrijwilligerswet.

De wet van 20 december 2020 (BS van 30 december 2020) verlengt deze periode tot 31 maart 2021.

Premie voor de compensatie van RSZ-bijdragen van het derde kwartaal 2020 - update 24 december 2020 - coronamaatregel

(24/12/2020)

Maatregel voor de werkgevers die verplicht hebben moeten sluiten op basis van de Ministeriële Besluiten van 28/10/2020 en 01/11/2020 of die zwaar zijn getroffen door de coronamaatregelen

Om de financiële gevolgen van de coronacrisis te verlichten heeft de regering nieuwe maatregelen genomen ter ondersteuning van de werkgevers van bepaalde zwaar getroffen sectoren of die verplicht hebben moeten sluiten op basis van de Ministeriële Besluiten van 28 oktober 2020 en 1 november 2020. Er wordt een compensatieregeling uitgewerkt die voorziet dat de betrokken werkgevers een compensatie ontvangen, die overeenstemt met de verschuldigde netto patronale basisbijdragen en de patronale solidariteitsbijdrage studenten, verschuldigd voor het 3de kwartaal 2020.

Deze compensatieregeling wordt toegekend aan ondernemingen die behoren tot de zwaar getroffen sectoren zoals hierna toegelicht.

Maatregelen en procedures voor ondernemingen die diensten en goederen leveren aan ondernemingen in sectoren die hun activiteiten hebben moeten beperken en als gevolg daarvan een aanzienlijke omzetsdaling hebben, worden momenteel opgesteld. Meer informatie hierover volgt later.

 

I Toepassingsgebied van de maatregel

Deze maatregel is van toepassing op werkgevers in sectoren die zwaar getroffen worden door de coronacrisis, op voorwaarde dat zij in het 3de kwartaal van 2020 actief zijn. De openbare sector en de derde betalers zijn uitgesloten.  De categorieën en NACE-codes die in aanmerking worden genomen, zijn enkel voor de privésector.

 

1) Betrokken werkgevers

Momenteel betreft het de werkgevers die onder de volgende sectoren ressorteren:

  • de inrichtingen die behoren tot de horeca (CP 302) en andere eet- en drankgelegenheden, en die uitsluitend behoren tot één van de volgende RSZ-categorieën:
    • 017 en 317, met uitzondering van eet- en drinkgelegenheden en grootkeukens voor verblijf-, school-, leef- en werkgemeenschappen, die zijn uitgesloten.  De uitsluiting heeft betrekking op de volgende NACE-code:
      • 56290   Bedrijfsrestaurants
    • of de werkgevers die volgende NACE-code hebben ongeacht de RSZ-categorie:
      • 55201   Jeugdherbergen en jeugdverblijfcentra
      • 56101   Eetgelegenheden met volledige bediening
      • 56102   Eetgelegenheden met beperkte bediening
      • 56301   Cafés en bars
  • de werkgevers die onder meerdere categoriekengetallen, waaronder de 017 en/of 317, ingeschreven zijn en waarvoor de horeca-activiteiten bijkomstig zijn ten opzichte van de hoofdactiviteit, voor zover de activiteit die valt onder de horeca voor klanten toegankelijk is, met uitzondering van eet- en drinkgelegenheden en grootkeukens voor verblijf-, school-, leef- en werkgemeenschappen, die zijn uitgesloten.  De uitsluiting heeft betrekking op de volgende NACE-code:
    • 56290   Bedrijfsrestaurants
  • de discotheken, dancings en dergelijke die tot minstens één van de volgende RSZ-categorieën behoren
    • 017 en 317 of die volgende NACE-code hebben:
      • 56302   Discotheken, dancings en dergelijke
  • ondernemingen die tot de evenementensector behoren en de volgende NACE-code hebben:
    • 82300   Organisatie van congressen en beurzen
  • bedrijven die tot de sector van de uitvoerende kunsten behoren en die onder minstens één van de volgende RSZ-categorieën vallen
    • 262, 362, 562, 662, 762 en 862, in combinatie met één van de volgende NACE-codes
      • 90011   Beoefening van uitvoerende kunsten door zelfstandig werkende artiesten
      • 90012   Beoefening van uitvoerende kunsten door artistieke ensembles
      • 90021   Promotie en organisatie van uitvoerende kunstevenementen
      • 90022   Ontwerp en bouw van podia
      • 90023   Gespecialiseerde beeld-, verlichtings- en geluidstechnieken
      • 90029   Overige ondersteunende activiteiten voor de uitvoerende kunsten
      • 90031   Scheppende kunsten, m.u.v. ondersteunende diensten
      • 90032   Ondersteunende activiteiten voor scheppende kunsten
      • 90041   Exploitatie van schouwburgen, concertzalen en dergelijke
      • 90042   Exploitatie van culturele centra en multifunctionele zalen ten behoeve van culturele activiteiten
  • De uitbaters van kermisattracties met de volgende NACE-code:
    • 93211   Exploitatie van kermisattracties
  • De pret- en dierenparken, de historische sites en monumenten en musea die vallen onder de RSZ-categorie
    • 095, of die één van de volgende NACE-codes hebben:
      • 91020   Musea
      • 91030   Exploitatie van monumenten en dergelijke toeristenattracties
      • 91041   Botanische tuinen en dierentuinen
      • 93212   Exploitatie van pret- en themaparken
      • 93292   Exploitatie van recreatiedomeinen
  • De ondernemingen die tot de sector van de filmvertoning behoren en die de volgende NACE-code hebben:
    • 59140   Vertoning van films
  • Bedrijven die tot de sportsector behoren en die onder één van de volgende RSZ-categorieën vallen
    • 070, 076 en 176 of die één van de volgende NACE-codes hebben in alle andere RSZ-categorieën dan de categorie 223:
      • 77210   Verhuur en lease van sport- en recreatieartikelen
      • 93110   Exploitatie van sportaccommodaties
      • 93121   Activiteiten van voetbalclubs
      • 93122   Activiteiten van tennisclubs
      • 93123   Activiteiten van overige balsportclubs
      • 93124   Activiteiten van wielerclubs
      • 93125   Activiteiten van vechtsportclubs
      • 93126   Activiteiten van watersportclubs
      • 93127   Activiteiten van paardensportclubs
      • 93128   Activiteiten van atletiekclubs
      • 93129   Activiteiten van overige sportclubs
      • 93130   Fitnesscentra
      • 93191   Activiteiten van sportbonden en -federaties
      • 93192   Zelfstandig werkende sportbeoefenaaars
      • 93199   Overige sportactiviteiten, n.e.g.
  • De ondernemingen die tot de toeristische sector behoren en de volgende NACE-code hebben:
    • 79110   Reisbureaus
    • 79120   Reisorganisatoren
    • 79901   Toeristische informatiediensten
    • 79909   Overige reserveringsactiviteiten
  • De casino's die de volgende NACE-code hebben, met uitzondering van zij die al in de categorieën 017 en 317 van de horeca staan:
    • 92000   Loterijen en kansspelen
  • De welzijnscentra die vallen onder de RSZ-categorie
    • 223
  • De autorijscholen die de volgende NACE-code hebben:
    • 85531   Autorijscholen
  • De onderneming die behoren tot de kappers- en schoonheidszorgsectoren en die vallen onder de RSZ-categorie
    • 123 of die de volgende NACE-code hebben:
      • 96092   Plaatsen van tatouages en piercings
  • De ondernemingen die behoren tot de sector van de dierenverzorging en die de volgende NACE-codes hebben:
    • 96093   Diensten in verband met de verzorging van huisdieren, m.u.v. veterinaire diensten
    • 96094   Africhten van huisdieren
    • 96095   Pensions voor huisdieren
  • De garages en handel in voertuigen en de carwash bedrijven die de volgende NACE-code hebben:
    • 45113   Detailhandel in auto's en lichte bestelwagens (≤ 3,5 ton)
    • 45193   Detailhandel in andere motorvoertuigen (> 3,5 ton)
    • 45194   Handel in aanhangwagens, opleggers en caravans
    • 45206   Wassen en poetsen van motorvoertuigen
    • 45320   Detailhandel in onderdelen en accessoires van motorvoertuigen
  • De ondernemingen die tot de kleinhandel behoren en die de volgende NACE-codes hebben:
    • 47191   Detailhandel in niet-gespecialiseerde winkels waarbij voedings- en genotmiddelen niet overheersen (verkoopoppervlakte van minder dan 2500 m²)
    • 47192   Detailhandel in niet-gespecialiseerde winkels waarbij voedings- en genotmiddelen niet overheersen (verkoopoppervlakte vanaf 2500 m²)
    • 47260   Detailhandel in tabaksproducten in gespecialiseerde winkels
    • 47410   Detailhandel in computers, randapparatuur en software in gespecialiseerde winkels
    • 47430   Detailhandel in audio- en videoapparatuur in gespecialiseerde winkels
    • 47512   Detailhandel in huishoudtextiel en beddengoed in gespecialiseerde winkels
    • 47519   Detailhandel in overig textiel in gespecialiseerde winkels
    • 47540   Detailhandel in elektrische huishoudapparaten in gespecialiseerde winkels
    • 47591   Detailhandel in huismeubilair in gespecialiseerde winkels
    • 47592   Detailhandel in verlichtingsartikelen in gespecialiseerde winkels
    • 47593   Detailhandel in glas-, porselein- en aardewerk en in niet-elektrische huishoudelijke artikelen in gespecialiseerde winkels
    • 47594   Detailhandel in muziekinstrumenten in gespecialiseerde winkels
    • 47599   Detailhandel in andere huishoudelijke artikelen in gespecialiseerde winkels, n.e.g.
    • 47630   Detailhandel in audio- en video-opnamen in gespecialiseerde winkels
    • 47640   Detailhandel in sport- en kampeerartikelen in gespecialiseerde winkels
    • 47650   Detailhandel in spellen en speelgoed in gespecialiseerde winkels
    • 47711   Detailhandel in damesbovenkleding in gespecialiseerde winkels
    • 47712   Detailhandel in herenbovenkleding in gespecialiseerde winkels
    • 47713   Detailhandel in baby- en kinderbovenkleding in gespecialiseerde winkels
    • 47714   Detailhandel in onderkleding, lingerie en strand- en badkleding in gespecialiseerde winkels
    • 47715   Detailhandel in kledingaccessoires in gespecialiseerde winkels
    • 47716   Detailhandel in dames-, heren-, baby- en kinderboven- en onderkleding en kledingaccessoires in gespecialiseerde winkels (algemeen assortiment)
    • 47721   Detailhandel in schoeisel in gespecialiseerde winkels
    • 47722   Detailhandel in lederwaren en reisartikelen in gespecialiseerde winkels
    • 47750   Detailhandel in cosmetica en toiletartikelen in gespecialiseerde winkels
    • 47770   Detailhandel in uurwerken en sieraden in gespecialiseerde winkels
    • 47782   Detailhandel in fotografische en optische artikelen en in precisie-instrumenten in gespecialiseerde winkels
    • 47783   Detailhandel in wapens en munitie in gespecialiseerde winkels
    • 47785   Detailhandel in fietsen in gespecialiseerde winkels
    • 47786   Detailhandel in souvenirs en religieuze artikelen in gespecialiseerde winkels
    • 47787   Detailhandel in nieuwe kunstvoorwerpen in gespecialiseerde winkels
    • 47788   Detailhandel in babyartikelen (algemeen assortiment)
    • 47789   Overige detailhandel in nieuwe artikelen in gespecialiseerde winkels, n.e.g.
    • 47791   Detailhandel in antiquiteiten in winkels
    • 47792   Detailhandel in tweedehandskleding in winkels
    • 47793   Detailhandel in andere tweedehandsgoederen in winkels, m.u.v. tweedehandskleding
    • 47820   Markt- en straathandel in textiel, kleding en schoeisel
    • 47890   Markt- en straathandel in andere artikelen
    • 47990   Overige detailhandel, niet in winkels en exclusief markt- en straathandel
  • De werkgevers die tot de sector van de toeristische logies behoren, met uitzondering van zij die al in de categorieën 017 en 317 van de horeca of onder categorieën 074 en 174 opgenomen zijn, en die de volgende NACE-codes hebben:
    • 55202   Vakantieparken
    • 55203   Gites, vakantiewoningen en -appartementen
    • 55204   Gastenkamers
    • 55209   Vakantieverblijven en andere accommodatie voor kort verblijf, n.e.g.
    • 55300   Kampeerterreinen en kampeerauto- en caravanterreinen
    • 55900   Overige accommodatie
  • De werkgevers die behoren tot de sector van de buitenschoolse opleiding en de verenigingen, en die uitsluitend tot één van de volgende RSZ-categorieën behoren
    • 262, 362, 762, of 862 (socio-cultureel) in combinatie met de volgende NACE-codes
      • 85207   Alfabetiseringsprogramma's ten behoeve van volwassenen
      • 85510   Sport- en recreatieonderwijs
      • 85520   Cultureel onderwijs
      • 85532   Vlieg- en vaaronderricht
      • 85591   Onderwijs voor sociale promotie
      • 85592   Beroepsopleiding
      • 85593   Sociaal-cultureel vormingswerk
      • 85599   Overige vormen van onderwijs
      • 94200   Vakverenigingen
      • 94991   Verenigingen op het vlak van jeugdwerk
      • 94992   Verenigingen en bewegingen voor volwassenen

 

De werkgevers die verplicht moesten sluiten en die in bovenvermelde lijst niet opgenomen zijn met hun werkgeverscategorie en/of hun NACE-code, kunnen de aanvraag voor de premie doen via het elektronisch formulier van de online toepassing.

 

2) Activiteitsvoorwaarde in het 3de kwartaal 2020

Een werkgever die actief is in het 3de kwartaal 2020 is een werkgever die

  • hetzij zijn DmfA-aangifte voor dat kwartaal ingediend heeft met minstens één aangegeven werknemer
  • hetzij ten minste één arbeidsrelatie in Dimona open heeft voor een klassieke werknemer (OTH), een student (STU),  een gelegenheidswerknemer (EXT) en/of een flexi-werknemer (FLX)

Komen niet in aanmerking, de werkgevers

  • die failliet verklaard zijn
  • van wie het RSZ-nummer vóór 1 oktober 2020 werd geschrapt.

 

II Berekening van de compensatie voor het 3de kwartaal 2020

De premie stemt overeen met het bedrag van de verschuldigde netto patronale basisbijdragen en de patronale solidariteitsbijdrage, verschuldigd voor de studenten voor het 3de kwartaal 2020 en wordt toegekend in twee fasen:

  • eerst wordt een voorlopig bedrag berekend op basis van de gegevens van het 1ste kwartaal 2020,
  • nadien volgt een afrekening op basis van de definitieve gegevens voor het 3de kwartaal 2020.

 

1) Voorwaarden en begrippen

Om de premie te kunnen genieten, moeten de werkgevers in het 3de kwartaal 2020 actief zijn.

De nieuwe werkgevers die slechts vanaf het 2de kwartaal 2020 actief zijn, zullen de premie bij de definitieve berekening (zie punt 3) kunnen genieten.

Onder netto patronale basisbijdragen wordt begrepen de patronale basisbijdrage, met inbegrip van de loonmatigingsbijdrage, verminderd met de structurele verminderingen en de doelgroepverminderingen. Het feit dat het bedrag van de premie, waarop de werkgever recht heeft, beperkt is of soms zelfs gelijk is aan nul, is in de meeste gevallen te wijten aan het feit dat hij een beperkt aantal werknemers tewerkstelt voor wie hij al een RSZ-vermindering kreeg die volledig of gedeeltelijk de RSZ-basisbijdragen compenseert, of dat hij alleen maar werknemers in een flexi-job of interimwerknemers tewerkstelt.

Zijn niet in het toepassingsgebied opgenomen:

  • de werknemersbijdragen
  • de bijzondere werkgeversbijdragen, waaronder:
    • de bijdrage bestemd voor het stelsel voor jaarlijkse vakantie der handarbeiders;
    • de bijdrage 1,60% of 1,69%
    • de bijdrage risicogroepen
    • de bijdragen bestemd voor het Fonds voor Sluiting van ondernemingen
    • de bijdragen bestemd voor een Fonds voor Bestaanszekerheid
    • de bijdragen voor de 2de pensioenpijler
    • de bijzondere bijdrage op de flexijobs

Onder de patronale solidariteitsbijdrage, verschuldigd voor de studenten, wordt begrepen, het gedeelte van de solidariteitsbijdrage ten laste van de werkgever (5,42%).

De werkgevers die meerdere RSZ-categorieën hebben waarvan minstens één behoort tot het toepassingsgebied, zullen slechts de premie kunnen genieten voor de werknemers die onder de werkgeverscategorieën vallen die door de maatregel beoogd worden.

 

2) Berekening van de voorlopige premie

De voorlopige premie zal maar berekend worden voor de werkgevers die in het 1ste kwartaal 2020 actief waren en het in het 3de kwartaal 2020 nog steeds zijn.

Een werkgever die in het 1ste kwartaal actief was, is een werkgever die voor dat kwartaal zijn DmfA-aangifte ingediend heeft.

Voor de berekening van de voorlopige premie, is een werkgever die in het 3de kwartaal 2020 actief is, een werkgever die

  • hetzij zijn DmfA-aangifte voor dat kwartaal ingediend heeft op het ogenblik van de berekening van de voorlopige premie met minstens één aangegeven werknemer
  • hetzij ten minste één arbeidsrelatie in Dimona open heeft voor een klassieke werknemer (OTH), een student (STU), een gelegenheidswerknemer (EXT) en/of een flexi-werknemer (FLX).

Komen niet in aanmerking voor de berekening van de premie, de werkgevers

  • die failliet verklaard zijn
  • van wie het RSZ-nummer vóór 1 oktober 2020 werd geschrapt
  • de nieuwe werkgevers die slechts vanaf het 2de kwartaal 2020 actief zijn

De voorlopige premie wordt berekend op basis van een 'foto' van de Dmfa-aangifte van het 1ste kwartaal 2020 op een nog te bepalen datum in de loop van de maand november. De wijzigingen van de DmfA-aangifte die na die datum uitgevoerd worden, zullen niet in aanmerking worden genomen.

Het totaalbedrag van de voorlopige premie zal gelijk zijn aan

  • het bedrag van de netto patronale bijdragen van het 1ste kwartaal 2020, zoals uitgelegd onder punt 1)
  • vermeerderd met het bedrag van de patronale solidariteitsbijdrage, verschuldigd voor de studenten betreffende het 1ste kwartaal 2020 en zoals uitgelegd onder punt 1).

 

3) Berekening van de definitieve premie

De definitieve premie zal maar berekend worden voor de werkgevers die in het 3de kwartaal 2020 actief waren.

Voor de berekening van de definitieve premie, is een werkgever die in het 3de kwartaal 2020 actief is, een werkgever die voor dat kwartaal zijn DmfA-aangifte ingediend heeft met minstens één aangegeven werknemer.

De definitieve premie wordt berekend op basis van een 'foto' van de Dmfa-aangifte van het 3de kwartaal 2020 op datum van 15 januari 2021. De wijzigingen van de DmfA-aangifte die na die datum uitgevoerd worden, zullen niet in aanmerking worden genomen. 

De definitieve premie zal in 2 stappen berekend worden:

  • Stap 1: berekening van het bedrag van de premie op basis van de aangiften van het 3de kwartaal 2020
         Het totaalbedrag van de premie zal gelijk zijn aan
    • het bedrag van de netto patronale bijdragen van het 3de kwartaal 2020, zoals uitgelegd onder punt 1)
    • vermeerderd met het bedrag van de patronale solidariteitsbijdrage, verschuldigd voor de studenten betreffende het 3de kwartaal 2020 en zoals uitgelegd onder punt 1).
  • Stap 2: vergelijking van de premie, berekend op de gegevens van het 3de kwartaal 2020, zoals opgenomen in punt 1), met het bedrag van de voorlopige premie zoals opgenomen onder punt 2).

Wanneer het bedrag van de premie, berekend op basis van de gegevens van het 3de kwartaal, hoger is dan het bedrag van de voorlopige premie, berekend op basis van de gegevens van het 1ste kwartaal 2020, zal de werkgever een bijkomende premie krijgen die overeenstemt met het bedrag van het verschil.

Wanneer het bedrag van de premie, berekend op basis van de gegevens van het 3de kwartaal, lager is dan het bedrag van de voorlopige premie, berekend op basis van de gegevens van het 1ste kwartaal 2020, zal het bedrag van de voorlopige premie verworven zijn en niet meer in vraag worden gesteld.

Een werkgever die in het 3de kwartaal 2020 actief is en die aan bovenstaande voorwaarden voldoet, zal recht hebben op het bedrag van de voorlopige premie, berekend op basis van het 1ste kwartaal 2020, zelfs als het te betalen bedrag van zijn aangifte van het 3de kwartaal 2020 gelijk is aan 0,00 EUR, bijvoorbeeld doordat het personeel door overmacht gedurende het volledige 3de kwartaal 2020 werkloos was.

De nieuwe werkgevers die slechts vanaf het 2de kwartaal 2020 actief zijn, zullen een premie krijgen die is berekend op basis van de gegevens van het 3de kwartaal 2020.

 

III. Procedure

Stap 1 : vaststellen of de werkgever in aanmerking komt voor deze compensatieregeling

De RSZ zal deze week en ter informatie vaststellen welke werkgevers in aanmerking komen voor  deze compensatieregeling. Via een online toepassing zullen alle werkgevers zelf kunnen nakijken of ze in aanmerking komen voor de premie.

Deze informatie wordt gegeven onder het voorbehoud van de definitieve goedkeuring van het wetsontwerp dat deze aangelegenheid regelt. Het recht op de premie wordt definitief vastgesteld zodra de wet van kracht wordt.

Als een werkgever volgens de online check niet in aanmerking komt voor de premie maar hij denkt dat dit toch het geval is, kan hij dat laten weten via het onlineformulier.

 

Stap 2: mededeling van het bedrag van de voorlopige premie

Zodra de wet van kracht wordt, worden de werkgevers die in aanmerking komen voor de voorlopige premie, op de hoogte gebracht van het bedrag van de premie via een elektronisch bericht in hun e-box.

In de loop van november berekent de RSZ de voorlopige premie en stort die op RSZ-rekening van de werkgever. De premie zal aangewend worden om in de eerste plaats de resterende schulden voor het 3de kwartaal 2020 af te lossen, en vervolgens, eventueel op de overige verschuldigde bedragen en dit met aanwending op de oudste schuld, overeenkomstig artikel 25 van de wet van 27 juni 1969.  Indien er na toerekening een saldo overblijft, kan de werkgever om de uitbetaling ervan verzoeken.  Wanneer de werkgever niet om uitbetaling verzoekt, zal het saldo aangewend worden voor de eerstvolgende nog te vervallen bedragen die aan de RSZ verschuldigd zijn.

 

Stap 3 : Mededeling van het bedrag van de definitieve premie

In januari 2021 zal de RSZ op basis van de definitieve gegevens van het 3de kwartaal 2020 nagaan of de werkgever nog in aanmerking komt voor een aanvullende premie. De aanvullende premie zal in de loop van januari 2021 worden gestort op de RSZ- rekening van de betrokken werkgever.  De aanwending hiervan volgt dezelfde regels als hiervoor toegelicht.

De werkgevers die in aanmerking komen voor de aanvullende premie worden op de hoogte gebracht van het bijkomende bedrag via een elektronisch bericht in hun e-box.   

 

 

Jaarbedragen 2021

(23/12/2020)
  • geringe vergoeding kunstenaars: maximaal 132,13 EUR/dag en 2.642,53 EUR/jaar
  • voor 2021 wordt het maximale dagbedrag voor vrijwilligers 35,41 EUR en het jaarbedrag 1.416,16 EUR (en 2.600,90 EUR voor het verhoogd jaarbedrag)
  • het maandbedrag waaronder de jongeren KB499 niet onderworpen zijn aan socialezekerheidsbijdragen, wordt voor 2021 541,91 EUR
  • niet-recurrente resultaatsgebonden voordelen: 3.447,00 EUR
  • bedrijfsvoertuigen solidariteitsbijdrage: de bedragen moeten vermenigvuldigd worden met 150,84 en vervolgens gedeeld door 114,08; minimum CO2-bijdrage 27,54 EUR
  • Dimona solidariteitsbijdrage: forfaitair bedrag van 2.982,01 EUR
  • herverdeling van de sociale lasten: het bedrag van deze bijdrage wordt jaarlijks begrensd; het plafond bedraagt 213.621,00 EUR

 

Solidariteitsbijdrage bedrijfsvoertuigen - te gebruiken CO2-norm

(23/12/2020)

Sinds 2019 hanteert zowel de fiscus voor het bepalen van het voordeel voortvloeiend uit het gebruik van een bedrijfsvoertuig, als de RSZ voor het bepalen van de solidariteitsbijdrage bedrijfsvoertuigen, dezelfde regels omtrent de te gebruiken CO2-uitstoot norm als een overgang van de weinig realistische Europese NEDC-norm naar een algemene en realistischere WLTP-norm.

Deze werkwijze was vooropgesteld tot eind 2020 in afwachting van nieuwe wetgeving. Deze is echter nog niet in het vooruitzicht. De RSZ zal dus voor de berekening van de bijzondere bijdrage bedrijfsvoertuigen vanaf 2021, zoals eerder bij de invoering van de WLTP-norm de circulaire zoals toegepast door de fiscus volgen voor wat betreft de te gebruiken uitstoot norm.

Vanaf 2021 mogen de autoconstructeurs voor de WLTP-wagens nog een NEDC 2.0-waarde berekenen maar zijn ze dit in algemene zin niet meer verplicht. Als de autoconstructeur de NEDC2-waarde nog vermeld op het gelijkvormigheidsattest (COC), dan zal de dienst inschrijving van de voertuiegen (DIV) deze nog verder registreren, anders niet.

Er zullen vanaf 2021 dus voertuigen zijn die

  • nog gehomologeerd zijn volgens de oude NEDC-test en waarvoor de autoconstructeur dus enkel een NEDC-waarde ('NEDC 1.0') heeft vermeld op het COC
  • gehomologeerd zijn volgens de nieuwe WLTP-test en waarvoor de autoconstructeur zowel een NEDC 2.0-waarde als een WLTP-waarde heeft vermeld op het COC
  • gehomologeerd zijn volgens de nieuwe WLTP-test en waarvoor de autoconstructeur enkel een WLTP-waarde heeft vermeld op het COC.

Dit houdt in dat volgende CO2-waarde gebruikt moet worden:

  • de NEDC 1.0 CO2-waarde wanneer het voertuig enkel een NEDC-waarde heeft
  • de WLTP CO2-waarde wanneer het voertuig enkel een WLTP-waarde heeft
  • de NEDC 2.0 CO2-waarde of de WLTP-CO2-waarde (vrije keuze) wanneer het voertuig zowel een NEDC 2.0-waarde als een WLTP-waarde heeft.

 

Uitbreiding studentenarbeid 4-2020 en 1-2021 in sommige sectoren - uitzendarbeid

(30/11/2020)

Gedurende het 4de kwartaal 2020 en het 1ste kwartaal 2021 tellen de uren gepresteerd door een student in bepaalde sectoren (zorg en onderwijs) niet mee voor het bepalen van het maximaal aantal uren dat onder solidariteitsbijdrage kan worden gepresteerd gedurende een jaar (475 uren).

De regering heeft beslist dat een tewerkstelling als uitzendkracht bij een gebruiker die tot een van deze sectoren behoort, gelijkgesteld wordt met een tewerkstelling in deze sector. De gepresteerde uren zullen niet mee opgenomen worden in de teller om te bepalen of het maximum van 475 uren bereikt werd.

De teller zal echter niet onmiddellijk aangepast worden. Bij het consulteren van het aantal uren gepresteerd onder solidariteitsbijdrage is het dus mogelijk dat het maximum reeds bereikt werd. De uren gepresteerd bij een gebruiker in de zorgsector of het onderwijs zullen retroactief geneutraliseerd worden. Van zodra de aanpassingen zichtbaar zijn, zal dit in een update van de tussentijdse mededeling opgenomen worden.

Aangifte van kleine statuten (niet-onderworpen stages)

(27/11/2020)

De wet van 21 december 2018 (BS van 17 januari 2019) regelt een veralgemeende verzekerbaarheid voor arbeidsongevallen van niet aan de socialezekerheidsbijdragen onderworpen stagiairs. Dit is in werking getreden op 1 januari 2020 en geldt ook voor de op deze datum lopende opleidings- en stageovereenkomsten. 

Gezien de actuele toestand van de gezondheidscrisis en de zware gevolgen ervan op de organisatie van de lessen en stages in het onderwijs, werd in overleg met de sector overeengekomen om, bij wijze van uitzondering, aan de onderwijsinstellingen een vrijstelling te verlenen wat betreft de Dimona-aangiftes voor het school/academiejaar 2020 (2de semester van het schooljaar 2019-2020) en het school/academiejaar 2020-2021, wat betreft de onbezoldigde stagiairs die arbeid verrichten in het kader van hun schoolopleiding.

De Dimona- aangifte zal opnieuw van toepassing zijn voor deze stagiairs vanaf het school/academiejaar 2021-2022.

Aangifte van tijdelijke werkloosheid wegens overmacht - terugkeer vereenvoudigde procedure - update 27 november 2020

(27/11/2020)

De federale regering heeft op 6 november 2020 beslist om de vereenvoudigde procedure voor tijdelijke werkloosheid van 1 oktober 2020 tot en met 31 maart 2021 opnieuw in te voeren voor alle werkgevers en werknemers.

Vanaf 1 september 2020 was de prestatiecode 77 enkel nog maar geldig voor werknemers tewerkgesteld in een onderneming die 'uitzonderlijk hard getroffen was' of actief in een sector die 'uitzonderlijk hard getroffen was'. Door de nieuwe uitbreiding van de vereenvoudigde procedure tijdelijke werkloosheid overmacht corona, zal vanaf 1 oktober 2020 opnieuw geen onderscheid meer gemaakt worden tussen het al dan niet zwaar getroffen zijn van de werkgever en is de prestatiecode 77 opnieuw algemeen toepasbaar.

Meer details zijn terug te vinden op de website van de RVA, 'Tijdelijke werkloosheid door de coronacrisis Covid-19 – Terugkeer naar de vereenvoudigde procedure vanaf 01.10.2020 '.

De juiste procedures die moeten gevolgd worden en meer details kan u terug vinden in de  FAQ- lijst tijdelijke werkloosheid corona. De laatste versie die momenteel gepubliceerd is op de website van de RVA , is deze van 25 november 2020.

De tussentijdse mededeling over ‘Tijdelijke werkloosheid overmacht quarantaine - gelegenheidswerknemers land- en tuinbouw’ van 28 augustus 2020, blijft integraal gelden (Dimona ‘QUA’ en prestatiecode 70).

Tijdelijke werkloosheid overmacht corona - kunstenaars en tijdelijke medewerkers evenementen – update 27 november 2020

(27/11/2020)

De minister van Werk heeft op 3 november 2020 de beslissing genomen om het openstellen van het stelsel van tijdelijke werkloosheid wegens overmacht voor artiesten en andere occasionele werknemers, te verlengen. Het betreft tewerkstellingen in het kader van festivals en andere evenementen, die geannuleerd werden als gevolg van de corona maatregelen genomen door de overheid.

Het is mogelijk om tijdelijke werkloosheid wegens overmacht corona 'evenementen' aan te vragen wanneer men een belofte kan aantonen op een arbeidsovereenkomst  (die dateert van ten laatste 31 oktober 2020) voor een evenement dat had moeten plaatsvinden tussen 14 maart 2020 en 31 maart 2021.

De juiste procedures die moeten gevolgd worden en meer details kan u terug vinden in de  FAQ- lijst tijdelijke werkloosheid corona. De laatste versie die momenteel gepubliceerd is op de website van de RVA, is deze van 25 november 2020.

 

Uitbreiding studentenarbeid 4-2020 en 1-2021 in sommige sectoren - update 25 november 2020 - coronamaatregel

(25/11/2020)

De wet inzake verschillende sociale maatregelen ingevolge de COVID-19-pandemie van 4 november 2020, is op 13 november 2020 in het Belgisch Staatsblad verschenen. Daarin staat de maatregel opgenomen die het mogelijk maakt jobstudenten in te zetten om de door de coronacrisis verhoogde werkdruk in bepaalde sectoren tegen te gaan, door de uren die een student presteert in de zorgsector of in het onderwijs, tijdens het 4de kwartaal 2020 en het 1ste kwartaal 2021 niet mee te laten tellen voor het contingent van 475 uren per jaar (dus voor respectievelijk 2020 en 2021). Het in de mededeling van 5 november 2020 opgenomen toepassingsgebied voor de openbare zorginstellingen werd in laatste instantie voor de stemming nog gewijzigd en verschilt dus met dat van de gepubliceerde wetgeving.

Wat de zorgsector betreft gaat het om de studenten die werken in volgende sectoren (geactualiseerd):

  • PC 318 (gezins- en bejaardenhulp - werkgeverscategorie 211 en 611)
  • PC 319 (opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten - werkgeverscategorie 062, 162, 462 en 962)
  • PC 330 (gezondheidsinrichtingen en -diensten - werkgeverscategorie 025 , 125, 311, 330, 422, 430, 511, 512, 522, 711, 722, 735,  812, 822, 830 en 911)
  • PC 331 (Vlaamse welzijns- en gezondheidssector - werkgeverscategorie 122 en 322)
  • PC 332 (Franstalige en Duitstalige welzijns- en gezondheidssector -- werkgeverscategorie 022 en 222)
  • openbare zorginstellingen met volgende NACE-codes:
    • 86101 - algemene ziekenhuizen, muv geriatrische en gespecialiseerde ziekenhuizen
    • 86102 - geriatrische ziekenhuizen
    • 86103 - gespecialiseerde ziekenhuizen
    • 86104 - psychiatrische ziekenhuizen
    • 86109 - overige hospitalisatiediensten
    • 86210 - huisartspraktijken
    • 86901 - activiteiten medische laboratoria
    • 86903 - ziekenvervoer
    • 86904 - activiteiten op het vlak van geestelijke gezondheidszorg, m.u.v. psychiatrische ziekenhuizen en verzorgingstehuizen
    • 86905 - ambulante revalidatieactiviteiten
    • 86906 - verpleegkundige activiteiten
    • 86909 - overige menselijke gezondhgeidszorg n.e.g.
    • 87101 - rust- en verzorgingstehuizen
    • 87109 - overige verpleeginstellingen  met huisvesting
    • 87901 - integrale jeugdhulp met huisvesting
    • 87301 - rusthuizen voor ouderen.

Dit wil zeggen dat voor de student die met een studentenovereenkomst kan worden tewerkgesteld, ook indien zijn contingent reeds opgebruikt is in de voorafgaande kwartalen van 2020 of de uren voor het 4de kwartaal 2020 al volledig gereserveerd zouden  zijn, toch de solidariteitsbijdrage kan toegepast worden voor prestaties in deze sectoren.

De gewone aangifteregels blijven gelden, dus een Dimona 'STU' voor de tewerkstelling aanvangt en achteraf een aangifte DmfA van de gepresteerde uren. Een Dimona met aanduiding van uren blijft dus verplicht, maar 'reserveren' om zeker te zijn dat de student nog voldoende uren beschikbaar heeft die in aanmerking komen voor de solidariteitsbijdrage is dus niet nodig voor het 4de kwartaal 2020 en het 1ste kwartaal 2021, aangezien alle tijdens deze kwartalen in de genoemde sectoren gepresteerde uren in aanmerking komen voor de solidariteitsbijdrage.

De onlineteller waarbij het resterende aantal uren in het contingent kan worden geconsulteerd, zal worden aangepast tegen 13 november 2020. De maatregel is momenteel nog niet zichtbaar in de toepassing Student@work zodat attesten nog niet aangepast zijn.

De onlineteller blijft dus ongewijzigd voor een tewerkstelling gedurende het 4de kwartaal 2020 en het  1ste kwartaal 2021 in deze sectoren.