Tussentijdse instructies

Algemene Directie van de Identificatie en Controle der Aangiften
N° 1383 Brussel, 12 juli 2007




TUSSENTIJDSE ONDERRICHTINGEN TEN BEHOEVE VAN DE
ERKENDE SOCIALE SECRETARIATEN

SANCTIE IN GEVAL VAN INTERVENTIE VAN EEN INSPECTIEDIENST EN IN GEVAL VAN HET GEWOONLIJK INDIENEN VAN EEN ONJUISTE OF ONVOLLEDIGE AANGIFTE


I INLEIDING 1
II SANCTIES 2
1. FORFAITAIRE VERGOEDING VAN € 50 + € 4 PER TEWERKSTELLINGSLIJN 2
2. FORFAITAIRE VERGOEDING VAN € 495,79 IN GEVAL VAN ONVOLLEDIGE OF ONJUISTE AANGIFTE 2
3. BIJZONDERHEDEN 3
4. INWERKINGTREDING VAN DE MAATREGEL 4





I. INLEIDING

De programmawet van 27 december 2004, Titel II, Hoofdstuk I, afdeling III, artikels 4 en 5, vervolledigt de artikels 22 en 29 van de wet van 27 juni 1969.

Hierdoor wordt de wettelijke basis gecreëerd opdat de RSZ op kosten van de werkgever aangiftes ambtshalve kan opmaken of rechtzetten na een interventie van een Inspectiedienst belast met het naleven van de wet van 27 juni 1969 (dus bvb. ook na een interventie van de Sociale Inspectie).

Het KB van 22 juni 2006 wijzigt onder andere het artikel 54 van het KB van 28 november 1969 en voegt een artikel 54ter in.

Het artikel 54ter groepeert drie types van sancties die door de werkgever verschuldigd zijn in geval
van het niet respecteren van zijn verplichtingen betreffende het binnensturen van aangiftes.
Deze slaan zowel op de vastgelegde termijnen als op de juistheid en de volledigheid van deze aangiften.

1. Een vergoeding van € 50 + € 4 per tewerkstellingslijn per kwartaal waarvoor een ambtshalve interventie van een Inspectiedienst gebeurt
2. Een vergoeding van € 495,79 verhoogd met € 247,89 per schijf van € 24.789,35 aan bijdragen boven € 49.578,70 in geval van laattijdige aangifte (het gaat hier om een reeds bestaande sanctie, de zgn. forfaitaire vergoeding voor de laattijdige indiening van de aangifte).
3. Dezelfde bedragen als vermeld onder punt 2 zijn van toepassing wanneer de werkgever gewoonlijk een onvolledige of onjuiste aangifte indient.



II. SANCTIES

1. EEN FORFAITAIRE VERGOEDING VAN € 50 + € 4 PER TEWERKSTELLINGS-LIJN (IN HET GEVAL VAN EEN ONTBREKENDE AANGIFTE OF IN HET GEVAL VAN EEN ONVOLLEDIGE OF ONJUISTE AANGIFTE, WAARBIJ DE TUSSENKOMST NODIG WAS VAN EEN INSPECTIEDIENST)

De werkgever is bij gebrek aan aangifte of in geval van een onvolledige of onjuiste aangifte een forfaitaire vergoeding van € 50 verschuldigd voor de ambtshalve opmaak of de ambtshalve rechtzetting van de kwartaalaangifte als gevolg van een interventie van een Inspectiedienst. Deze forfaitaire vergoeding wordt vermeerderd met een vergoeding van € 4 per ontbrekende tewerkstellingslijn of per tewerkstellingslijn waarvoor het in aanmerking te nemen loon is gewijzigd.

In dit verband wordt verstaan onder:

onvolledige aangifte: een aangifte waarvoor, zes maanden na het einde van het betrokken kwartaal, één of meerdere tewerkstellingslijnen ontbreken en waarvoor het aantal natuurlijke personen waarvoor deze tewerkstellingslijnen ontbreken ten minste 5 % vertegenwoordigt van het totale aantal natuurlijke personen vermeld in de aangifte;
onjuiste aangifte: een aangifte waarvoor zes maanden na het einde van het betrokken kwartaal elementen ontbreken van het loon dat in aanmerking dient te worden genomen voor de berekening van de sociale zekerheidsbijdragen, waarbij deze ontbrekende elementen van het in aanmerking te nemen loon minstens 5 % vertegenwoordigen van de totale loonmassa vermeld in de aangifte;
ambtshalve: elke opmaak of rechtzetting die niet wordt uitgevoerd door, op het initiatief van of op vraag van de werkgever of zijn lasthebber.

Indien de inspecteur of de agent de toepassing van de sanctie heeft gevraagd zal de notie ook verschijnen in de DMNO (zone 00846: aanvraag voor berekening – artikel 54ter).

De wijzigingen met sanctie komen op een apart bericht van wijziging waarop zowel de bedragen van de wijziging als de bedragen van de sanctie voorkomen.

De forfaitaire vergoeding kan voor het eerst toegepast worden voor aangiftes vanaf het tweede kwartaal 2006 en voor interventies vanaf 1 februari 2007 (zie verder).


2. EEN FORFAITAIRE VERGOEDING VAN € 495,79 IN GEVAL VAN GEWOONLIJKE
De bestaande forfaitaire vergoeding in geval van een laattijdige aangifte wordt uitgebreid naar de gevallen van het gewoonlijk indienen van onjuiste of onvolledige aangiftes door de werkgever of zijn mandataris. Voor de betekenis van ‘onjuiste of onvolledige aangifte’ wordt verwezen naar punt II.1.

Voor het begrip ‘gewoonlijk’ wordt verwezen naar het reglement van het Beheerscomité van de RSZ van 22 februari 1974: als de werkgever of zijn mandataris twee opeenvolgende kwartalen een onvolledige of onjuiste aangifte indient. In dat geval moet de RSZ hem een aangetekende brief versturen om hem ervan te verwittigen en zal de sanctie worden toegepast voor het volgende of de volgende kwartalen als er een herhaling optreedt.

Indien geen sprake is van overmacht Een gebeurtenis die volledig vreemd is aan de schuldenaar en onafhankelijk van zijn wil, redelijkerwijze niet te voorzien en menselijk onoverkomelijk en die het volstrekt onmogelijk maakt zijn verplichting binnen de opgelegde termijn na te komen; bovendien mag de schuldenaar zich geen enkele fout te verwijten hebben in de gebeurtenissen die de vreemde oorzaak voorafgaan, voorbereiden of vergezellen. blijft de sanctie behouden. Het artikel 55 van het KB van 28 november 1969 werd op zijn beurt gewijzigd om een ontheffing toe te laten van de forfaitaire vergoedingen zoals opgenomen in het artikel 54 ten belope van 50 % op basis van uitzonderlijke omstandigheden of ten belope van 100 %. Dit laatste op voorwaarde dat het Beheerscomité, op basis van een gemotiveerd advies dat unaniem werd genomen, erover akkoord gaat dat er dwingende billijkheidsredenen bestaan die uitzonderlijk een dergelijke vermindering rechtvaardigen. Deze sanctie kan niet worden gecumuleerd met de al bestaande forfaitaire vergoeding voor een laattijdige aangifte.


3. BIJZONDERHEDEN

- Bij het bepalen van de termijn van zes maanden na het einde van het kwartaal moet rekening gehouden worden met de wettelijke termijn van een maand om een aangifte binnen te sturen. Voor het tweede kwartaal 2006 is de termijn van zes maanden dus verstreken op 1 februari 2007.

- Het ligt niet in de bedoeling van de wetgever de werkgevers systematisch te sanctioneren bij de minste fout maar wel om ze te responsabiliseren over het tijdig indienen van de aangiftes met de grootste nauwkeurigheid.

De forfaitaire vergoeding bedoeld in punt II.1 wordt niet toegepast indien de werkgevers of hun mandatarissen de rechtzettingen op eigen initiatief doorvoeren. De RSZ moet erop toezien dat de werkgever de mogelijkheid krijgt om zelf de ontbrekende, onvolledige of onjuiste aangifte op te stellen/recht te zetten.
Indien bvb. een werkgever zich na de termijn van zes maanden spontaan aanbiedt op een regionale antenne van de Inspectiedienst om een ontbrekende aangifte op te stellen moet de sanctie van € 50 + € 4 per ontbrekende tewerkstellingslijn niet toegepast worden. Hetzelfde geldt indien bvb. na een interventie van de Inspectiedienst de werkgever zelf een rechtzetting doet.
De rechtzettingen die volgen uit een uiteenlopende interpretatie door de RSZ en de werkgever wat het bepalen van een tewerkstellingsrelatie of het herbepalen van een deel van het loon betreft, geven ook geen aanleiding tot toepassing van de vergoedingen. De complexiteit van de wetgeving kan immers leiden tot interpretatieverschillen die voor de rechtbank gebracht worden. Zelfs in het geval van een veroordeling van de werkgever zal de vergoeding niet geëist worden tenzij de werkgever ondanks de herkwalificatie door de rechtbank doorgaat met het niet indienen van zijn aangiften of ze verder onvolledig of onjuist indient.

- In geval van faillissement moeten de vergoedingen evenmin toegepast worden.


4. INWERKINGTREDING

Het KB van 22 juni 2006 dat op 24 juli 2006 gepubliceerd werd, voorzag in principe een inwerkingtreding op 1 januari 2006. Gelet op deze laattijdige publicatie, en op het akkoord met de Beleidscel van de Minister voor Sociale Zaken over het feit dat deze bepalingen geen terugwerkend effect mochten hebben, heeft het Beheerscomité van de RSZ beslist om deze nieuwe sancties slechts vanaf het 2de trimester 2006 toe te passen.