Het portaal van de sociale zekerheid gebruikt cookies om de site gebruiksvriendelijker te maken.

Meer weten × Doorgaan

Vers le contenu de cette page

De aangifte van de bijdragen verschuldigd door de werknemers die slachtoffer zijn van een arbeidsongeval of een beroepsziekte

De onderstaande uitleg is alleen van belang voor:

  • de verzekeringsinstellingen tegen arbeidsongevallen;
  • het Federaal agentschap voor beroepsrisico's (Fedris) - beroepsziekten;
  • de werkgevers die inzake arbeidsongevallen voor hun eigen verzekering instaan.

De werknemers die recht hebben op een rente, vergoeding, bijslag of kapitaal ingevolge een arbeidsongeval of een beroepsziekte, en die op het ogenblik van het ongeval of het ogenblik van de laatste blootstelling aan het beroepsrisico, bij de RSZ werden aangegeven omdat zij geheel of gedeeltelijk onder toepassing van de socialezekerheidswet van 27 juni 1969 vielen, blijven verplicht aan de RSZ de bijdragen te betalen die hen door die wet zijn opgelegd.

Het gaat hier alleen om de werknemers die op het ogenblik van het ongeval of van de laatste blootstelling, vielen onder de private wetgeving inzake arbeidsongevallen en beroepsziekten (voor wie dus de bijdragen voor die sectoren aan de RSZ betaald moeten worden). De meeste personeelsleden uit de openbare sector vallen onder de specifieke regeling arbeidsongevallen en beroepsziekten van de overheidsector (wet van 3 juli 1967). Zij zijn dus niet beoogd door wat volgt.

De bijdrage is beperkt tot de sectoren waaraan zij onderworpen waren op het ogenblik van het ongeval of van de laatste blootstelling aan het beroepsrisico. Naargelang hun hoedanigheid op dat ogenblik, bedragen de bijdragen verschuldigd door de getroffenen dus:

  • arbeiders, bedienden, betaalde sportbeoefenaars en dienstboden: 13,07 %;
  • geneesheren in opleiding tot geneesheer-specialist: 4,70 %;
  • jongeren gedurende de periode die eindigt op 31 december van het kalenderjaar waarin zij 18 jaar worden: 5,57 % (hetzelfde percentage ook gebruiken tot eind 2003 voor de personen gedurende de periode van deeltijdse leerplicht).

Deze percentages zijn onveranderd geldig vanaf het derde kwartaal 1992.

Opmerkingen:

  • Voor betaalde sportbeoefenaars (uitgezonderd de houders van een vergunning van beroepsrenner afgeleverd door de Belgische Wielrijdersbond), die het slachtoffer zijn van een arbeidsongeval van voor 1 januari 1998, is de bijdrage 11,05 %
  • Voor houders van een vergunning van beroepsrenner, door de Belgische Wielrijdersbond afgeleverd, die het slachtoffer zijn van een arbeidsongeval van voor 1 januari 1985, is de bijdrage 11,05 %
  • Voor dienstboden die het slachtoffer zijn van een arbeidsongeval van voor 1 april 1983, is de bijdrage 12,20 %
  • Op de bijslagen ten laste van het Federaal agentschap voor beroepsrisico's (Fedris) - arbeidsongevallen, is de inhouding 13,07 %.
  • De bijdrage is eveneens verschuldigd door de bovengrondse en ondergrondse arbeiders die vielen onder de besluitwet van 10 januari 1945 voor mijnwerkers. Voor hen bedraagt ze 14,12%. Dit percentage geldt tot het vierde kwartaal van 2002. Vanaf het eerste kwartaal van 2003 is de besluitwet van 10 januari 1945 opgeheven en geldt ook voor mijnwerkers een bijdrage van 13,07%.
  • Vanaf 1 oktober 2019 bedraagt de bijdrage 5,34 % voor de gepensioneerde hand- en hoofdarbeiders zoals bedoeld in artikel 2, §1 van het koninklijk besluit van 12 december 2006 tot uitvoering van artikel 42 bis van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 en in artikel 2 van het koninklijk besluit van 13 december 2006 tot uitvoering van artikel 66 van de wetten betreffende de preventie van beroepsziekten en de vergoeding van de schade die uit die ziekten voortvloeit, gecoördineerd op 3 juni 1970 of als het slachtoffer de leeftijd van 65 jaar bereikt heeft. Voor wie een lagere bijdrage verschuldigd is verandert er niets. Indien het gaat om jaarlijkse betalingen in het kader van een arbeidsongeval, geldt het verlaagde percentage pas vanaf 1 januari 2020.

 

Voor erkende of industriële leerlingen, stagiairs in opleiding tot ondernemingshoofd en personen gebonden door een overeenkomst voor socio-professionele inschakeling, worden geen werknemersbijdragen ingehouden indien zij het slachtoffer zijn van een arbeidsongeval of een beroepziekte, overkomen vóór 1 januari 2004. Zij vielen in die periode weliswaar onder de wet van 27 juni 1969, maar voor hen werden geen werknemersbijdragen ingehouden.

Voor ongevallen of beroepsziekten overkomen vanaf 1 januari 2004, moeten voor dezelfde categorieën van leerlingen en stagiairs evenmin bijdragen worden ingehouden in de periode die eindigt met het vierde kwartaal van het jaar waarin zij 18 jaar oud worden.

Voor deze bijdrage gelden inzake datums van doorstorten van voorschotten en saldo's dezelfde regels als voor de gewone socialezekerheidsbijdragen. De volgende gegevens moeten worden meegedeeld: de aard van de vergoeding, de graad van ongeschiktheid en het bedrag van de vergoeding.