A. DE KWARTAALAANGIFTE
2.1.301
De werkgever of zijn lasthebber moet het volledige document ingevuld en ondertekend aan de RSZ terugsturen, binnen de maand na het kwartaal waarop het betrekking heeft. Indien de werkgever tijdens dit kwartaal geen enkele werknemer tewerkstelde, moet hij toch zijn aangifte aan de RSZ terugsturen; in dat geval stuurt hij de aangifte ondertekend terug met de vermelding "NIHIL".
Bij het aangifteformulier is eveneens een afschrift van het boekhoudraam gevoegd; de werkgever moet dit afschrift invullen en vijf jaar bewaren. Het afschrift mag niet gebruikt worden als aangifteformulier. De RSZ beschouwt elke andere aangifte (per brief of op een ander niet goedgekeurd document) als niet bestaande.
De werkgever kan ook gedeelten van de aangiften op elektronische dragers terugsturen. Hiertoe moet de werkgever, vooraf en uitdrukkelijk, de toelating bekomen van de Directie Coördinatie Informatica van de RSZ. Deze toelating geldt, behalve in uitzonderlijke gevallen, alleen voor de personeelsstaten. Aldus moeten de werkgever of het erkend sociaal secretariaat waarbij hij is aangesloten, in beginsel nog steeds het papieren boekhoudraam en het papieren statistiekraam invullen die hen door de RSZ worden bezorgd.
2.1.302
C. DE GEVOLGEN BIJ VERZUIM 1. Aangifte ambtshalve opgesteld door de RSZ
2.1.303
2. Burgerlijke sancties
2.1.304
a) Toepassing van geldelijke sancties
2.1.305
b) Gevallen waarin de RSZ kan afzien van de toepassing van de sancties
2.1.306
c) Ontheffing van de toegepaste sancties
2.1.307
Volgens rechtsleer en rechtspraak terzake, verstaat de RSZ onder overmacht, een gebeurtenis die volledig vreemd is aan de schuldenaar en onafhankelijk van zijn wil, redelijkerwijze niet te voorzien en menselijk onoverkomelijk, en die het volstrekt onmogelijk maakt zijn verplichting binnen de opgelegde termijn na te komen; bovendien mag de schuldenaar zich geen enkele fout te verwijten hebben in de gebeurtenissen, die de vreemde oorzaak voorafgaan, voorbereiden of vergezellen.
2.1.308
2.1.309
Bij niet-onderwerping van één of meer personen aan de socialezekerheidswet, zal de rechter eveneens ambtshalve de werkgever veroordelen tot betaling aan de RSZ van een vergoeding gelijk aan het drievoud van de ontdoken bijdragen, zonder dat het bedrag minder mag zijn dan 51.000 BEF per tewerkgestelde persoon en per maand of fractie ervan. Dit bedrag wordt aangepast in functie van de evolutie van de lonen en van de socialezekerheidsbijdragen.
Bij herhaling binnen een jaar na een vorige veroordeling, kan de straf oplopen tot het dubbel van het maximum.
De werkgever is burgerrechtelijk aansprakelijk voor de betaling van de geldboeten waartoe zijn aangestelden of lasthebbers zijn veroordeeld.