DEEL 6: Richtlijnen voor het invullen van de aangiften
TITEL 1: Richtlijnen om de aangifte in te vullen
HOOFDSTUK 4: De aangifte van de loongegevens

6.1.402 A. LIJNNUMMER BEZOLDIGING
6.1.403 B. BEZOLDIGINGSCODE
6.1.404 C. OVERZICHTSTABEL
6.1.405 D. BETALINGSFREQUENTIE VAN DE PREMIE
6.1.406 E. PERCENTAGE VAN DE BEZOLDIGING OP JAARBASIS
6.1.407 F. BEZOLDIGING

6.1.401

Als algemeen principe geldt dat de loongegevens van het kwartaal opgesplitst moeten worden per tewerkstellingslijn.

Binnen dit niveau gebeurt er een globalisatie van de lonen per code. Met andere woorden, indien een werknemer verschillende loonelementen ontvangt die onder dezelfde code vallen, worden hun totalen geglobaliseerd. Alleen voor de looncomponenten bij code 2 moet er eventueel een verdere opsplitsing gebeuren.

Ieder loonelement wordt slechts één keer aangegeven. Eenzelfde vergoeding mag dus nooit onder meer dan één code geplaatst worden. Top


A. LIJNNUMMER BEZOLDIGING

6.1.402

Het is het volgnummer van de bezoldigingen binnen een tewerkstellingslijn. Dit nummer begint op 1 en wordt met één eenheid verhoogd bij elke nieuwe bezoldiging.

Het volgnummer wordt opnieuw op 1 gezet voor elke nieuwe tewerkstellingslijn. Top


B. BEZOLDIGINGSCODE

6.1.403

De bezoldigingscode heeft tot doel te bepalen om welk soort voordeel het gaat. Aan het eind van de bespreking van de looncodes vindt u een tabel waarin het verband wordt uitgelegd tussen de in de DmfA te gebruiken codes en de vóór 2003 op de RSZ-aangifte te vermelden looncodes.

De onderstaande omschrijvingen hebben in de eerste plaats tot doel aan te geven met welke looncode een bepaalde looncomponent overeenstemt. Een volledige en gedetailleerde bespreking van het loonbegrip waarop socialezekerheidsbijdragen verschuldigd zijn vindt u in Deel 3, Titel 1 van de "Algemene Onderrichtingen voor de Werkgevers".

Volgende codes moeten worden gebruikt :

CODE 1

Is in feite een restcategorie waarin alle bedragen waarop sociale zekerheidsbijdragen verschuldigd zijn moeten worden vermeld, tenzij ze onder één van de onderstaande codes worden vermeld. Deze code duidt steeds voordelen aan die rechtstreeks verband houden met de tijdens het kwartaal geleverde prestaties.

Het gaat onder andere over:


Wat betreft het gewaarborgd loon is het belangrijk te noteren dat bij herval na een werkhervatting in geval van een ziekte van gemeen recht of een ongeval dat geen arbeidsongeval is, er slechts opnieuw gewaarborgd loon verschuldigd is indien de herneming ten minste veertien dagen duurt. Bij een arbeidsongeval en bij beroepsziekte daarentegen is er bij herval na een werkhervatting steeds opnieuw gewaarborgd loon verschuldigd.

CODE 2

Premies en gelijkaardige voordelen die worden toegekend onafhankelijk van het aantal effectief gewerkte dagen tijdens het aangiftekwartaal.

Het gaat om voordelen waarop socialezekerheidsbijdragen verschuldigd zijn, en waarvan de toekenning volledig losstaat van de tijdens het kwartaal geleverde prestaties.

Voorbeelden zijn:


Deze premies worden in het algemeen aangegeven in het kwartaal waarin zij worden uitbetaald.

Indien het gaat om premies betaald met een periodiciteit van zes maanden of meer, én die meer bedragen dan 20% van de andere lonen van de referteperiode, worden ze gelijkmatig verdeeld over de verschillende kwartalen van de referteperiode.

Indien zij worden uitbetaald in een kwartaal dat de werknemer reeds uit dienst was, moeten ze vermeld worden op de aangifte van het laatste kwartaal waarin de werknemer in dienst was.

Voor al de onder deze code vermelde voordelen moet ook de periodiciteit van de betaling worden vermeld (zie hierna).

In afwijking van de algemene regel worden deze bedragen slechts getotaliseerd voor zover het gaat om voordelen die met dezelfde periodiciteit worden betaald. Indien in de loop van het kwartaal verschillende premies met een verschillende periodiciteit worden betaald, moet men de bedragen opsplitsen.

Geen enkele instelling die van de in de DmfA vermelde gegevens gebruik maakt, moet dit gegeven per tewerkstellingslijn kennen. Er is dan ook geen bezwaar tegen om indien er voor de werknemer meerdere tewerkstellingslijnen moeten worden gebruikt, het totale bedrag van dit voordeel voor het ganse kwartaal aan één tewerkstellingslijn te koppelen.

CODE 3

Vergoedingen betaald aan de werknemer in geval van beëindiging van de overeenkomst, voor zover ze worden uitgedrukt in arbeidstijd.

Het gaat uitsluitend om de volgende vergoedingen waarop socialezekerheidsbijdragen verschuldigd zijn ingevolge art. 19, paragraaf 2° van het KB van 28 november 1969):


Het gaat hier dus niet om het loon voor de opzeggingsperiode, maar om de vergoedingen die betaald moeten worden omdat er geen of een te korte opzeg gepresteerd moet worden of om inschakelingsvergoedingen die gedurende maximaal 6 maanden (3 maanden voor werknemers jonger dan 45 jaar) uitbetaald worden aan sommige door herstructurering ontslagen werknemers.

Het is uitsluitend voor de met deze code te vermelden loongegevens dat de begin- en einddatum van de erdoor gedekte periode moeten worden vermeld (zie verder). Voor de toepassing van de sociale zekerheid worden deze vergoedingen immers geacht een periode te dekken die aanvangt de dag na de beëindiging van de arbeidsovereenkomst.

CODE 4

Vergoedingen betaald aan de werknemer in geval van beëindiging van de overeenkomst, voor zover ze NIET worden uitgedrukt in arbeidstijd.

Het gaat hier om bedragen:


Voorbeelden: afscheidspremies, vergoedingen wegens een niet-concurrentiebeding,...

De berekeningswijze speelt daarbij geen rol. Dit betekent dat ook afscheidspremies berekend in de vorm van een loon voor een aantal maanden, onder deze code vallen.

CODE 5

Premies toegekend ingevolge de beperking van de arbeidsprestaties in het raam van maatregelen tot herverdeling van de arbeid.

In deze zone vermeldt u de bedragen die worden toegekend aan werknemers die in het kader van wettelijke maatregelen tot herverdeling hun arbeidsprestaties beperken met overeenkomstig loonverlies. Het betreft hier enkel de collectieve arbeidsduurvermindering en 4-dagenweek vóór 1 oktober 2001, die met de verminderingscodes 1331, 1333 en 1341 werden aangegeven (de codes zijn niet meer toepasbaar) en de tijdelijke collectieve arbeidsduurvermindering en 4-dagenweek in het kader van de crisismaatregelen 2009, die met de verminderingscode 3700 en 3720 worden aangegeven. De toegekende bedragen hebben tot doel het loonverlies t.o.v. de vroegere prestaties gedeeltelijk te compenseren.

Onder deze looncode moeten ook de 'premies' aangegeven worden die uitgekeerd worden in het kader van de vrijwillige 4-dagenweek in de openbare sector overeenkomstig de wet van 10 april 1995 maar dit ENKEL voor de werknemers die vallen onder het pensioenstelsel van de privésector. De ‘premies’ die toegekend worden in het kader van de vrijwillige 4-dagenweek aan statutaire werknemers uit de openbare sector die in aanmerking komen voor een overheidspensioen, mag u gewoon aangeven onder looncode 1.

CODE 6

De vergoedingen voor uren die geen arbeidstijd zijn.

Het gaat om de vergoedingen voor uren die geen arbeidstijd zijn in de zin van de Arbeidswet van 16 maart 1971, toegekend ingevolge een CAO gesloten in de schoot van een paritair orgaan vóór 1 januari 1994 en algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit. Belangrijkste voorbeeld: de vergoedingen voor inactiviteitsuren in de transportsector (de zgn. overbruggingstijd).

Door de algemene draagwijdte van de Europese richtlijn 2002/15/EG betreffende de organisatie van de arbeidstijd van personen die mobiele werkzaamheden in het wegvervoer uitoefenen en de daaruit voortvloeiende koninklijke besluiten die voor een aantal sectoren de vergoeding voor ‘beschikbaarheidstijd’ regelen, vallen deze vergoedingen ook onder looncode 6. Het betreft hier immers loon dat werknemers die vervoersactiviteiten uitoefenen (bij een werkgever die echter niet noodzakelijk tot de transportsector behoort) krijgen voor uren die geen arbeidstijd zijn.

CODE 7

Enkel vertrekvakantiegeld, uitbetaald aan bedienden (niet voor de bedienden met een contract voor tijdelijke arbeid en uitzendarbeid). Het betreft vakantiegeld betaald na 31 december 2006.

CODE 8

Het gaat uitsluitend om een 6,00 EUR supplement voor tewerkstelling op een zaterdag of op de dag vóór een feestdag en om een 12,00 EUR supplement voor een tewerkstelling op een zondag of een feestdag, aan te geven voor de gelegenheidswerknemers uit de Horeca waarvoor:

- een Dimona-full werd uitgevoerd met vermelding van begin- en einduur en de werknemer hoofdzakelijk met fooien wordt betaald in een functie waarvoor een forfaitaire dagvergoeding moet worden aangegeven
- een Dimona-light werd uitgevoerd met vermelding van beginuur en duur van de prestatie (5 of 11 uur) en een overeenkomstig dagforfait moet worden aangegeven.

Onder invloed van de evolutie van de lonen en het GGMMI, verhoogt het basisbedrag als volgt:


Het onder deze code vermelde bedrag is dus een veelvoud van de respectievelijke forfaits zoals hierboven vermeld.

Wat betreft de verminderingen en refertelonen, heeft deze code dezelfde uitwerking als de bestaande algemene looncode 1.

Het koninklijk besluit van 30 april 2007 (BS 5 juni 2007) dat de Dimonaregels wijzigt voor de gelegenheidswerknemers horeca en de forfaitaire lonen herziet, ligt aan de basis van deze supplementen. Deze code is geldig vanaf 1 juli 2007.

CODE 9

Vergoedingen betaald aan de werknemer in geval van ontslag wegens beroepsongeschiktheid met onmiddellijke ingang, voor zover ze worden uitgedrukt in arbeidstijd. In tegenstelling met de looncode 3, gaat het hier uitsluitend om statutaire ambtenaren.

Het betreft hier o.a. statutaire ambtenaren die definitief beroepsongeschikt bevonden zijn indien ze twee opeenvolgende keren de evaluatie 'onvoldoende' kregen en waar de benoemende overheid beslist heeft het ontslag onmiddellijk te laten ingaan mits uitbetaling van een verbrekingsvergoeding (Besluit van de Vlaamse Regering van 13 januari 2006 houdende vaststelling van de rechtspositie van het personeel van de diensten van de Vlaamse overheid – BS 27 maart 2006). Deze bepaling blijkt al langer te bestaan. De code wordt retroactief ingevoerd vanaf 1 januari 2004. Het gaat hier dus niet om het loon voor de opzeggingsperiode, maar om de vergoedingen die betaald moeten worden omdat er geen of een te korte opzeg gepresteerd werd.

Zoals voor code 3 moeten voor de met deze code te vermelden loongegevens de begin- en einddatum van de erdoor gedekte periode worden vermeld. Voor de toepassing van de sociale zekerheid worden deze vergoedingen immers geacht een periode te dekken die aanvangt de dag na de beëindiging van de statutaire betrekking.

De bijdragen die verschuldigd zijn op deze vergoeding zijn dezelfde als deze op de voorafgaande tewerkstellingslijn, hetgeen in de meeste gevallen dus enkel deze voor geneeskundige verzorging zijn. Daarnaast moet er ook nog een aangifte van de bijzondere bijdrage voor ontslagen statutairen gebeuren overeenkomstig de wet van 20 juli 1991 houdende sociale en diverse bepalingen (BS 1 augustus 1991).

CODE 10

Een voordeel waarop geen socialezekerheidsbijdragen verschuldigd zijn.

Persoonlijk gebruik van een bedrijfswagen voor woon-werkverkeer en privaat gebruik.

De berekening van het voordeel voortvloeiend uit het gebruik van een bedrijfswagen baseert zich vanaf 1 januari 2010 niet meer op de fiscale PK van de wagen maar op de CO2-uitstoot en een brandstofafhankelijke CO2eur-coëfficiënt. Per werknemer stelt u ieder kwartaal het voordeel vast door het aantal afgelegde kilometers voor privé-gebruik en woon-werkverkeer te vermenigvuldigen met het CO2-uitstootgehalte per kilometer en vervolgens te vermenigvuldigen met de CO2eur-coëfficiënt (jaarlijks te indexeren). Het voordeel mag geenszins lager zijn dan 0,10 EUR per km.

Hybride wagens gebruiken de formule overeenkomstig het gebruikte fossiele brandstoftype. Voertuigen waarvoor geen gegevens met betrekking tot de CO2-uitstoot voorhanden zijn bij de dienst voor inschrijving van de voertuigen, worden gelijkgesteld met een voertuig met een CO2-uitstoot van 205 g/km (benzine-, LPG- of aardgasmotor) of 195 g/km (diesel).

Voor de praktische toepassing verwijzen we naar de fiscale reglementering terzake (via de website http://www.fiscus.fgov.be van de fiscale administratie). Geen enkele instelling die van de in de DmfA vermelde gegevens gebruik maakt, moet dit gegeven per tewerkstellingslijn kennen. Er is dan ook geen bezwaar tegen om indien er voor de werknemer meerdere tewerkstellingslijnen gebruikt moeten worden, het totale bedrag van dit voordeel voor het ganse kwartaal aan één tewerkstellingslijn te koppelen.

CODE 11

Er zijn geen sociale zekerheidsbijdragen verschuldigd op de bedragen aangegeven met looncode 11.

Het betreft enkel vertrekvakantiegeld, uitbetaald aan bedienden (uitzendkrachten en tijdelijke werknemers) na 31 december 2006.

CODE 12

Er zijn geen sociale zekerheidsbijdragen verschuldigd op de bedragen aangegeven met looncode 12.

Het gaat om het gedeelte van het enkel vakantiegeld dat overeenstemt met het normale loon voor de vakantiedagen en dat vervroegd werd uitbetaald door de vorige werkgever die het heeft aangegeven met de looncodes 7 of 11. Opgelet, wanneer het enkel vertrekvakantiegeld uitbetaald door de vorige werkgever onderworpen is aan sociale zekerheidsbijdragen te betalen door de nieuwe werkgever, wordt het aangegeven met looncode 1. Meer uitleg vindt u in § 3.1.307.

CODE 20

Bepaalde voordelen waarop geen socialezekerheidsbijdragen verschuldigd zijn. Deze code moet men ALLEEN gebruiken voor gepensioneerde werknemers, d.w.z. personen die recht hebben op een wettelijk rustpensioen of een wettelijk overlevingspensioen. De gevraagde gegevens dienen immers om de cumulatie van een rust- en overlevingspensioen met een inkomen uit een beroepsactiviteit te controleren.

Deze code onder andere gebruiken voor de opgesomde voordelen.

Loon bij een ziekte of een ongeval:


Het gaat daarbij zowel om ziekten en ongevallen van gemeen recht als om arbeidsongevallen en beroepsziekten.

Vakantiegeld:


Voordelen in natura:
Loon voor een feestdag die valt in een periode tijdelijke werkloosheid (voor zover daarop geen socialezekerheidsbijdragen verschuldigd zijn).

Vergoedingen wegens de beëindiging van de arbeidsovereenkomst (andere dan de vergoedingen die men moet vermelden onder de codes "3" en "4"). Top


C. OVERZICHTSTABEL

6.1.404

De onderstaande tabellen geven het verband weer tussen de looncodes die in de DmfA moeten worden gebruikt, en de manier waarop dezelfde gegevens in de RSZ-aangifte vóór 2003 moesten worden verwerkt.

Code in de DmfALooncode (te vermelden in kolom 3 "aard van het loon"
1
0
2
4
3
1,2,3
4
4
5
0
6
5
10
Geen looncode maar vermeld in kolom 15 van de personeelsstaat
20
Gegeven werd niet opgevraagd


Looncode (te vermelden in kolom 3 "aard van het loon")
Code in de DmfA
0
1 of 5
1
3
2
3
3
3
4
2 of 4
5
6
Top


D. BETALINGSFREQUENTIE VAN DE PREMIE

6.1.405

Dit gegeven moet u alleen meedelen voor de onder de code 2 (zie hiervoor) aangegeven loonelementen. Deze loonelementen moet u dus eventueel opsplitsen indien zij een verschillende betalingsfrequentie hebben.

De periodiciteit drukt u uit met een cijfer dat de maandelijkse betalingsfrequentie weergeeft.

Voorbeelden:


Indien het gaat om eenmalige premies of om premies die met een onregelmatige periodiciteit worden uitbetaald, vermeldt men "0".

Het gaat hier om de effectieve uitbetaling van het voordeel. Zo moet een eindejaarspremie die in twaalf maandelijkse betalingen wordt uitbetaald, aangegeven worden met betalingsfrequentie "1", indien ze in één keer aan het eind van het jaar wordt betaald, is de betalingsfrequentie "12". Top


E. PERCENTAGE VAN DE BEZOLDIGING OP JAARBASIS

6.1.406

Dit percentage moet men uitsluitend aangeven als het gaat om een vermindering van de arbeidsduur door middel de techniek van het verhoogde uurloon. Het zijn die systemen waarin de rustdag niet betaald wordt op het moment dat de inhaalrust wordt genomen, maar indirect op het moment dat de "meerprestaties" geleverd worden, met andere woorden het loon dat betaald wordt voor een bepaald aantal gewerkte uren, dekt eveneens de inhaalrustdag die niet betaald wordt op het moment dat hij genomen wordt. Indien het systeem gebruikt wordt van recuperatiedagen betaald op het moment van recuperatie, moet dit percentage niet vermeld worden.

Het gaat om het percentage op jaarbasis (uitgedrukt in tienduizendsten) dat de verhouding aangeeft tussen het aantal dagen waarvoor een bezoldiging wordt betaald en de effectief te werken dagen. Het aantal dagen waarvoor een bezoldiging moet worden betaald, stemt overeen met het aantal aangegeven effectieve dagen waaraan men het aantal dagen compensatierust toevoegt in het kader van een arbeidsduurvermindering. Het percentage blijft dus ongewijzigd zolang hetzelfde systeem van arbeidsduurvermindering van kracht blijft.

Door dit percentage is het mogelijk te bepalen welk gedeelte van het aangegeven loon betrekking heeft op de geleverde prestaties, en welk gedeelte op de erdoor verdiende inhaalrust.

Indien het gaat om systemen waarbij de inhaalrust in uren wordt toegekend, berekent u het percentage op basis van die uren (i.p.v. dagen).

Voorbeeld: in een onderneming waar de gemiddelde wekelijkse arbeidstijd 38 uren is, werken de werknemers effectief 40 uren, en zij krijgen 12 inhaalrustdagen. Op jaarbasis moeten er dus bv. 248 dagen gewerkt worden en worden er 260 dagen bezoldigd (de te werken dagen + de inhaalrustdagen).

In dit geval vermeldt u 10484 (260/248 x 10000 rekenkundig afgerond op de eenheid). Top


F. BEZOLDIGING

6.1.407

Zoals gezegd gebeurt er op het niveau van de tewerkstellingslijn een globalisatie van de lonen per code. M.a.w. indien een werknemer verschillende vergoedingen ontvangt die onder dezelfde code vallen, worden hun totalen geglobaliseerd (zie evenwel de uitzondering bij verschillende periodiciteit besproken bij de code 2). Top