Hoofdstuk II van Titel VI van de programmawet van 27 april 2007 (Belgisch staatsblad van 8 mei 2007) voert voor de pleegouders het recht in om afwezig te zijn van het werk voor de vervulling van verplichtingen en opdrachten of om het hoofd te bieden aan situaties die verbonden zijn aan de plaatsing in hun gezin van één of meerdere personen die hen werden toevertrouwd in het kader van deze plaatsing. Er wordt, door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, een dagelijkse uitkering toegekend aan werknemers die gebruik maken van dit recht. Het koninklijk besluit van 27 oktober 2008 betreffende de afwezigheid op het werk in het kader van pleegzorgen (Belgisch staatsblad van 13 november 2008) preciseert de uitvoeringsmodaliteiten vanaf 23 november 2008. Onder “pleegouder” verstaat men : de persoon die werd aangewezen en genoemd als pleegouder door een beslissing uitgaand van een rechtbank, door een door de gemeenschap erkende dienst voor pleegzorg, door de diensten van l’Aide à la jeunesse of door het Comité Bijzondere Jeugdbijstand. Elke werknemer aangeworven in uitvoering van een arbeidsovereenkomst kan van dit soort verlof genieten voor elke plaatsing, beslist door één van voormelde diensten. Het gaat zowel om plaatsing van minderjarigen als om plaatsing van personen met een handicap. De types van verplichtingen, opdrachten en situaties voor dewelke het recht op afwezigheid van het werk is voorzien voor pleegzorgen, betreffen volgende gebeurtenissen die in overeenstemming zijn met de omstandigheden van de plaatsing en waarbij de tussenkomst van de werknemer is vereist en dit voor zover de uitvoering van de arbeidsovereenkomst deze tussenkomst onmogelijk maakt : - alle soorten van zittingen bij de gerechtelijke en administratieve autoriteiten die bevoegd zijn voor het pleeggezin; - contacten van de pleegouder of het pleeggezin met de ouders of voor het pleegkind en de pleeggast belangrijke derden; - contacten met de dienst voor pleegzorg In andere dan de hiervoor vermelde situaties geldt het recht op afwezigheid van het werk met het oog op verstrekken van pleegzorgen slechts voor zover de bevoegde plaatsingsdienst een attest aflevert dat verduidelijkt waarom dergelijk recht noodzakelijk is en voor zover die situaties niet worden gedekt door andere types van verlof. Vanaf 1 januari 2008 is het aantal dagen afwezigheid voor pleegzorg waarop de werknemer recht heeft beperkt tot maximum 6 dagen per kalenderjaar. Indien het pleeggezin bestaat uit twee werknemers, die beiden zijn aangesteld als pleegouder, dienen de 6 dagen tussen hen verdeeld te worden. Formaliteiten : a) Kennisgeving aan de werkgever :
6.3.24 Vergoedingen voor uren die geen arbeidstijd zijn
Onder looncode 6 verstaat men: