Het portaal van de sociale zekerheid gebruikt cookies om de site gebruiksvriendelijker te maken.

Meer weten × Doorgaan

Vers le contenu de cette page

Vergoedingen voortvloeiend uit de overdracht of verlening van een licentie van auteursrechten en naburige rechten in het domein van de kunsten

Wat?

Het gaat om het vrijstellen van vergoedingen die door een werkgever worden betaald voor de overdracht door zijn werknemer

  • van auteursrechten en naburige rechten, alsook van de wettelijke en verplichte licenties die bij wet zijn geregeld, bedoeld in boek XI, titel 5, van het Wetboek van economisch recht of in analoge bepalingen van buitenlands recht,
  • die betrekking hebben op originele werken van letterkunde of kunst zoals bedoeld in artikel XI.165 van het Wetboek van economisch recht of op prestaties van uitvoerende kunstenaars zoals bedoeld in artikel XI.205 van hetzelfde Wetboek
  • met het oog op de exploitatie of het daadwerkelijk gebruik van deze rechten.

Het gaat dus om dezelfde vergoedingen als bedoeld in de fiscale wetgeving. Deze regeling wordt ingesteld vanaf het 1ste kwartaal 2023 door het koninklijk besluit van 7 april 2023 tot wijziging van artikel 19 van het KB van 28 november 1969.

Voorwaarden?

  • De werknemer wordt betaald voor deze rechten of licenties in het kader van de overdracht of het in licentie geven aan een derde voomededeling aan het publiek, voor openbare uitvoering of opvoering, of voor reproductie 
  • of de werknemer (oorspronkelijke rechthebbende) beschikt over een kunstwerkattest.
  • Deze (niet-onderworpen) vergoedingen worden aangegeven bij de RSZ.

Beperkingen?

Het bedrag van de toegekende vergoedingen mag niet meer bedragen dan 30 % van het totaal van:

  • het totaalbedrag van het loon onderworpen aan socialezekerheidsbijdragen waarop de werknemer recht heeft
  • en het totaalbedrag van de door de werkgever aan de betrokken werknemer toegekende vergoedingen voor de overdracht of het in licentie geven van auteursrechten en naburige rechten.
    • Het gaat dus maximaal om 30 % van de som (= 100 %) van deze vergoedingen (maximum 30 %) en het aan RSZ onderworpen loon (minimum 70 %).

voorbeeld

Jean is actief in een vast muziekensemble als werknemer. Hij krijgt een bruto maandloon van 3.500 EUR en een eindejaarspremie van 3.000 EUR (en geen andere onderworpen loonelementen zoals het voordeel van het gebruik van een GSM met abonnement betaald door de werkgever). Zijn werkgever wil met hem een vergoeding overeenkomen opdat hij de optredens van Jean op digitale drager mag zetten en publiek mag maken. Hij kan maximaal een vergoeding geven van 1.607 EUR per maand aan auteursrechten, of 19.285 EUR op jaarbasis:

  • ((3.500 x 12) + 3.000 + (1.607 x 12))
  • = 42.000 + 3.000 + 19.285
  • = 64.284;
  • 19.285 is 30 % van 64.284.

Met RSZ onderworpen loon wordt verstaan de som van de bedragen waarop de gewone sociale bijdragen verschuldigd zijn, die vermeld moeten worden op de kwartaalaangiften van de 4 kwartalen van het kalenderjaar.

Tellen mee voor het bepalen van de verhouding 30/70:

  • voordelen in natura waarop bijdragen verschuldigd zijn tellen mee aan de waarde (in bepaalde gevallen forfaitair vastgesteld) waarop de gewone sociale bijdragen verschuldigd zijn

Tellen dus niet mee voor het bepalen van het in aanmerking te nemen loon:

  • dubbel vakantiegeld,
  • maaltijdcheques, eco-cheques,
  • bedrijfswagens,
  • stortingen voor een buitenwettelijk pensioen, …
  • verbrekingsvergoedingen en vertrekvakantiegeld; het gaat dus om het loon over de periode van werkelijke prestaties.

Tellen niet mee voor het bepalen van het aandeel auteursrechten:

  • vergoedingen voor de overdracht van auteursrechten rechtstreeks toegekend via een beheersvennootschap; vergoedingen toegekend via beheersvennootschappen tellen niet mee om de verhouding 30/70 te bepalen; in principe tellen enkel vergoedingen voor overdracht van auteursrechten toegekend door de werkgever, aangegeven in de DmfA, mee.

Bij vergoedingen van meer dan 30 % wordt het gedeelte van de vergoeding dat de 30% overschrijdt onderworpen aan de gewone bijdragen.

De 30 % wordt bepaald per kalenderjaar. Dat wil zeggen dat de overschrijdende onderwerping enkel definitief is als alle gegevens over het kalenderjaar gekend zijn.

Zowel het loon als de vergoeding zijn vastgesteld op een marktconforme manier. De werkgever houdt de bewijstukken van de verschillende beoordelingselementen ter beschikking van de RSZ. Deze kunnen worden opgevraagd tijdens een controle.

DmfA?

De vergoedingen die aan de voorwaarden voldoen om niet te worden onderworpen in de DmfA, worden aangegeven onder de looncode 47

De overschrijdende vergoedingen vallen niet onder de vrijstelling van bijdragen en daarop zijn dus de gewone bijdragen verschuldigd. Ze worden naar gelang het geval aangeven met looncode 1 (bedrag heeft alleen betrekking op de prestaties geleverd in het kwartaal van aangifte) of looncode 2 (bedrag heeft niet alleen betrekking op de prestaties geleverd in het kwartaal, bijvoorbeeld bij een (half)jaarlijkse betaling).

De RSZ aanvaardt dat een rechtzetting gebeurt op het 4de kwartaal, maar het blijft altijd mogelijk om rechtzettingen te doen van de voorgaande kwartalen.

Bijkomende voorwaarde?

  • De vergoedingen worden niet verleend ter vervanging of ter omzetting van loon, premies, voordelen in natura of enig ander voordeel of een aanvulling hierbij, al dan niet bijdrageplichtig voor de sociale zekerheid.
  • Dit verbod op loonconversie geldt niet voor de voordelen die:
    • als roerende inkomsten, bedoeld in artikel 17, § 1, 5°, van het WIB 92, zijn aangegeven in de personenbelasting voor het belastbaar tijdperk 2022 of 2021, 2020, 2019 of 2018
      • waarbij het bedrag van de vergoeding beperkt is tot het kleinste van volgende bedragen voor het jaar 2022 of 2021, 2020, 2019 of 2018:
        • het bedrag in de personenbelasting als roerende inkomsten bedoeld in artikel 17, § 1, 5°, WIB 92, aangegeven;
        • het verschil tussen de vergoeding die bij de fiscus en de vergoeding die bij de RSZ werd aangegeven als loon in uitvoering van de arbeidsovereenkomst;
    • de werkgever geeft voor eind 2023 het om te zetten bedrag bij de RSZ aan en legt op verzoek het bewijs van het omgezette bedrag voor; het betreft het bedrag voor het jaar 2022 maar als er niets aangegeven is in 2022, respectievelijk voor 2021, 2020, 2019 of 2018; op deze manier wordt een ogenschijnlijke loonsverlaging bij een voortgezette tewerkstelling verantwoord; in een latere mededeling zal de RSZ meedelen op welke wijze en onder welke modaliteiten.
  • Werkgevers die ten onrechte de auteursvergoedingen niet bij de RSZ zouden hebben aangegeven maar wel als dusdanig bij de fiscus, kunnen deze alsnog regulariseren. Zij kunnen de situatie van elk van hun werknemers bij de RSZ regulariseren voor de jaren 2018, 2019, 2020, 2021 en 2022 op basis van zijn fiscale situatie met het oog op eventuele inspecties bij confrontatie met de fiscale gegevens. Hij doet daartoe een aangifte bij de RSZ van alle niet bij de RSZ aangegeven vergoedingen die overeenkomen met de bedragen die voor de jaren 2018, 2019, 2020, 2021 en 2022 in de personenbelasting als roerende inkomsten bedoeld in artikel 17, § 1, 5°, WIB 92, werden aangegeven.
    • De geregulariseerde bedragen geven niet langer aanleiding tot nabetaling van bijdragen, bijdrageopslagen, forfaitaire vergoedingen of verwijlintresten bij de RSZ.
    • Daartoe doet die werkgever aangifte van alle niet bij de RSZ aangegeven vergoedingen die overeenkomen met de bedragen die voor de jaren 2018, 2019, 2020, 2021 en 2022 in de personenbelasting als roerende inkomsten bedoeld in artikel 17, § 1, 5°, WIB 92, werden aangegeven. Daarvoor wordt dezelfde looncode 47 gebruikt als voor de aangifte van de vergoedingen vanaf 1 januari 2023. Omdat technisch de looncode niet voorzien was in de aangiftes van de voorgaande jaren, kan deze wijziging echter pas gebeuren als de mogelijkheid van aangifte van het 2de kwartaal 2023 in productie staat. Een ontwerp van koninklijk besluit stelt 31 december 2023 voorop als uiterste datum. Meer informatie volgt nog.

Over de mogelijkheid tot regularisatie van in het verleden niet bij de RSZ aangegeven bedragen

Het koninklijk besluit van 27 september 2023 (BS van 2 oktober 2023) voorziet de mogelijkheid om nog tot 31 december 2023 ten onrechte niet bij de RSZ aangegeven vergoedingen voor de overdracht of het verlenen van een licentie van auteursrechten te regulariseren. Het gaat om een mogelijkheid, geen verplichting. De bedoeling is uitsluitend om latere regularisaties mét nabetalingen, opslagen, forfaits of verwijlinteresten te vermijden. Dit houdt ook in dat, na de toegestane termijn om te regulariseren, op ten onrechte niet aangegeven vergoedingen de normale regularisaties mét bijdragen en bijdrageopslagen worden toegepast.

Wie komt in aanmerking om deze regularisaties te doen?

Het gaat om werkgevers die vergoedingen uitbetalen voor prestaties:

  • die vallen onder het toepassingsgebied van deze maatregel zoals van kracht vanaf 1 januari 2023, die betrekking hebben op originele werken in de letteren en kunsten of als uitvoerend kunstenaar
    • het gaat dus niet om professionele activiteiten die los staan van artistieke prestaties
  • onder arbeidsovereenkomst of als de kunstenaars tewerkgesteld met toepassing van artikel 1 bis
  • voor de overdracht van auteursrechten.

Het gaat om alle niet bij de RSZ aangegeven vergoedingen die overeenkomen met de bedragen die voor de jaren 2018, 2019, 2020, 2021 en 2022 in de personenbelasting als roerende inkomsten bedoeld in artikel 17, § 1, 5°, WIB 92, werden aangegeven en waarop dus geen sociale bijdragen zijn betaald.

Deze aangifte gebeurt door deze bedragen retroactief aan te geven met looncode 47 op de DmfA, in principe van elk kwartaal waarin dergelijke vergoedingen werden toegekend. Om deze aangifte te vereenvoudigen aanvaardt de RSZ evenwel dat het totale bedrag dat toegekend werd tijdens een jaar, vermeld wordt op de aangifte van het 4de kwartaal van dat jaar. Het gaat om te regulariseren bedragen die niet langer aanleiding geven tot nabetaling van bijdragen, bijdrageopslagen, forfaitaire vergoedingen of verwijlintresten bij de RSZ

Na 31 december 2023 zal een retroactieve aangifte met looncode 47 niet meer mogelijk zijn voor prestaties vóór 1 januari 2023. Indien de RSZ nadien vaststelt dat dergelijke vergoedingen werden toegekend en niet werden aangegeven, zullen er voor de niet-verjaarde periode sociale zekerheidsbijdragen op verschuldigd zijn.

In tegenstelling tot de aangifte van het maximale omzetbare bedrag hieronder, is het dus aangewezen dat ook werkgevers die vanaf 2023 geen vergoedingen voor afstand van auteursrechten meer toekennen deze aangifte doen. Dit geldt zelfs voor werkgevers die geen personeel meer tewerkstellen en zelfs als de onderneming niet meer bestaat.

Deze mogelijkheid tot retroactieve aangifte zonder sociale bijdragen geldt alleen voor wie deze vergoedingen in het verleden niet heeft aangegeven aan de RSZ. Wie ze wel heeft aangegeven en er dus bijdragen op heeft betaald, kan deze bijdragen niet terugvragen.

Over de mededeling van het maximale omzetbare bedrag

De vrijstelling van bijdragen geldt niet als de vergoeding voor afstand van auteursrechten verleend werd ter vervanging of ter omzetting van loon, premies, voordelen in natura of enig ander voordeel of een aanvulling hierbij, al dan niet bijdrageplichtig voor de sociale zekerheid.

De wetgeving voorziet evenwel een uitzondering hierop voor de bedragen die uitbetaald werden voor de overdracht of verlening van een licentie van auteursrechten en die eerder als loon aan de RSZ werden aangegeven. Vanaf 2023 worden deze bedragen dan aangegeven onder looncode 47 maar om na te gaan dat het niet om omzetting van loon gaat, is een aangifte vereist van het maximaal om te zetten bedrag. Deze bedragen werden immers aangegeven met looncode 1 (en worden niet gewijzigd). Het mee te delen om te zetten bedrag moet worden aangegeven via een specifieke applicatie die de RSZ daarvoor te beschikking stelt op de portaalsite van de sociale zekerheid (respectievelijk voor ondernemingen en voor sociale secretariaten).

In de regelgeving is sprake van de melding van het bedrag van 2022, of als er geen is dat van 2021, 2020 enz.. De RSZ interpreteert die regel als volgt: als het bedrag berekend op basis van 2022 (of het laatste jaar waarin er auteursrechten werden toegekend) lager is dan het gemiddelde van de laatste 5 jaar (2018-2022), mag dat gemiddelde worden aangegeven als maximaal om te zetten bedrag, dit om te vermijden dat een te sterk afwijkend bedrag van het laatste jaar de situatie te fel beïnvloedt.

De mededeling van het maximaal omzetbare bedrag is enkel nodig voor werknemers die tijdens de periode 2018 tot 2022 een vergoeding voor auteursrechten ontvingen in het kader van loonafspraken die toen gemaakt werden en die nog steeds onveranderd doorlopen.