Organisatie

Bij de organisatie van het Belgische socialezekerheidssysteem moet er in de eerste plaats een onderscheid worden gemaakt tussen de 3 stelsels.

Voor het werknemersstelsel - het grootste van de drie - is de RSZ (Rijksdienst voor Sociale Zekerheid) de overkoepelende instelling. De RSZ int zowel de werknemers- als de werkgeversbijdragen voor de sociale zekerheid. De uitbetaling van de uitkeringen gebeurt door betalingsinstellingen, parastatale instellingen genoemd. Iedere tak van de sociale zekerheid heeft één specifieke parastatale, namelijk:

  • Kinderbijslag
  • RVA : Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening
  • FPD : Federale Pensioendienst
  • RIZIV : Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering
  • FEDRIS : Federaal Agentschap voor Beroepsrisico's
  • RJV : Rijksdienst voor Jaarlijkse Vakantie

Zelfstandigen zijn verzekerd voor 5 takken in de sociale zekerheid (geneeskundige verzorging, arbeidsongeschiktheid of invaliditeit, moederschapsverzekering, gezinsbijslag, pensioen en faillissement). Zelfstandigen sluiten zich aan bij en betalen sociale bijdragen aan een sociaal verzekeringsfonds voor zelfstandigen of bij de Nationale Hulpkas voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen, beheerd door het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen (RSVZ). Sociale verzekeringsfondsen moeten ook bepaalde uitkeringen uitbetalen: gezinsbijslag, moederschapshulp, uitkeringen in het kader van de sociale verzekering in geval van faillissement en onvoorwaardelijke pensioenen.

Ambtenaren zijn ofwel personeelsleden van plaatselijke en provinciale overheden of van andere administraties. Voor de eerste categorie, is de RSZ (Rijksdienst voor Sociale Zekerheid) het overkoepelend orgaan. Voor de overige ambtenaren is de tewerkstellende overheid zelf verantwoordelijk voor de inning en uitbetaling van de bijdragen (uitgezonderd de bijdragen voor geneeskundige verzorging, die in de gewone werknemersregeling terechtkomen).