Het portaal van de sociale zekerheid gebruikt cookies om de site gebruiksvriendelijker te maken.

Meer weten × Doorgaan

Vers le contenu de cette page

Tussentijdse instructies - 2015/3

Inhoud

Nieuwe maatregelen Horeca

(12/11/2015)

Vanaf 1 december 2015 worden twee nieuwe maatregelen van kracht die tot doel hebben de loonkost in de Horecasector te verlagen: de zgn. flexi-jobs en de mogelijkheid om overuren te presteren vrij van sociale bijdragen. Deze systemen genieten eveneens van een vrijstelling van belastingen.

Wetgeving:Wettelijke basis nog niet gepubliceerd.

Welke werkgevers zijn beoogd?

Het betreft de werkgevers uit de Horecasector (werkgeverscategorie 017) en de uitzendkantoren voor de werknemers die ze ter beschikking stellen van een gebruiker uit de Horeca. In tegenstelling tot de vermindering voor max. 5 vaste werknemers in de horeca, vereisen deze maatregelen niet dat er een bij de fiscus geregistreerd kassasysteem (hierna GKS) in gebruik is.

Flexi-jobs

Wat is een flexi-job?

Een werknemer die voldoende prestaties verricht heeft bij een andere werkgever, kan tewerkgesteld worden in het kader van een flexi-job.

Op het flexi-loon zijn er geen gewone sociale zekerheidsbijdragen verschuldigd, alleen een bijzondere patronale bijdrage van 25%.

De werkgever die iemand met een flexi-job wenst tewerk te stellen, sluit met deze persoon een schriftelijke raamovereenkomst af waarin een aantal algemene zaken worden vastgelegd (een beschrijving van de functies, het overeengekomen loon, ….). Binnen dat kader sluit de werkgever telkens hij de werknemer wil tewerkstellen een flexi-arbeidsovereenkomst af. Het zijn deze flexi-arbeidsovereenkomsten die in Dimona en DmfA moeten worden aangegeven zoals hieronder verder uitgelegd. Deze kunnen mondeling (per dag) of schriftelijk zijn, vol- of deeltijds, voor een bepaalde tijd of voor een duidelijk omschreven werk.  

De raamovereenkomst is niet vereist voor flexi-jobs die via een uitzendkantoor worden tewerkgesteld.

In het kader van een flexi-job heeft de werknemer recht op een loon (bruto is netto aangezien er geen inhoudingen zijn) dat niet lager mag zijn dan 8,82 € per uur. Tevens wordt, samen met ieder loon, een flexi-vakantiegeld uitbetaald van 0,68 € per uur (totaal dus 9,5 € per uur). Dit doet geen afbreuk aan het feit dat eventueel conventionele toeslagen en/of premies kunnen verschuldigd zijn (bv. toeslag voor nachtwerk, eindejaarspremie, …). De bijdrage van 25% geldt voor het volledige loon (inbegrepen het vakantiegeld) dat aan de flexi-werknemers verschuldigd is.

Voor meer uitleg over de arbeidsrechtelijke aspecten van een flexi-job verwijzen we u naar de FOD WASO.

De prestaties die geleverd worden in het kader van een flexi-job worden op dezelfde manier doorgegeven aan het netwerk van de sociale zekerheid als de prestaties van gewone werknemers, en tellen dus in principe mee voor de opbouw van de sociale rechten.

 

De prestaties in het kader van een flexi-job openen ook recht op vakantiedagen. Aangezien het vakantiegeld betaald wordt samen met het flexi-loon, wil dit zeggen dat er op het moment dat de werknemer zo een vakantiedag opneemt, bij de werkgever bij wie hij de flexi-job uitoefent of bij een andere werkgever, er geen loon meer moet betaald worden en geen dubbel vakantiegeld.

Om in aanmerking te komen voor een flexi-job in een bepaald kwartaal (T), moet de werknemer zowel dat kwartaal T als in kwartaal T-3 aan bepaalde voorwaarden voldoen.

Voorwaarde in het kwartaal zelf (T)

  • men mag bij dezelfde werkgever geen andere arbeidsovereenkomst hebben en in dat kader 80% of meer prestaties leveren tijdens het kwartaal in vergelijking met wat theoretisch mogelijk is in een voltijdse betrekking.
  • men mag zich niet bevinden in een periode gedekt door een verbrekingsvergoeding betaald door die werkgever, of zich bevinden in een opzegperiode bij die werkgever.
  • er moet een systeem van toepassing zijn dat al de prestaties van de flexi-werknemer registreert en bijhoudt. Dit kan via een GKS of via het alternatieve systeem van aanwezigheidsregistratie dat gerelateerd is aan en complementair is met Dimona.

Voorwaarde in T-3

De werknemer moet bij één of meerdere werkgevers,  andere dan de werkgever bij wie de flexi-job wordt uitgeoefend, een volume aan arbeidsprestaties geleverd hebben dat ten minste 80% bedraagt van wat theoretisch mogelijk is in een voltijdse betrekking.   Zowel prestaties in de horeca als in andere sectoren tellen hiervoor mee.

Tellen niet mee: prestaties als leerling, leerplichtige, student onder solidariteitsbijdrage, gelegen-heidswerknemer in de Horeca of in de land- en tuinbouw, en als flexi-werknemer.

Deze voorwaarde zal gecontroleerd worden op het moment dat de Dimona aangifte voor de flexi-job ingediend wordt, en de Dimona aangifte zal een respons OK (aanvaard zonder warning) of NOT OK (warning 'onvoldoende prestaties' of warning 'laattijdige Dimona') krijgen.

Ook prestaties geleverd onder buitenlandse sociale zekerheid mogen in aanmerking genomen worden. De RSZ zal die uiteraard niet kunnen vaststellen op het moment van de Dimona. De werkgever zal in dat geval de nodige bewijzen aan de RSZ moeten bezorgen.

De aangifte van flexi-jobs

Dimona

Een flexi-werknemer moet gemeld worden met het nieuwe type ‘FLX”. Een tijdige (=vóór de aanvang van de prestaties) en correcte Dimona-aangifte “FLX” die de respons OK gekregen heeft, is een absolute voorwaarde  om iemand als flexi-werknemer te kunnen aangeven in de DmfA.  

De Dimona aangifte moet steeds per kwartaal gebeuren; dus ook als de flexi-arbeidsovereenkomst over het kwartaal loopt (T-3 is dan immers een ander kwartaal).

Als de flexi-arbeidsovereenkomst mondeling is, moet er per dag een Dimona gebeuren met vermelding van het begin- en einduur.


Specifiek aan de Dimona aangifte voor flexi-jobs is dat ze ten vroegste één maand voor het kwartaalbegin kan gebeuren (bv. voor een flexi-job die aanvangt op 1 januari, kan de aangifte ten vroegste gebeuren op 1 december). De reden hiervoor is dat op het moment dat de aangifte gebeurt, een opzoeking gebeurt naar het volume aan prestaties waarmee de werknemer in het kwartaal T-3 is aangegeven. Indien de 80% bereikt wordt, wordt er als respons op de Dimona-aangifte een OK meegedeeld. Alleen als dat het geval is kan de werknemer als flexi-werknemer worden tewerkgesteld. Aangezien deze consultatie van de gegevens in het netwerk van de sociale zekerheid moet gebeuren op een moment dat ze voldoende stabiel zijn, kan dat signaal pas gegeven worden één maand voor het kwartaalbegin.

Opgelet ! De OK die meegegeven wordt als respons op de Dimona-aangifte zegt alleen dat de voorwaarde in T-3 vervuld is, maar zegt niets over de voorwaarden in T. De beoordeling of aan de voorwaarden in T voldaan is, valt volledig onder de verantwoordelijkheid van de werkgever.

Opgelet ! Dit geldt pas voor flexi-jobs die aanvangen vanaf 1 januari 2016. Voor flexi-jobs in december 2015 gebeurt deze confrontatie niet, en moet de werkgever er zich dus zelf van vergewissen dat de werknemer aan de voorwaarden voldoet. Voor flexi-jobs in december 2015 zal het normaal gezien mogelijk zijn de Dimona-aangifte te doen vanaf 26 november.

DmfA

Er werden nieuwe werknemerskengetallen gecreëerd om flexi- jobs aan te geven:

  • 050 voor handarbeiders
  • 450 voor bedienden

Om het loon aan te geven werden er twee nieuwe looncodes gecreëerd:

  • 22 voor de aangifte van alle lonen die rechtstreeks in verband staan met de tijdens het kwartaal geleverde prestaties (cfr. looncode 1 voor de gewone werknemers)
  • 23 voor de aangifte van premies en andere voordelen die niet rechtstreeks in verband staan met de tijdens het kwartaal geleverde prestaties (cfr. looncode 2 voor de gewone werknemers)

Om de prestaties aan te geven moet men dezelfde codes gebruiken als voor de gewone werknemers. Er werd evenwel een nieuwe prestatiecode (15) gecreëerd voor de aangifte van flexi-vakantiedagen.

Gezien het een eigen specifiek systeem van vakantiegeld betreft:

  • zijn de prestatiecodes die met vakantie te maken hebben (2 en 3) niet toepasselijk voor deze werknemers
  • is er bij vertrek geen vertrekvakantiegeld verschuldigd, en zijn dus de looncodes 7 en 11 niet toepasselijk
  • is er op het moment dat dat vakantiedag opgenomen wordt geen enkel loon verschuldigd en dus ook geen verrekening van het ontvangen vakantiegeld, zodat looncode 12 niet toepasselijk is

Voor meer uitleg over deze vakantieregeling verwijzen we naar de Dienst Jaarlijkse Vakantie van de FOD Sociale Zekerheid.

Flexi-jobs algemeen

De prestaties van flexi-jobs blijven volledig buiten de berekening van de bijdrageverminderingen (mu, ...).

Een tewerkstelling als flexi-job kan tijdens het kwartaal samengaan met andere tewerkstellingen bij dezelfde werkgever (bv. als gelegenheidsarbeider).

Overuren

Het aantal niet te recupereren overuren dat een werknemer op jaarbasis mag presteren in de Horeca wordt verhoogd tot 300, en tot 360 indien de werkgever beschikt over een GKS. Op het loon dat ervoor betaald wordt zijn geen bijdragen verschuldigd.

Voor meer uitleg over de arbeidsrechtelijke aspecten van deze overurenregeling verwijzen we naar de FOD WASO.

Alle werknemers tewerkgesteld op basis van een voltijdse arbeidsovereenkomst door een werkgever uit de Horeca, of door een uitzendkantoor bij een gebruiker uit de Horeca, kunnen hiervoor in aanmerking komen, dus ook gelegenheidsarbeiders en flexi-werknemers. De mogelijkheid om deze overuren aan te geven werd dus ook voorzien op de werkgeverscategorie 317 (gelegenheidsarbeiders in de Horeca).

De overuren blijven volledig buiten de berekening van de bijdrageverminderingen (mu, ..).

  

De aangifte van de overuren op de DmfA

Ook al zijn er geen bijdragen verschuldigd, het bedrag van dit loon en het aantal uren moet wel op de DmfA vermeld worden.

Om deze uren aan te geven werd er:

  • een nieuwe looncode gecreëerd: 13
  • een nieuwe prestatiecode gecreëerd: 80

Een verder gevolg van deze nieuwe overurenregeling is dat vanaf het vierde kwartaal van 2015, voor alle werknemers uit de horeca sector, (dus ook voor alle voltijdsen ongeacht of zij de hier bedoelde overuren presteren), op de DmfA zowel de dagen als de uren voor alle prestatiecodes moeten meegedeeld worden (cfr. de regel die reeds bestaat voor bv. uitzendkrachten, werknemers bij tussenpozen, …).

Deze overuren kunnen alleen aangegeven worden op een tewerstellingslijn met 'type arbeidsovereenkomst = voltijds' en waarbij het gemiddeld aantal uren per week van de werknemer gelijk is aan het gemiddeld aantal uren per week van de maatpersoon (Q=S). 


Binnenscheepvaart

(16/10/2015)

RSZ

Werkgevers die werknemers tewerkstellen in de binnenscheepvaart moeten vanaf 1 januari 2016 (ook) deze activiteiten aangeven bij de RSZ en niet langer bij de Bijzondere Verrekenkas voor Gezinsvergoedingen der Ondernemingen voor Binnenscheepvaart (BK4).

Ieder kwartaal moeten de loon- en arbeidstijdgegevens elektronisch worden doorgegeven via DmfA. Voor de activiteiten die vallen onder de binnenscheepvaart moet vanaf dan werkgeverscategorie 121 gebruikt worden, en niet langer 021.

De bijdragen en voorschotten moeten ook rechtstreeks aan de RSZ betaald worden binnen de algemeen geldende termijnen. Aan de RSZ-bijdrage (22/25ste) zelf verandert er niets. De bijdrage voor administratiekosten voor BK4 vervalt.

Werkgevers die een beroep willen (blijven) doen op een mandataris (erkend sociaal secretariaat of een andere dienstverrichter) moeten die (opnieuw) aanstellen vóór 1 januari 2016.
Per werkgever kan er maar één mandataris worden aangesteld voor de verplichtingen ten opzichte van de RSZ. Het is niet meer mogelijk om per activiteit (werkgeverscategorie) een andere mandataris aan te stellen.
Werkgevers die nu al werken met een mandataris moeten ook een nieuw mandaat afsluiten, dus ook als ze enkel een activiteit hebben die valt onder de binnenscheepvaart. Alle mandaten worden eind 2015 namelijk automatisch afgesloten.

Via de onlineapplicatie Mahis kunnen mandaten worden beheerd (mandataris) en geconsulteerd (werkgevers en mandatarissen). Voor vragen over de mandaten kan u contact opnemen met de directie identificatie: identifactunl@rsz.fgov.be

Aangiften tot en met 4/2015: BK4

Voor de aangiften tot en met 4/2015 blijft BK4 verantwoordelijk. Daarom moeten álle gegevens hierover zo snel mogelijk aan hen worden overgemaakt. Als uiterste datum geldt: 

  • vóór 31 januari 2016: de gegevens die betrekking hebben op 4/2015
  • vóór 31 mei 2016: alle wijzigingen die nog moeten worden uitgevoerd voor een kwartaal tot en met 4/2015

Vanaf 1 juni 2016 zal BK4 geen aangiften meer aanvaarden.

Voor de kwartalen die nog werden aangegeven bij BK4 moeten ook de bijdragen aan BK4 worden betaald (tot uiterlijk 15 juni 2016). Achterstallige betalingen moeten nadien rechtstreeks aan de RSZ worden betaald. 

Voor vragen kan u BK 4 contacteren op 03 221 02 88.

Fonds voor Rijn- en Binnenscheepvaart (FRB)

Vanaf 1 januari 2016 zullen de loongegevens ook nog aan het Fonds bezorgd moeten worden. Het Fonds zal daarover later zelf meer informatie geven.

Voor vragen kan u het Fonds contacteren op 03 221 02 88.