FORFAITAIRE BIJDRAGE BESTEMD VOOR HET FONDS VOOR BESTAANSZEKERHEID VAN DE WERKLIEDEN UIT HET BOUWBEDRIJF De collectieve arbeidsovereenkomst van 9 februari 2006 wijzigt de CAO van 3 juni 2004 tot vaststelling van de forfaitaire bijdrage aan het Fonds voor Bestaanszekerheid van de Werklieden uit het Bouwbedrijf. De berekeningswijze van de factor µ en de forfaitaire bedragen werden aangepast. Aldus wordt vanaf 1 april 2006 de bijdrage als volgt berekend: Formule : F x µ(c) De berekening gebeurt op basis van een forfait in functie van de geleverde prestaties. Voor de kwartalen 2, 3 en 4 2006, werd het kwartaalbedrag van de forfaitaire bijdrage vastgelegd op
Van 3/2004 tot 1/2006, moest men eveneens rekening houden met de prestatiecode 71 (economische werkloosheid).
Vanaf 2/2006, moet men rekening houden met alle aangegeven dagen met uitzondering van de code 10 (gewaarborgd loon 2de week e.a.), 11 (arbeidsongeschiktheid met aanvulling of voorschot overeenkomstig de CAO 12bis/13bis), 50 (ziekte), 51 (moederschapsbescherming), 60 (arbeidsongeval) en 61 (beroepsziekte). Bovendien moet men er de dagen die gedekt zijn door een verbrekingsvergoeding aan toevoegen (bezoldigingscode 3). Men moet altijd een onderscheid maken tussen de tewerkstellingen die worden aangegeven met uitsluitend dagen en deze die worden aangegeven met dagen en uren. Aangifte enkel in dagen :
1.2.13 Bijdrage op de aanvullende vergoedingen op werkloosheidsuitkeringen en uitkeringen voor loopbaanonderbreking
Titel II van hoofdstuk V van de Programmawet van 27 december 2004 (Belgisch Staatsblad van 31 december 2004) en de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact (Belgisch Staatsblad van 30 december 2005) die in werking treden vanaf 31 maart 2006 creëren een wettelijk kader dat de Koning toelaat om de voorwaarden en modaliteiten te bepalen aan de hand waarvan de bijdragen kunnen worden geïnd en de inhoudingen worden verricht op de aanvullende vergoedingen die buiten het kader van het brugpensioen aan de oudere werknemers worden toegekend bovenop bepaalde sociale uitkeringen. Het koninklijk besluit van 22 maart 2006 (Belgisch Staatsblad van 31 maart 2006) verplicht vanaf 1 april 2006 of vanaf 1 januari 2007 al naargelang het geval, de betaling van werkgevers- en werknemersbijdragen op de aanvullende vergoedingen toegekend aan oudere werknemers van minstens 50 jaar oud in toepassing van een individueel akkoord of een akkoord op ondernemingsvlak of in toepassing van een sectoraal akkoord wanneer het gaat over aanvullingen op uitkeringen bij volledige werkloosheid of op uitkeringen bij voltijdse of halftijdse loopbaanonderbreking. Deze nieuwe maatregelen beantwoorden aan de wil van de regering om de ontwikkeling te ontmoedigen van een alternatief systeem van brugpensioenen, dat goedkoop en niet gereglementeerd is en ingaat tegen het streven om de tewerkstellingsgraad van de oudere werknemers te verhogen en dat afbraak doet aan het solidariteitsprincipe van de sociale zekerheid, omdat er in het huidige systeem geen enkele sociale bijdrage verschuldigd is op de aanvullende vergoedingen toegekend in dit kader. Betrokken werkgevers: - De werkgevers die onder het toepassingsgebied vallen van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, meer bepaald de werkgevers uit de private sector, de openbare kredietinstellingen en de Nationale Loterij.