Sporters
Welke sportlui moeten aangegeven worden?
Bij betaalde sportbeoefenaars bestaat een onderscheid tussen zij die vallen onder de wet van 24 februari 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars, en zij die niet onder die wet vallen.
Deze wet definieert een betaalde sportbeoefenaar als hij die de verplichting aangaat zich voor te bereiden op of deel te nemen aan een sportcompetitie of -exhibitie, onder het gezag van een andere persoon tegen een loon dat een bepaald bedrag overschrijdt. Daarbij houdt men rekening met het volledige bedrag waarop de sportbeoefenaar recht heeft (vast loon, winstpremies, onkostenvergoedingen,....). Dit jaarbedrag is vastgesteld op 11.040,00 EUR voor de periode van 1 juli 2022 tot 30 juni 2023 en voor de periode van 1 juli 2023 tot 30 juni 2024.
- 9.600,00 EUR voor de periode van 1 juli 2015 tot 30 juni 2016;
- 9.800,00 EUR voor de periode van 1 juli 2016 tot 30 juni 2017;
- 10.200,00 EUR voor de periode van 1 juli 2017 tot 30 juni 2019;
- 10.612,00 EUR voor de periode van 1 juli 2019 tot 30 juni 2021;
- 10.824,00 EUR voor de periode van 1 juli 2021 tot 30 juni 2022.
Sportbeoefenaars in de zin van deze wet worden geacht, zonder mogelijkheid van tegenbewijs, verbonden te zijn door een arbeidsovereenkomst voor bedienden. Men moet ze dus bij de RSZ aangeven. Worden eveneens verondersteld verbonden te zijn door een arbeidsovereenkomst voor bedienden, de trainers in het voetbal, basketbal, volleybal en wielrennen, en de scheidsrechters in het voetbal en het basketbal van wie het loon de bovenvermelde bedragen bereikt. De KBVB wordt als werkgever van de voetbalscheidsrechters beschouwd.
Personen die niet onder deze wet vallen, geeft men slechts bij de RSZ aan, indien zij werken in uitvoering van een arbeidsovereenkomst. Dit betekent dat zij presteren onder gezag, en voor hun prestaties een loon ontvangen dat meer is dan een terugbetaling van kosten die ten laste van de werkgever vallen.
Sportbeoefenaars die slechts een kleine vergoeding ontvangen voor de terugbetaling van hun kosten en een bescheiden winstpremie, moeten niet bij de RSZ worden aangegeven. Het gaat dan immers om prestaties die geleverd worden in het kader van vrijetijdsbesteding, waarbij de partijen niet de intentie hebben een arbeidsovereenkomst af te sluiten. Aan die voorwaarde is voldaan indien:
- het totale bedrag dat de sportbeoefenaar ontvangt voor een gans sportseizoen (per jaar dus) niet hoger is dan 4500 EUR
- de sportbeoefenaar zelf al de kosten moet dragen die horen bij zijn sportbeoefening (aankoop en onderhoud van schoeisel en trainingskledij, kine, sportvoeding, verplaatsingen, sociale verplichtingen, …).
Berekeningsbasis
De socialezekerheidsbijdragen voor sportlui worden niet langer berekend op het loon tot het maximumbedrag dat als basis dient voor de berekening van de werkloosheidsuitkering conform artikel 111 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering (programmawet van 27 december 2021 - BS van 31 december 2021; koninklijk besluit van 14 februari 2022 - 18 februari 2022).
De gewone bijdragen zijn op hen van toepassing op het werkelijke loon. Vanaf 1 januari 2022 vallen zij ook onder alle regelingen. Dit wil zeggen dat:
- de gewone vakantieregeling op hen van toepassing is
- de structurele vermindering op hen kan worden toegepast volgens de gewone regels
- de loonmatiging verschuldigd is.
Een aantal specifieke maatregelen werden genomen om de financiële impact van de overstap te beperken:
- een doelgroepvermindering betaalde sportbeoefenaars wordt ingevoerd; het gaat om de vermindering G19 gelijk aan 65 % van het saldo van de verschuldigde werkgeversbijdragen dat overblijft na eventuele toepassing van de sociale maribel en van de structurele vermindering
- Een sportbonus onder de vorm van een werknemersbijdragevermindering wordt voorzien. Hij bestaat uit
- een forfait
- en een vermindering van het resterende saldo aan werknemersbijdragen met 60 %
- een overgangsmaatregel waarbij werkgevers van sporters aan de RSZ om minnelijke afbetalingstermijnen kunnen verzoeken voor de bijdragen verschuldigd voor het 1ste, 2de en 3de kwartaal 2022, waarbij de bijdrageopslagen, de eventuele forfaitaire vergoedingen wegens het niet-nakomen van de verplichtingen inzake betaling van voorschotten en de verwijlintresten niet worden aangerekend wanneer en voor zover de vastgelegde betalingsmodaliteiten strikt worden nageleefd.
Dit geldt zowel voor de sportlui die vallen onder de wet van 24 februari 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars, als voor zij die niet onder die wet vallen.
Er verandert niets aan de bijdragen voor trainers en scheidsrechters die onderworpen zijn op basis van de wet van 24 februari 1978 of die werken in uitvoering van een arbeidsovereenkomst. Zij werden reeds berekend op hun reële loon.
Wie is de werkgever van wielrenners?
Wielrenners die houder zijn van een vergunning van beroepsrenner, afgeleverd door de Belgische Wielrijdersbond, worden bij de RSZ aangegeven door de Belgische Wielrijdersbond. Voor wielrenners die geen houder zijn van een dergelijke vergunning (bv. sommige buitenlanders), gelden dezelfde regels als voor de andere betaalde sportbeoefenaars.
Bijkomende informatie 1
Bijkomende informatie DmfA - Aangifte van sportbeoefenaars
In DMFA, moet de aangifte van betaalde sportbeoefenaars en gelijkgestelden van de private en publieke sectoren gebeuren als volgt :