(3) De bijzondere bijdrage van 8,86 % is geïntegreerd in de door de RSZ geïnde bijdrage voor bestaanszekerheid. De bijdrage van 8,86 % op de voor het sectoraal pensioenfonds bestemde bedragen, moet niet meer afzonderlijk worden aangegeven.
(4) Werkgevers met een pensioenfonds op ondernemingsvlak die enkel de bijdrage voor het solidariteitsluik verschuldigd zijn.
(5) In al deze sectoren is er vanaf het eerste kwartaal 2008 een bijdrage voorzien bestemd voor de financiering van een sectoraal pensioenstelsel. Alle werkgevers van de betrokken sectoren zijn de bijkomende pensioenbijdrage verschuldigd behalve dan voor hun gelegenheidswerknemers.
(6) Er is een forfaitaire bijdrage verschuldigd vanaf het eerste kwartaal 2009 voor de arbeiders aan het Sociaal Fonds Transport en Logistiek ter financiering van een sectorale hospitalisatieverzekering:
µ (t) = X / (13 x D) voor voltijdse werknemers.
X = alle dagen aangegeven als prestatiegegeven in de DmfA (alle codes + verbrekingsvergoeding tellen mee)
D = het aantal dagen per week van het arbeidsstelsel
µ (t) = Z / (13 x U) voor deeltijdse werknemers.
Z = alle uren aangegeven als prestatiegegeven in de DmfA (alle codes + verbrekingsvergoeding tellen mee)
U = het gemiddelde aantal uren per week van de maatpersoon
(7) Inning van een forfaitaire bijdrage per werknemer, geproratiseerd volgens de bestaande prestatiecodes, ter financiering van het sectorale pensioenplan georganiseerd door het Waarborg en Sociaal fonds voor de vastgoedsector (PC 323).
Het betreft de arbeiders, de bedienden en de dienstboden ondergebracht onder de werkgeverscategorieën 112, 113 en 037.
De forfaitaire bijdrage is vanaf het derde kwartaal 2009 vastgesteld op € 59.63 (inclusief de bijzondere bijdrage van 8,86% op de aanvullende pensioenen).
Berekenen van de bijdrage: Formule: F x µ(h)
µ (h) = X / (13 x D) voor voltijdse werknemers.
X = het aantal dagen aangegeven als prestatiegegeven in de DmfA, maar met uitzondering van de dagen onder code 12, 30 en 73 en met uitzondering van de dagen gedekt door een verbrekingsvergoeding.
D = het aantal dagen per week van het arbeidsstelsel.
µ (h) = Z / (13 x U) voor deeltijdse werknemers.
Z = het aantal uren aangegeven als prestatiegegeven in de DmfA, maar met uitzondering van de uren onder code 12, 30 en 73 en met uitzondering van de uren gedekt door een verbrekingsvergoeding.
U = het gemiddeld aantal uren per week van de maatpersoon.
(8) Forfaitaire werkgeversbijdrage verschuldigd vanaf het derde kwartaal 2009 voor de financiering van een sectorale hospitalisatieverzekering.
De in de sector afgesloten CAO is van toepassing op de werkgevers en de arbeiders van de ondernemingen welke ressorteren onder het paritair comité voor de handel in brandstoffen, met uitzondering van de werkgevers en de arbeiders van de ondernemingen welke ressorteren onder het paritair subcomité voor de handel in brandstoffen van Oost-Vlaanderen. De betrokken werkgevers zijn bij de RSZ ondergebracht onder de werkgeverscategorie 091.
Het bedrag van de forfaitaire patronale bijdrage wordt vastgesteld op 25 euro per kwartaal.
Berekening van de bijdrage: Formule: F x µ(b)
µ (b) = X / (13 x D) voor voltijdse werknemers.
X = het aantal dagen aangegeven als prestatiegegeven in de DmfA, maar met uitzondering van de dagen onder code 12, 30 en 73 en met uitzondering van de dagen gedekt door een verbrekingsvergoeding.
D = het aantal dagen per week van het arbeidsstelsel.
µ (b) = Z / (13 x U) voor deeltijdse werknemers.
Z = het aantal uren aangegeven als prestatiegegeven in de DmfA, maar met uitzondering van de uren onder code 12, 30 en 73 en met uitzondering van de uren gedekt door een verbrekingsvergoeding.
U = het gemiddeld aantal uren per week van de maatpersoon.
(9) Vanaf het eerste kwartaal 2010 worden de verschillende berekeningswijzen om het aantal werknemers te bepalen geharmoniseerd. Het betreft de belangrijkheidcode, de bijdrage van 1,60%, de bijdrage fonds sluiting van ondernemingen en dus ook de bestaanszekerheidsbijdragen. De RSZ gaat het aantal werknemers steeds bepalen op basis van dezelfde referteperiode als voor de FSO-bijdrage en niet meer op basis van het aantal werknemers op 30 juni van het voorgaande jaar. In § 4.2.203 wordt de berekeningswijze van de bijdrage "sluiting van ondernemingen” uiteengezet. De referteperiode is het 4de kwartaal van het (kalenderjaar - 2) en het 1ste tot en met het 3de kwartaal van het (kalenderjaar - 1).