DEEL 2: De verplichtingen van de werkgever
TITEL 1: Verplichtingen tegenover de RSZ
HOOFDSTUK 4: De verplichting tot en het tijdstip van betaling van de bijdragen

2.1.401 A. ALGEMENE REGEL
2.1.402 B. VOORSCHOTTEN
2.1.402 1. Beginselen
2.1.403 2. Termijnen en bedragen
2.1.404 3. Bouwsector: bijzondere regels
2.1.405 4. Betaaldata
2.1.406 5. Vermindering van het bedrag van de voorschotten
2.1.409 3. Sancties
2.1.409 a) incorrecte betaling van de procentuele voorschotten
2.1.410 b) Incorrecte betaling van de forfaitaire voorschotten in de bouwsector
2.1.411 C. DE JAARLIJKSE BIJDRAGEN
2.1.411 1. Debetbericht jaarlijkse vakantie
2.1.412 2. Herverdeling der sociale lasten
2.1.413 D. DE WIJZE VAN BETALING
2.1.413
2.1.414 1. Betalingen met gestructureerde mededeling
2.1.415 2. Andere betalingen
2.1.415 a) Identificatie
2.1.416 b) Toerekening
2.1.417 E. MINNELIJKE INVORDERING (OOK "DERDE INVORDERINGSWEG" GENOEMD)
2.1.418 F. DE GEVOLGEN IN GEVAL VAN VERZUIM
2.1.418 1.Toepassing van geldelijke sancties
2.1.419 2. Gevallen waarin de RSZ kan afzien van de toepassing van de geldelijke sancties
2.1.420 3. Vrijstelling of vermindering van de bijdrageopslagen en verwijlintresten
2.1.421 a) Overmacht
2.1.422 b) Uitzonderlijke omstandigheden
2.1.423 c) Dwingende redenen van billijkheid - redenen van nationaal of gewestelijk economisch belang

2.1.401

Bij iedere loonuitbetaling moet de werkgever de persoonlijke bijdragen bij zijn werknemers inhouden. De werkgever die nalaat de persoonlijke bijdrage tijdig in te houden zal deze achteraf niet op de werknemer mogen verhalen. Bij dit ingehouden aandeel voegt de werkgever het bedrag van zijn eigen bijdragen. Onder zijn verantwoordelijkheid stort de werkgever het aldus bekomen totaal aan de RSZ.

De werkgever betaalt de bijdragen per kwartaal. Deze bijdragen moeten uiterlijk de laatste dag van de maand die op het kwartaal volgt bij de RSZ toekomen, namelijk:

Top


B. VOORSCHOTTEN

1. Beginselen

2.1.402

De werkgever moet voorschotten betalen op de bijdragen die voor dat kwartaal verschuldigd zijn, indien hij voor het voorlaatste kwartaal (K - 2) méér dan 6197,34 EUR bijdragen aan de RSZ verschuldigd was. Voorbeeld: de bijdragen verschuldigd voor het 3de kwartaal 2009 bepalen of een werkgever voorschotten moet betalen voor het 1ste kwartaal 2010 (op 5 februari, 5 maart en 5 april).

Bijdragen zijn niet alleen de eigenlijke socialezekerheidsbijdragen, maar ook alle andere bijdragen die de RSZ wettelijk moet innen (bijdragen voor bestaanszekerheid, bijdragen voor het Fonds voor Sluiting van Ondernemingen, bijdrage op het dubbel vakantiegeld, enz.). Er wordt evenwel geen rekening gehouden met het gedeelte van de bijdragen die jaarlijks aan de RSZ moeten betaald worden. Het betreft in het bijzonder het bedrag van het debetbericht voor de regeling van de jaarlijkse vakantie van de handarbeiders en het bedrag van de compenserende bijdrage die de werkgever eventueel aan de RSZ verschuldigd is in het raam van de herverdeling der sociale lasten. Top


2. Termijnen en bedragen

2.1.403

Voor elk kwartaal moet de werkgever zich de vraag stellen of hij voorschotten moet betalen; zo ja, wat is het bedrag ervan en op welke data moet hij ze betalen? Top

3. Bouwsector: bijzondere regels

2.1.404

Voor de werkgevers die vallen onder het Paritair Comité voor het bouwbedrijf bedraagt het maandelijkse forfaitaire voorschot 700,00 EUR.

Is gehouden tot de betaling ervan, de werkgever:

- die geen bijdragen verschuldigd was voor het overeenstemmend kwartaal van het voorafgaande kalenderjaar (K - 4) en/of voor het voorlaatste kwartaal (K - 2). Uiterlijk de 5de dag van iedere maand moet hij een voorschot betalen van 700,00 EUR per handarbeider, vanaf de 3de handarbeider die hij tewerkstelde op het einde van de voorafgaande maand.

- die procentuele voorschotten moet betalen, en tevens een verhoging kent van ten minste drie arbeiders tussen het arbeiderspersoneel in K - 4 en K. In dat geval moet de werkgever op dezelfde datum (uiterlijk de 5de dag van iedere maand ) bovenop de procentuele voorschotten, het forfaitaire voorschot van 700,00 EUR betalen voor iedere bijkomende arbeider vanaf de derde.

Voorbeeld: op 31 maart 2009 zijn er 10 arbeiders in dienst, en eind februari 2010 zijn er 15 arbeiders in dienst, dan is er een toename van 5 arbeiders. Het forfaitaire voorschot bedraagt 5 (toename) - 2 (vrijgesteld) = 3 x 700,00 EUR.

Voor deze verplichting moeten de werkgevers geen rekening houden met de bedienden, de studenten en de leerlingen die zij tewerkstellen.

Voor hun bedienden volgen zij de algemene regel, zoals hierboven uitgelegd. Top


4. Betaaldata

2.1.405

Het verschil tussen het totaal van de maandelijkse voorschotten en het totaal te betalen bedrag, zoals dit berekend werd in de kwartaalaangifte, moet uiterlijk de laatste dag van de maand die op het kwartaal volgt, bij de RSZ toekomen.

De uiterste data voor de betalingen aan de RSZ zijn dus:

Top


5. Vermindering van het bedrag van de voorschotten

2.1.406

De werkgever die vermoedt dat respectievelijk 35, 30, 25 of 15 % van de bijdragen van het overeenkomstige kwartaal van het voorafgaande jaar, meer bedraagt dan respectievelijk 35, 30, 25 of 15 % van de vermoedelijke bijdragen van het lopende kwartaal, mag het bedrag van de voorschotten tot dat laatste bedrag verminderen. Top

2.1.407

De werkgever die in het overeenkomstige kwartaal van het voorafgaande jaar geen werknemers tewerkstelde en vermoedt dat het bedrag aan bijdragen dat voor het lopende kwartaal zal zijn verschuldigd, minder bedraagt dan 421,42 EUR x het aantal werknemers tewerkgesteld in de afgelopen maand x het aantal maanden van tewerkstelling, mag stoppen met voorschotten te betalen op het moment dat het vermoedelijke eindbedrag bereikt is.

Voorbeeld:

De werkgever was geen bijdragen verschuldigd voor het 3de kwartaal 2009. Voor het 1ste kwartaal 2010 beliepen zijn bijdragen 7.436,81 EUR. Hij stelt geen werknemers tewerk in de maand juli 2010, stelt er 4 deeltijds tewerk in de maand augustus en 6 in de maand september. Hij vermoedt dat de totale bijdrage voor het 3de kwartaal 2010 2.974,73 EUR zal bedragen. Hij moet geen voorschot betalen op 5 augustus 2010 (geen werknemers in de maand juli). Hij moet evenwel 1.685,68 EUR (4 werknemers x 421,42 EUR) bij de RSZ betalen tegen uiterlijk 5 september 2010 en de resterende 1.289,05 EUR als volgende voorschot tegen uiterlijk 5 oktober 2010. Indien diezelfde werkgever vermoedt dat de bijdragen voor het 3de kwartaal 2010 slechts 1.685,68 EUR zullen bedragen, betaalt hij alleen tegen 5 september een voorschot van 1.685,68 EUR en moet hij geen voorschot meer betalen tegen 5 oktober 2010. Top


2.1.408

Het verminderen van voorschotten gebeurt op eigen verantwoordelijkheid.

Er zal met het naleven van de verplichting inzake het betalen van maandelijkse voorschotten, rekening gehouden worden om te bepalen of een werkgever kan genieten van de bepalingen van het reglement van 22 februari 1974 van het Beheerscomité van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid. In dit reglement is vastgelegd in welk geval een werkgever voor een bepaald kwartaal, zonder toepassing van de sancties, over een bijkomende termijn van twee maanden kan beschikken voor de betaling van zijn bijdragen. Top


3. Sancties
a) incorrecte betaling van de procentuele voorschotten

2.1.409

De werkgever die voor een bepaald kwartaal voorschotten verschuldigd is en zijn verplichtingen niet of in onvoldoende mate nakomt, is aan de RSZ een forfaitaire vergoeding verschuldigd in verhouding tot de schijf van aangegeven bijdragen voor dat kwartaal. De sanctie wordt als volgt toegepast:




Onder de hierna vermelde voorwaarden en voor zover de werkgever zich niet bevindt in één van de situaties beschreven in paragraaf 2.1.419 van deze instructies (artikel 38, § 3 octies, eerste lid van de wet van 29 juni 1981) kan hij, als het geval zich voordoet, genieten van een vrijstelling of vermindering van de sancties.

De werkgever die aantoont dat hij wegens behoorlijk bewezen overmacht, onmogelijk zijn verplichtingen heeft kunnen nakomen binnen de vastgestelde termijn kan een volledige vrijstelling van de sancties verkrijgen.

Onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat hij voorafgaandelijk alle vervallen socialezekerheidsbijdragen heeft betaald, kan de werkgever die het bewijs levert dat de niet-betaling van de voorschotten binnen de reglementaire termijnen toe te schrijven is aan uitzonderlijke omstandigheden, een vermindering verkrijgen van ten hoogste 50 % van de sancties.

Deze vermindering kan van 50 % op 100 % worden gebracht wanneer de werkgever, ter verantwoording, het bewijs levert dat op het ogenblik dat de schuld opeisbaar werd, hij een vaste en eisbare schuldvordering bezat ten opzichte van het Rijk, een provincie of provinciale openbare instelling, een gemeente, een vereniging van gemeenten, een gemeentelijke of intercommunale openbare instelling of een instelling van openbaar nut beoogd bij artikel 1 van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut of een maatschappij beoogd bij artikel 24 van dezelfde wet of wanneer het Beheerscomité bij een met eenparigheid getroffen gemotiveerde beslissing, aanvaardt dat zulke vermindering, wegens dwingende billijkheidsredenen of wegens dringende redenen van nationaal of gewestelijk economisch belang, bij wijze van uitzondering, verantwoord is.
Top


b) Incorrecte betaling van de forfaitaire voorschotten in de bouwsector

2.1.410

De niet-correcte betaling van forfaitaire voorschotten in de bouwsector wordt geïntegreerd in het begrip "sociale schuld", dat in het kader van artikel 30bis van de wet van 27 juni 1969 de verplichting tot het verrichten van een inhouding van 35% bepaalt op de facturen opgemaakt voor werken die onder het toepassingsgebied van dat artikel vallen. Top

C. DE JAARLIJKSE BIJDRAGEN

1. Debetbericht jaarlijkse vakantie

2.1.411

Een gedeelte van de werkgeversbijdragen, bestemd voor de financiering van het vakantiegeld van de handarbeiders, is slechts jaarlijks verschuldigd. Het gaat om een aandeel van 10,27 % van de brutolonen van handarbeiders en van leerling-arbeiders die onder toepassing vallen van de vakantieregeling der werknemers.

Onder de vorm van een debetbericht stuurt de RSZ jaarlijks aan de werkgever een formulier met de berekening van deze bijdrage, op basis van de driemaandelijkse aangiften die de werkgever in de loop van het vorige dienstjaar verrichtte. De werkgever ontvangt het debetbericht in de loop van de maand maart; het bedrag ervan is verschuldigd op 31 maart en moet aan de RSZ betaald zijn uiterlijk op 30 april.

In verband met de wijze van betaling, de identificatie en de toerekening van het bedrag, gelden dezelfde regels als voor de driemaandelijkse bijdragen (zie hierna: toerekening). Top


2. Herverdeling der sociale lasten

2.1.412

Eveneens jaarlijks gebeurt een herverdeling der sociale lasten. Die herverdeling bestaat uit een vermindering van bijdragen voor bepaalde werkgevers, gecompenseerd door een aanvullende bijdrage ten laste van andere werkgevers.

De RSZ deelt aan de werkgevers het bedrag mee van het credit- of debetsaldo van de herverdeling, in de loop van het tweede kwartaal van elk jaar.

Het creditsaldo is bestemd voor de aanzuivering van de bijdragen die de werkgever verschuldigd is voor het tweede kwartaal van het lopende jaar.

Het debetsaldo anderzijds is verschuldigd op 30 juni en moet uiterlijk op 31 juli aan de RSZ betaald zijn.

In het deel III van deze onderrichtingen vindt u een meer uitgebreide bespreking van de herverdeling der sociale lasten. Top


D. DE WIJZE VAN BETALING


2.1.413

Vanaf 1 januari 2009 zijn de overschrijvingsformulieren van de RSZ aangepast aan de nieuwe Europese standaard SEPA (Single Euro Payments Area). Het nieuwe Europese rekeningnummer van de RSZ, conform met de Europese betaalstandaard is: IBAN-code: BE63 6790 2618 1108 BIC-code: PCHQ BEBB.

Er is voorzien in een overgangsperiode zodat de betalingen aan de RSZ tot december 2010 nog kunnen gebeuren door storting of overschrijving op de postrekening 679-0261811-08 van de RSZ; als datum van storting geldt deze van het crediteren van de postrekening van de RSZ. Top


1. Betalingen met gestructureerde mededeling

2.1.414

De betalingen kunnen gebeuren op elektronische wijze of door middel van eigen stortings- of overschrijvingsformulieren. Voor het betalen van de maandelijkse voorschotten en de kwartaalsaldi, is het sterk aanbevolen dat de werkgevers gebruik maken van de door de RSZ geleverde "gestructureerde mededelingen". Deze gestructureerde mededeling maakt het mogelijk de betaling snel en precies te identificeren.

Indien de werkgever beroep doet op een dienstverlener, dan bezorgt de RSZ ook aan die dienstverlener de gestructureerde mededelingen. Top


2. Andere betalingen
a) Identificatie

2.1.415

De RSZ moet bij iedere betaling nauwkeurig weten voor welke werkgeversrekening een betaling bestemd is. Daarom zal de werkgever zijn volledige naam of benaming en het volledige ondernemingsnummer (KBO-nummer) of het identificatienummer bij de RSZ, duidelijk bij elke betaling vermelden.

Wanneer een bank of een andere lasthebber de betalingen verricht, moet de werkgever de derde, die namens hem betaalt, uitdrukkelijk verzoeken bij de betaling zijn naam, adres, ondernemingsnummer of identificatienummer, alsook de juiste bestemming van de betaling te vermelden. Top


b) Toerekening

2.1.416

De wet bepaalt dat bij gebrek aan een schriftelijk gedane toerekening op het ogenblik van de betaling, hetzij op het betaalstuk, hetzij bij een aangetekend schrijven, de aanrekening van de betaling gebeurt op de oudste schuld.

Het is dus voor de werkgever heel belangrijk dat hij de bestemming van de betaling vermeldt, d.w.z. de aard van de betaalde som (bijdragen, voorschotten, bijdrageopslag, verwijlintrest, gerechtskosten) en de periode waarop zij betrekking heeft, alsook zijn ondernemingsnummer of zijn identificatienummer bij de RSZ. Voorbeelden: bijdragen voor het .... kwartaal 20..; opslag op de bijdrage van het (de) .... kwarta(a)l(en) 20..; verwijlintresten op bijdragen van het (de) .... kwarta(a)l(en) 20.., enz, gevolgd door het KBO-nummer of identificatienummer. Is de betaling samengesteld uit sommen van verschillende aard, dan moet de werkgever voor ieder bedrag de aard en de periode waarop het betrekking heeft, vermelden.

Wanneer een werkgever achterstallige bijdragen, bijdrageopslagen, intresten of gerechtskosten aan de RSZ verschuldigd is, dan zal de RSZ elke betaling zonder vermelding van aanwending, ambtshalve toerekenen op deze achterstallen. Het niet vermelden van de bestemming van de betaling door de werkgever, kan voor hem dus zeer nadelig zijn. Top


E. MINNELIJKE INVORDERING (OOK "DERDE INVORDERINGSWEG" GENOEMD)

2.1.417

De wet van 3 juli 2005 houdende diverse bepalingen betreffende het sociaal overleg biedt de schuldenaars van de RSZ de mogelijkheid om een minnelijk afbetalingsplan te onderhandelen .


Artikel 43 van voormelde wet voegt artikel 40bis toe aan de RSZ-wet van 27 juni 1969 dat als volgt luidt :

Deze bepaling wordt omschreven als een derde invorderingsweg, naast de gerechtelijke invordering (eerste weg), de invordering via dwangbevel (tweede weg) en via de hoofdelijke aansprakelijkheid van de overnemer ten aanzien van de overlater in het geval van de overdracht van een handelsfonds (vierde weg).

De minnelijke invordering heeft de volgende doelstellingen :
Indien de werkgever de aldus bekomen faciliteiten niet respecteert, zal de schuld die het voorwerp heeft uitgemaakt van het minnelijk afbetalingsplan in principe worden ingevorderd bij middel van een dwangbevel, dat via de raadsman van de RSZ aan de gerechtsdeurwaarder zal worden overgemaakt.
Nieuwe schuld (schuld die ontstaan is na de schuld waarvoor een dwangbevel betekend werd) wordt gerechtelijk ingevorderd voor de arbeidsrechtbank.

Voor de werkgever die geen gebruik maakt van de minnelijke invordering verandert er niets : de schuld zal gerechtelijk worden ingevorderd voor de arbeidsrechtbank. De werkgever die aldus vervolgd wordt, kan geen gebruik meer maken van de minnelijke procedure, tenzij de gerechtelijke vervolging uitsluitend betrekking heeft op een schuldvordering die erkend werd als principiële betwisting.

De toekenningsmodaliteiten van dergelijk minnelijk akkoord werden vastgelegd in het koninklijk besluit van 13 juli 2007 tot aanvulling van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 (BS 10 september 2007). De krachtlijnen zijn de volgende : Bijkomende inlichtingen in verband met het uitstel van betaling, kunt u krijgen bij de Directie Inning.

Top


F. DE GEVOLGEN IN GEVAL VAN VERZUIM

1.Toepassing van geldelijke sancties

2.1.418

De werkgevers moeten de verschuldigde bijdragen binnen de wettelijk vastgestelde termijnen aan de RSZ betalen. Het niet naleven van deze termijnen, geeft in beginsel aanleiding tot de toepassing van volgende geldelijke sancties: Top

2. Gevallen waarin de RSZ kan afzien van de toepassing van de geldelijke sancties

2.1.419

Wanneer de werkgever de niet binnen de wettelijke termijnen betaalde bijdragen betaalt vóór het einde van het kwartaal dat volgt op dat waarvoor zij verschuldigd zijn en de werkgever de bijdragen voor de vroegere kwartalen, eventueel met inbegrip van de betaling van de maandelijkse voorschotten, gewoonlijk binnen de wettelijke termijnen betaalt, ziet de RSZ automatisch af van het aanrekenen van bijdrageopslagen en verwijlintresten. De werkgever moet hiertoe geen enkele aanvraag indienen. Top

3. Vrijstelling of vermindering van de bijdrageopslagen en verwijlintresten

2.1.420

De werkgever die niet aan de bovenvermelde voorwaarden voldoet en van wie de RSZ bijdrageopslagen en verwijlintresten vordert, kan hiervan vrijstelling of vermindering bekomen, op voorwaarde dat hij hierom verzoekt en het bewijs levert van het bestaan, hetzij van overmacht, hetzij van uitzonderlijke omstandigheden. Ook wanneer de werkgever, hetzij dwingende redenen van billijkheid, hetzij redenen van nationaal of gewestelijk economisch belang inroept die hem belet hebben zijn bijdragen op tijd te betalen, kan hij onder bepaalde voorwaarden de volledige vermindering van bijdrageopslagen bekomen.


De kwijtschelding of de vermindering van de bijdrageopslagen, van de eventuele vaste vergoeding aangerekend wegens het niet tijdig doorstorten van de voorschotten en desgevallend de intresten is slechts mogelijk voor zover de werkgever zich niet bevindt in één van de situaties beschreven in artikel 38, § 3 octies, eerste lid van de wet van 29 juni 1981, met name :

Top

a) Overmacht

2.1.421

De werkgever die het bestaan van overmacht bewijst, kan voor die periode volledige vrijstelling bekomen van de bijdrageopslagen en verwijlintresten, aangerekend op het bedrag van de niet binnen de wettelijke termijnen betaalde bijdragen.

Volgens de rechtsleer en rechtspraak, verstaat de RSZ onder overmacht het overkomen van een gebeurtenis die volledig vreemd is aan de persoon van de schuldenaar en onafhankelijk van zijn wil, redelijkerwijze niet te voorzien en menselijk onoverkomelijk, en die het volstrekt onmogelijk maakt zijn verplichting binnen de opgelegde termijn na te komen. Bovendien mag de schuldenaar zich geen enkele fout te verwijten hebben in de gebeurtenissen, die het overkomen van de vreemde oorzaak voorafgaan, voorbereiden of vergezellen. Top


b) Uitzonderlijke omstandigheden

2.1.422

Op uitdrukkelijke voorwaarde dat hij vooraf alle vervallen bijdragen betaald heeft, kan de werkgever die bewijst dat de niet-betaling van de bijdragen binnen de wettelijke termijnen aan uitzonderlijke omstandigheden is toe te schrijven, een maximale vermindering verkrijgen van 50 % van de toegepaste bijdrageopslagen en een vermindering van maximaal 25 % van de verschuldigde verwijlintresten.

De vermindering van die bijdrageopslagen kan 100 % bedragen, wanneer de werkgever bewijst dat op het ogenblik dat de bijdragen eisbaar werden, hij een vaste en eisbare schuldvordering bezat ten opzichte van het Rijk, een provincie of een provinciale openbare instelling, een gemeente, een federatie, agglomeratie of vereniging van gemeenten, een gemeentelijke of intercommunale openbare instelling of een instelling van openbaar nut bedoeld bij de Wet van 16 maart 1954 of een maatschappij bedoeld bij artikel 24 van dezelfde wet.

Op voorwaarde dat de werkgever aantoont dat hij het van de overheid ontvangen bedrag aan de RSZ gestort heeft ten belope van de nog verschuldigde bijdragen binnen de maand na de ontvangst van dit geld, geniet hij ook een vermindering van de aangerekende verwijlintresten ten belope van 20 %. Top


c) Dwingende redenen van billijkheid - redenen van nationaal of gewestelijk economisch belang

2.1.423

De werkgever die alle vervallen bijdragen betaalt en die, hetzij dwingende billijkheidsredenen, hetzij dringende redenen van nationaal of gewestelijk economisch belang kan inroepen, mag deze redenen bij de RSZ laten gelden. Wanneer het Beheerscomité van de RSZ de gegrondheid ervan erkent, mag het bij een met eenparigheid van stemmen getroffen gemotiveerde beslissing, bij wijze van uitzondering, de vermindering van de toegepaste bijdrageopslagen van 50 % op 100 % brengen. Top