Het portaal van de sociale zekerheid gebruikt cookies om de site gebruiksvriendelijker te maken.

Meer weten × Doorgaan

Vers le contenu de cette page

Bevordering van de tewerkstelling in de non-profitsector (sociale maribel)

Een koninklijk besluit van 18 juli 2002 regelt een systeem van bijdragevermindering, hoofdzakelijk voor de non-profitsector. De betrokken sector heeft recht op een forfaitaire vermindering voor iedere werknemer die tijdens het kwartaal ten minste 50 % presteert (33 % voor de sector van de beschutte werkplaatsen en de maatwerkbedrijven) van het aantal arbeidsdagen of arbeidsuren van een voltijdse betrekking. Het is dus geen bijdragevermindering op het niveau van de werkgever, maar wel op het niveau van de sector waarin de werkgever actief is. De bedragen die door deze maatregel vrijgemaakt worden binnen een bepaalde sector, worden aangewend om bijkomende tewerkstelling in de sector te subsidiëren.

Het bedrag van de vermindering wordt door de RSZ zelf berekend en ingehouden bij de betrokken werkgevers en vervolgens doorgestort aan de daartoe opgerichte sociale fondsen. De werkgever moet evenwel rekening houden met deze inhouding sociale maribel om het maximumbedrag aan bijdragen te bepalen dat nog in aanmerking komt voor eventuele andere verminderingen die hij kan toepassen.

De onderstaande tekst is algemeen opgevat en behandelt alleen de invloed van de vermindering op de RSZ-aangifte. Precieze inlichtingen over het systeem van de sociale maribel, krijgt u bij de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, Ernest Blerotstraat 1 te 1070 Brussel (tel. 02 233 41 11).

Informatie over het Fonds Sociale Maribel van de Overheidssector vindt u elders in de RSZ-instructies terug.

Betrokken werkgevers

De maatregel betreft werkgevers die voor hun aangegeven werknemers ressorteren onder de volgende paritaire comités:

  • Paritair Comité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp (318);
  • Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Duitstalige Gemeenschap (318.01);
  • Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap (318.02);
  • Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten (319);
  • Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten van de Vlaamse Gemeenschap (319.01);
  • Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten van de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Duitstalige Gemeenschap (319.02);
  • Paritair Comité voor de beschutte werkplaatsen, de sociale werkplaatsen (327) en de maatwerkbedrijven;
  • Paritair Subcomité voor de Vlaamse sector van de beschutte werkplaatsen, de sociale werkplaatsen en de maatwerkbedrijven (327.01);
  • Paritair Subcomité voor de beschutte werkplaatsen gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap (327.02);
  • Paritair Subcomité voor de beschutte werkplaatsen van het Waalse Gewest en van de Duitstalige Gemeenschap (327.03);
  • Paritair Comité voor de socio-culturele sector (329);
  • Paritair Subcomité voor de socio-culturele sector van de Vlaamse Gemeenschap (329.01);
  • Paritair subcomité voor de federale en bicommunautaire socio-culturele organisaties (329.03);
  • Paritair Subcomité voor de socio-culturele sector van de Franstalige en Duitstalige Gemeenschap en het Waals Gewest (329.02);
  • Paritair Comité voor de gezondheidsinrichtingen en diensten (330), met uitzondering van de werkgevers die onder de omschrijving van het paritair subcomité voor de tandprothese vallen;
  • Paritair Comité voor de Vlaamse welzijns- en gezondheidssector (331);
  • Paritair Comité voor de Franstalige en Duitstalige welzijns- en gezondheidssector (332).

Het toepassingsgebied van de maatregel omvat ook enkele werkgevers die behoren tot de openbare sector.

Voor de werkgevers van de provinciale en plaatselijke overheden betreft het personeel aangegeven onder de volgende NACE-codes (bijlage 31 van  de gestructureerde bijlagen glossarium) : 55202, 79901, 84115, 85207, 85520, 85591, 85592, 85601, 86101, 86102, 86103, 86104, 86109, 86210, 86220, 86230, 86902, 86903, 86904, 86905, 86906, 86907, 86909, 87101, 87109, 87201, 87202, 87203, 87204, 87205, 87209, 87301, 87302, 87303, 87304, 87309, 87901, 87902, 87909, 88101, 88102, 88103, 88104, 88109, 88911, 88912, 88919, 88991, 88992, 88993, 88994, 88995, 88996, 88999, 90012, 90021, 90029, 90031, 90032, 90041, 90042, 91011, 91012, 91020, 91030, 91041, 91042, 93110, 93191, 93199, 94991, 94992, 94993 en 94999.

Betrokken werknemers

Voor de privésector komen enkel de werknemers die onder alle regelingen vallen, in aanmerking voor de inhouding sociale maribel.

Voor de privésector en voor de openbare sector DmfA, moet rekening houden met een inhouding voor iedere werknemer die in het kwartaal ten minste 50 % van het aantal arbeidsdagen of arbeidsuren presteert, voorzien in de betreffende sector voor een voltijdse betrekking. Aan deze voorwaarde is geacht voldaan te zijn indien de prestatiebreuk µ (glob) van de werknemer ten minste 0,49 bedraagt. Het bepalen van µ (glob) gebeurt op dezelfde manier als bij de berekening van de geharmoniseerde vermindering 2004.

In afwijking hierop is voor de beschutte werkplaatsen en de maatwerkbedrijven een minimum van 33 % vereist.

Voor de openbare sector van de provinciale en plaatselijke overheden , betreft het de werknemers van wie het arbeidsregime minstens 50 % bedraagt van een voltijdse betrekking in de betreffende sector.

Bedrag van de vermindering

Vanaf 1 april 2022 bedraagt het forfait:

  • 409,37 EUR voor de werkgevers van het paritair comité voor de diensten van gezins- en bejaardenhulp (318.xx)
  • 507,48 EUR voor de werkgevers van het paritair comité voor de gezondheidsinrichtingen en diensten (330.xx), met uitzondering van de werkgevers die onder de omschrijving van het paritaire subcomité voor de tandprothese vallen (330.03)
  • 498,31 EUR voor de werkgevers die vallen onder het fonds sociale maribel van de overheidssector
  • 540,55 EUR voor werknemers die worden tewerkgesteld in een erkende beschutte werkplaats of een maatwerkbedrijf (categorie 3 structurele vermindering)
  • 504,10 EUR voor alle andere werkgevers voor elke werknemer die onder het toepassingsgebied van de sociale maribel valt.

Vroegere forfaits

  • Vanaf 1 januari 2011 bedraagt de inhouding bij de betrokken werkgevers 387,83 EUR per rechtgevende werknemer.
  • Vanaf 1 januari 2014 bedraagt de inhouding bij de betrokken werkgevers 395,45 EUR per rechtgevende werknemer (398,83 EUR voor PC 330.0. en 397,13 EUR voor overheidssector).
  • Vanaf 1 januari 2016 bedraagt de inhouding bij de betrokken werkgevers 409.37 EUR per rechtgevende werknemer (412,75 EUR voor PC 330.0. en 411,05 EUR voor overheidssector).
  • Vanaf 1 april 2016 bedraagt de inhouding bij de betrokken werkgevers 409.37 EUR per rechtgevende werknemer voor de werkgevers van PC 318.xx, 447.24 EUR voor PC 330.xx, 442,83 EUR voor de overheidssector en 443,86 EUR voor alle andere werkgevers voor hun werknemers die onder het toepassingsgebied van de sociale maribel vallen.
  • Vanaf 1 januari 2018 bedraagt de inhouding bij de betrokken werkgevers 409.37 EUR per rechtgevende werknemer voor de werkgevers van PC 318.xx, 468,67 EUR voor PC 330.xx, 462,57 EUR voor de overheidssector en 465,29 EUR voor alle andere werkgevers voor hun werknemers die onder het toepassingsgebied van de sociale maribel vallen.
  • Vanaf 1 januari 2019 bedraagt de inhouding bij de betrokken werkgevers 409.37 EUR per rechtgevende werknemer voor de werkgevers van PC 318.xx, 486,05 EUR voor PC 330.xx, 478,57 EUR voor de overheidssector en 482,67 EUR voor alle andere werkgevers voor hun werknemers die onder het toepassingsgebied van de sociale maribel vallen.
  • Vanaf 1 januari 2021 bedraagt de inhouding 539,95 EUR voor werknemers die worden tewerkgesteld in een erkende beschutte werkplaats of een maatwerkbedrijf (categorie 3 structurele vermindering)

Voor de werknemers van de provinciale en plaatselijke overheden aangegeven onder NACE-code 88995 (beschutte en sociale werkplaatsen en maatwerkbedrijven) blijft wel het forfait voor het fonds sociale maribel van de overheidssector gelden.

Nazicht van het effect op de bijkomende tewerkstelling

De opbrengst van de sociale maribel moet worden omgezet in bijkomende tewerkstelling en verhoging van het arbeidsvolume, of in een vrijwaring van bedreigde banen. Daarnaast wordt een beperkt deel ook aangewend voor de financiering van verpleegkundigen in de spoeddiensten en diensten intensieve zorg.

Voor precieze inlichtingen over de manier waarop zal worden nagezien of een werkgever van de privésector aan deze voorwaarde voldoet, kunt u zich wenden tot de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg. Werkgevers van de publieke sector, aangesloten bij het Fonds Sociale Maribel van de Overheidssector, vinden meer informatie in de RSZ-instructies.

Te vervullen formaliteiten

De werkgevers moeten niets in hun aangifte vermelden. De RSZ berekent zelf het bedrag van de vermindering.

De werkgevers die behoren tot het paritair comité 330 (gezondheidsinrichtingen en diensten), 331 (Vlaamse welzijns- en gezondheidssector) en 332 (Franstalige en Duitstalige welzijns- en gezondheidssector) moeten bij het invullen van hun aangifte verplicht een verdere onderverdeling gebruiken (desgevallend tot op het niveau onder het Paritair Subcomité).

Toegelaten cumulaties

Per werknemer die het recht opent op de sociale maribel, moet het totaal bedrag van werkgeversbijdragen dat voor de andere verminderingen beschikbaar is, vooraf verminderd worden met het integrale forfaitaire bedrag van de sociale maribel. In afwijking daarvan moet voor de werknemers van een beschutte werkplaats of een maatwerkbedrijf bij de berekening van de werkgeversbijdragen die in aanmerking komen voor de andere verminderingen GEEN rekening gehouden worden met dit forfaitaire bedrag.

Indien er meerdere tewerkstellingslijnen zijn en de prestaties van één van de tewerkstellingslijnen onder het toepassingsgebied van de sociale maribel vallen, wordt het bedrag van de sociale maribel verdeeld rekening houdend met het relatieve aandeel van de prestaties van een bepaalde tewerkstellinglijn in het geheel van de prestaties voor dat kwartaal, gebruik makend van de prestatiebreuken ( µ / µ (glob) ) en dit ook voor de tewerkstellingslijnen waarvoor de prestaties niet onder het toepassingsveld van de sociale maribel vallen.

De vermindering van de sociale maribel is niet cumuleerbaar met volgende doelgroepverminderingen:

  • 'langdurig werkzoekenden' , of één van de voor deze categorie voorziene overgangsmaatregelen,
  • 'gesubsidieerde contractuelen' behalve als het gesubsidieerde contractuelen KB nr 474 betreft ,
  • 'contractuele vervangers openbare sector',
  • 'art. 60 §7 van de OCMW-wet' .

 

De vermindering sociale maribel is cumuleerbaar met de doelgroepvermindering ‘gesubsidieerde contractuelen plaatselijke besturen’ (KB nr. 474), maar wordt beperkt tot loonmatigingsbijdrage van 5,67% of 6,07%.

 

De opgesomde verminderingen kunnen dus integraal worden toegepast, zonder voorafgaandelijk het bedrag van de sociale maribel in mindering te brengen. Indien er meerdere tewerkstellingslijnen zijn en voor een tewerkstellingslijn één van de opgesomde verminderingen wordt toegepast, moet er voor geen van de tewerkstellingslijnen voor deze werknemer rekening gehouden worden met de inhouding sociale maribel.