A. DE LOONMATIGINGSBIJDRAGE
4.2.401
- het stelsel van rust- en overlevingspensioen voor de werknemers. - het stelsel van de ziekte- en invaliditeitsverzekering (sector gezondheidszorgen of uitkeringen). - de werkloosheidsregeling. Deze werkgeversbijdrage bedraagt: - 5,67% van het aan socialezekerheidsbijdragen onderworpen loon van de werknemer. - 5,67% van het totaal bedrag van de werkgeversbijdragen verschuldigd voor de socialezekerheidsregeling van de werknemers, met inbegrip van de bijdrage voor het kinderbijslagstelsel en de bijdrage voor de beroepsziekten. Voor de werknemers die onderworpen zijn aan de wetten van 28-6-1971 betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers wordt de loonmatigingsbijdrage nog eens verhoogd met 0,40%. De opbrengst van deze bijdrage is bestemd: - voor de geco’s aangeworven in het kader van het koninklijk besluit nr. 474 van 28-10-1986: voor het kinderbijslagfonds RSZPPO tot financiering van de kinderbijslag van dit personeel. - voor de overige personeelscategorieën: voor het Globaal Beheer.
4.2.402
Deze bijdrage is niet verschuldigd voor de werkgevers die minder dan 10 werknemers tewerkstelden op 30 juni van het vorige kalenderjaar. Bij de bepaling van het aantal werknemers worden ook diegenen meegerekend wier tewerkstelling is geschorst wegens ziekte of ongeval, voor zover de duur van de schorsing niet meer bedraagt dan 12 maanden, zwangerschaps- of bevallingsrust, gedeeltelijke of tijdelijke werkloosheid en wederoproeping onder de wapens. Voor de personen die werkgever geworden zijn na 30 juni van het referentiejaar, wordt rekening gehouden met het aantal werknemers tewerkgesteld op de laatste dag van het kwartaal in de loop waarvan de eerste indienstneming plaatsvond.
4.2.403
Om de inning van de bijdrage te bespoedigen zijn op deze jaarlijkse bijdrage maandelijkse voorschotten verschuldigd die berekend worden op basis van het kwartaalloon dat aan de berekening van de socialezekerheidsbijdragen onderworpen is. De Administratie der Directe Belastingen bepaalt het definitief verschuldigd bedrag bij de vaststelling van het inkomen van de belastingplichtige. Omdat het kwartaalloon pas aan het eind van het betrokken kwartaal nauwkeurig gekend is, kan het bedrag van de maandelijkse inhoudingen van maand tot maand verschillen. De aan de RSZPPO gestorte bedragen moeten dus beschouwd worden als voorschotten, aan te rekenen op het werkelijk verschuldigde jaarbedrag. Het bedrag van de inhouding wordt als volgt vastgesteld: - indien het loon dat driemaandelijks wordt aangegeven begrepen is in de schijf van 3285,29 EUR tot 5836,14 EUR en indien de echtgenoot eveneens beroepsinkomsten heeft, bedraagt de inhouding forfaitair 9,30 EUR. - indien het loon dat per werknemer driemaandelijks wordt aangegeven begrepen is in de schijf van 5836,14 EUR tot 6570,54 EUR en indien het maandloon begrepen is in de schijf van 1945,38 EUR tot 2190,18 EUR: bedraagt de inhouding 7,6% van het gedeelte boven 1945,38 EUR met een minimum van 9,30 EUR per persoon per maand indien de echtgenoot eveneens beroepsinkomsten heeft. - indien het loon dat per werknemer driemaandelijks wordt aangegeven begrepen is in de schijf van 6570,55 EUR tot 18116,46 EUR, bedraagt de inhouding 18,60 EUR, verhoogd met 1,1% van het gedeelte van het maandloon boven 2190,18 EUR, indien het maandloon begrepen is in de schijf van 2190,19 EUR tot 6038,82 EUR. Indien de echtgenoot eveneens beroepsinkomsten heeft, mag de inhouding niet meer dan 51,64 EUR per maand bedragen. - indien het loon dat per werknemer driemaandelijks wordt aangegeven hoger is dan 18116,46 EUR: - bedraagt de inhouding 51,64 EUR per maand voor de personen wier echtgenoot eveneens beroepsinkomsten heeft. - bedraagt de inhouding 60,94 EUR per maand voor de alleenstaanden of voor de personen wier echtgenoot geen beroepsinkomsten heeft. Met “echtgenoot die beroepsinkomsten heeft” wordt bedoeld de echtgenoot die, overeenkomstig de reglementering inzake bedrijfsvoorheffing, eigen beroepsinkomsten geniet waarvan het bedrag de grens overschrijdt die is vastgesteld voor de toepassing van de vermindering op de bedrijfsvoorheffing ingevolge andere familiale lasten en die wordt toegekend wanneer de andere echtgenoot eveneens eigen beroepsinkomsten heeft. Vanaf 1-1-2004 worden samenwonenden gelijkgesteld met getrouwde personen zodat een persoon die wettelijk samenwoont met een andere persoon wordt gelijkgesteld met een echtgenoot.
4.2.404
4.2.405
Deze inhouding is niet verschuldigd op het dubbel vakantiegeld voor de derde, vierde en vijfde dag van de vierde vakantieweek (= 7% van het brutomaandloon). De opbrengst van de inhouding op het vakantiegeld privé-sector is bestemd voor het Globaal Beheer. b. De vastbenoemden en de gesubsidieerde contractuelen, evenals de contractuele personeelsleden die onderworpen zijn aan de vakantieregeling van de openbare sector, zijn eveneens een persoonlijke bijdrage van 13,07% verschuldigd op hun vakantiegeld en dit ten belope van het volledige bedrag van dit vakantiegeld. De opbrengst van de inhouding op het vakantiegeld publieke sector is met betrekking tot de vastbenoemde personeelsleden van de lokale poltiezones bestemd voor het bij de Pensioendienst voor de Overheidssector ingestelde Fonds voor het evenwicht van de pensioenstelsels en met betrekking tot de contractuele personeelsleden van de poltiezones voor het Globaal Beheer. De opbrengst van deze inhouding met betrekking tot de personeelsleden van de andere lokale besturen wordt toegewezen aan het bij de RSZPPO ingestelde Egalisatiefonds voor de bijdragepercentages van de pensioenbijdragen.
4.2.406
Zijn uitgesloten uit de inningbasis van de bijdrage: - het persoonlijk aandeel dat door de werknemer wordt betaald voor de samenstelling van buitenwettelijke voordelen inzake ouderdom of vroegtijdige dood. - de jaarlijkse belasting op de verzekeringscontracten beoogd in titel XII van het Wetboek van de met het Zegel Gelijkgestelde Taksen. - de stortingen van de buitenwettelijke voordelen inzake ouderdom of vroegtijdige dood die rechtstreeks door de werkgever aan de personeelsleden worden verricht en die betrekking hebben op dienstjaren van vóór 1-1-1989. Wanneer de stortingen van de buitenwettelijke voordelen rechtstreeks door de werkgever aan de personeelsleden of aan hun rechtverkrijgenden worden verricht en terzelfdertijd betrekking hebben op dienstjaren gelegen vóór 1-1-1989 en op dienstjaren gelegen na 31-12-1988, wordt de bijdrage berekend op het bedrag van deze stortingen, vermenigvuldigd met een breuk waarvan de teller en de noemer als volgt worden vastgesteld: - de teller stemt overeen met het aantal loopbaanjaren gelegen tussen de leeftijd van de werknemer op 31-12-1988 en de leeftijd van 65 of 60 jaar naargelang het een man of een vrouw betreft; dit aantal mag evenwel niet groter zijn dan respectievelijk 45 of 40 jaar. - de noemer is gelijk aan het totaal aantal dienstjaren van een normale loopbaan, of 45 of 40 naargelang het een man of een vrouw betreft.
4.2.407
Artikel 38, § 3quater van de wet van 29-06-1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers stelt een solidariteitsbijdrage in ten laste van de werkgever die een voertuig, dat ook voor andere doeleinden dan beroepsdoeleinden is bestemd, rechtstreeks of onrechtstreeks ter beschikking stelt aan een werknemer. Het betreft een bedrijfsvoertuig dat voor zowel privé-gebruik als professioneel gebruik bestemd is. Tot en met 31-12-2004 was deze solidariteitsbijdrage vastgesteld op 33% van de fiscale waarde van het voordeel bestaande uit de terbeschikkingstelling van het voertuig. Deze waarde werd berekend op basis van de fiscale PK van het voertuig en het - sinds 1-1-2004 forfaitair vastgesteld - aantal door de werknemer afgelegde kilometers in functie van de afstand tussen woonplaats en werkplaats. Met ingang van 1-1-2005 wordt de hoogte van de solidariteitsbijdrage uitsluitend berekend op basis van het CO2-uitstootgehalte van het voertuig, zoals vastgesteld in het koninklijk besluit van 26-2-1981. Het bedrag van solidariteitsbijdrage is derhalve onafhankelijk van: - de eventuele bijdrage van de werknemer in de financiering of het gebruik van dit voertuig; - het aantal privé-kilometers dat de werknemer aflegt met het bedrijfsvoertuig. 2. Voertuigen waarvoor de solidariteitsbijdrage verschuldigd is Bij de toepassing van de nieuwe berekeningswijze van de solidariteitsbijdrage voor voertuigen wordt onder ‘voertuig’ verstaan: “de voertuigen die behoren tot de categorieën M1 en N1 zoals bepaald in het koninklijk besluit van 15-3-1968“ Voertuigen van de categorie M1 zijn voor het vervoer van passagiers ontworpen en gebouwd en hebben ten hoogste acht zitplaatsen, die van de bestuurder niet meegerekend. Concreet gaat het om personenauto’s alsmede om voertuigen voor speciale doeleinden, zoals ambulances en gepantserde voertuigen. De categorie N1 verwijst naar de motorvoertuigen die bestemd zijn voor het goederenverkeer en die een maximale massa van ten hoogste 3,5 ton hebben. De solidariteitsbijdrage is zowel verschuldigd voor voertuigen die rechtstreeks als voor diegene die onrechtstreeks ter beschikking worden gesteld van werknemers. - het voertuig wordt rechtstreeks ter beschikking gesteld van de werknemer indien de bedrijfswagen op naam van de werkgever is gehuurd of gekocht. - het voertuig staat onrechtstreeks ter beschikking van de werknemer indien laatstgenoemde het voertuig weliswaar op zijn/haar eigen naam least, maar de rekeningen direct worden betaald door de werkgever. Eventueel kan de werknemer de kosten van het gehuurde of gekochte voertuig ook achteraf verhalen op de werkgever.
4.2.408
Deze solidariteitsbijdrage is voor de tewerkstelling in de maanden juli, augustus en september vastgesteld op 7,5% van het loon van de student en samengesteld uit een werkgeversdeel van 5% en een werknemersdeel van 2,5%. Voor de tewerkstelling buiten de zomermaanden is op het loon van de student een solidariteitsbijdrage van 12,5% verschuldigd, waarbij het werkgeversdeel 8 % bedraagt en het werknemersdeel 4,5%.
4.2.409
Deze bijdrage wordt toegewezen aan het Fonds voor Collectieve Uitrustingen en Diensten, dat ingesteld is bij de Rijksdienst van Kinderbijslag voor Werknemers. De bijdrage is verschuldigd voor alle werknemers, met uitzondering van diegenen die tewerkgesteld zijn in het kader van artikel 60, §7 van de organieke OCMW-wet van 8-7-1976 en voor wie het OCMW een volledige vrijstelling van de werkgeversbijdragen van sociale zekerheid geniet.
4.2.410
Deze egalisatiebijdrage voor pensioenen dient verricht te worden op zowel het vakantiegeld van de niet beschermde lokale mandatarissen, die van het suppletief sociaal statuut genieten en op wiens wedde socialezekerheidsbijdragen verschuldigd zijn in de regeling van de werknemers, als op het vakantiegeld van de beschermde lokale mandatarissen, die niet onder de toepassing vallen van het suppletief sociaal statuut en dus geen socialezekerheidsbijdragen betalen op hun wedde. De opbrengst van de egalisatiebijdrage voor pensioenen is bestemd voor het bij de Pensioendienst voor de Overheidssector ingestelde Fonds voor het evenwicht van de pensioenstelsels.