3.4.701
Deze vermindering geldt voor de indienstnemingen die plaatsvinden vanaf 1 januari 1995.
Het banenplan voor werkzoekenden, zoals hierna toegelicht, wordt vanaf 1 januari 2002 vervangen door het Activaplan. Nieuw aangeworven werknemers in dienst vanaf 1 januari 2002 komen dus niet meer in aanmerking voor het banenplan voor werkzoekenden behalve in volgende twee gevallen:
3.4.702
Is echter uitgesloten, de werkgever die zijn verplichting om een bepaald aantal jongeren in dienst te nemen met een startbaanovereenkomst (verplichting opgelegd door de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid), niet heeft nageleefd.
Komen evenmin in aanmerking:
3.4.703
Deze werkzoekenden moeten behoren tot één van de volgende categorieën:
3.4.704
3.4.705
3.4.706
3.4.707
3.4.708
3.4.709
3.4.710
3.4.711
3.4.712
3.4.713
3.4.714
3.4.715
3.4.716
3.4.717
3.4.718
3.4.719
3.4.720
3.4.721
3.4.722
3.4.723
Voor de werkzoekenden van de categorieën 1 en 2 die gedurende minstens twaalf maanden aan de voorwaarden van hun respectievelijke categorie beantwoorden, alsook voor de werkzoekenden van de categorieën 3, 4, 5, 6, 7, 8, 10, 11, 12, 14, 15, 16 en 17, bedraagt de vermindering:
Voor de werkzoekenden van de categorieën 1 en 2 die gedurende minstens vierentwintig maanden, aan de voorwaarden van hun respectievelijke categorie beantwoorden, bedraagt de vermindering:
Voor de werkzoekenden van categorie 9, bedraagt de vermindering:
Voor de categorie 13 gelden de verminderingen slechts voor de indienstnemingen tussen 9 januari 1996 en 30 juni 2000.
Voor de categorieën 17 en 18 gelden de verminderingen slechts voor de indienstnemingen vanaf 1 juli 2000.
Voor de werklieden worden alle hiervoor genoemde percentages toegepast op de bijdragen die voor hen worden berekend op hun brutolonen verhoogd met 8 %.
De vermindering geldt eveneens voor contractbreukvergoedingen. Bij deze berekening moet men rekening houden met de periode die door deze vergoedingen gedekt is. Dit wil zeggen dat het verminderingspercentage niet noodzakelijk hetzelfde is voor de ganse verbrekingsvergoeding, en dat op het gedeelte ervan dat een periode dekt die buiten de verminderingsperiode valt, geen vermindering mogelijk is.
Wanneer een werkgever een werkzoekende in dienst neemt die hij vroeger als gebruiker via een uitzendbureau tewerkstelde, is het percentage van de vrijstelling evenwel gelijk aan het percentage geldend voor de recentste tewerkstelling als uitzendkracht waarvoor de verminderingen van werkgeversbijdragen werden toegekend, en is de aanvangsdatum van de periode van vrijstelling, deze die gold voor de voormelde tewerkstelling als uitzendkracht. Deze regel wordt slechts toegepast, voor zover de toegestane vermindering mogelijk was door gelijkstelling van de periode van interim-arbeid met een periode van vergoede volledige werkloosheid. Voor de werkzoekenden die vóór 11 april 1995 als uitzendkracht werden in dienst genomen, gelden eventueel andere bepalingen (Voor nadere inlichtingen daarover kunt u terecht bij de RVA).
3.4.724
1. Voor alle categorieën werkzoekenden uitgezonderd categorie 9
3.4.725
Ook de werkgever kan, in naam van de betrokken werkzoekende, deze banenkaart aanvragen bij de RVA. In dat geval zal op deze banenkaart vermeld staan dat de werkzoekende de vereiste voorwaarden inzake indienstneming vervult:
De banenkaart blijft drie maanden geldig te rekenen vanaf de datum van aflevering aan de werkzoekende. Zij blijft eveneens drie maanden geldig zo ze werd uitgereikt aan de werkgever vóór de indiensttreding van de werkzoekende.
De geldigheidsduur van de banenkaart kan met drie maanden worden verlengd voorzover de werkzoekende nog steeds de vereiste voorwaarden vervult op het ogenblik van de verlenging.
De geldigheid van de banenkaart gaat in ieder geval verloren op het ogenblik van de indiensttreding bij de werkgever die van haar voordeel gebruik maakt. De werkzoekende kan slechts een nieuwe banenkaart bekomen voorzover hij op het ogenblik van zijn aanvraag nog steeds de gestelde voorwaarden vervult.
Indien de werkgever deze termijn van 60 dagen niet eerbiedigt, wordt de periode van vermindering van bijdragen ingekort met een periode die aanvangt op de dag van indiensttreding van de betrokken werknemer en eindigt op de laatste dag van het kwartaal waarin de banenkaart werd verzonden.
3.4.726
Deze aanvraag gebeurt bij de Gewestelijke dienst voor arbeidsvoorziening (VDAB, BGDA, FOREM) bevoegd voor de woonplaats van de werkzoekende. Hij moet gebeuren binnen een termijn van zestig dagen die aanvangt op datum van indienstneming van de werknemer. Voor indienstnemingen tussen 1 juli 1996 en 1 november 1996, neemt deze termijn van zestig dagen een aanvang op 1 november 1996.
De aanvraag moet individueel opgesteld zijn. Hij vermeldt de identiteit van werkgever en werknemer, het adres van de werknemer en de datum van voorziene of effectieve indienstneming.
De werkzoekende legt een verklaring op eer af dat hij geen diploma van hoger secundair onderwijs behaalde, en dat hij gedurende de laatste twaalf maanden noch onderwijs met volledig leerplan genoot, noch meer dan 150 uren als loontrekkende of meer dan één kwartaal als zelfstandige werkte.
Om de vermindering te genieten bezorgt de werkgever beide documenten (het attest van de Gewestelijke dienst en de verklaring op eer) naargelang van het geval aan de RSZ of aan zijn erkend sociaal secretariaat, op het ogenblik van de eerste aangifte waarbij hij de vermindering vraagt.
De vennootschappen met sociaal oogmerk moeten tevens een kopie van de publicatie van hun statuten in het Belgisch staatsblad aan de RSZ overmaken.
Voor de werkgever die het attest niet aanvraagt binnen de zestig dagen, wordt de periode van vermindering van bijdragen ingekort met een periode die aanvangt op de dag van indiensttreding van de werknemer en eindigt op de laatste dag van het kwartaal waarin het attest werd aangevraagd.